inzicht en geweten vorm en inhoud te geven aan het burge meestersambt. Bij voortduring heb ik beseft, hoezeer ik hierdoor bevoorrecht was, doch niet minder tot hoeveel dit verplichtte, zowel te Abcoude in de zwarte bezettings jaren, als in de turbulente tijd te Soest daarna. Dat daarbij eigen tekortkomingen en beperkingen als hinderlijk ervaren werden, is evident. Dames en heren. In dit uur dringen zich de stem van het hart en die van het verstand beide naar voren, doch de eers te wel heelnadrukkelijk. Gevoelens van dankbaarheid, dank baarheid voor wat mijn vrouw en ik deze jaren vanuit de be volking hebben mogen ervaren; voor de blijken van hartelij ke en vriendschappelijke gevoelens; voor de welwillendheid waarmede men ons tegemoet gekomen is; voor de openheid tot luisteren; voor de herhaaldelijk getoonde bereidheid om in onderscheidene groeperingen samen te werken; voor de avond van 5 mei waarop dit alles nog eens uitbundig gema nifesteerd werd, waarbij de vele verenigingen en andere me dewerkers zich hebben willen voegen in een patroon; dank voor alle overleg, arbeid en zorg hieraan besteed Ik acht het een groot voorrecht, omringd door zoveel har telijkheid, afscheid te nemen, hoewel deze op zichzelf het uit uw kring treden niet gemakkelijker maakt. Mijnheer de loco-burgemeester. Begin december hebben wij mijn 25-jarig burgemeesterschap hier herdacht en u hebt mij bij die gelegenheid bijzonder hartelijk toegesproken. Ik heb mij voor vanmiddag afgevraagd, wat er - u had immers in december uw kruit verschoten - nu nog zou komen. Mijn heer De Haan, ik dank u heel hartelijk voor wat u nog hebt willen toevoegen aan hetgeen u begin december gezegd hebt. In het dagelijks bestuur van de gemeente komt het meest naar voren de rechtsbedeling aan de verschillende burgers. Zij komen met hun verzoeken, moeten vergunningen heb ben voor het een of ander - bouwvergunningen enz, - en dan vindt er in het college het afwegen plaats: kan de vergun ning wel of niet worden verleend? Ogenschijnlijk gaat het hier om een heel eenvoudige zaak. Er zijn voorschriften, er zijn wetten en deze moeten worden toegepast. Er komen dan goede pre-adviezen van de afdelingen. Men zou dan bij na opmerken: Wat moet het college dan nog anders doen dan "ja" zeggen? In werkelijkheid ligt de situatie heel an ders. Er is een Romeinse rechtsregel "suum cuique tribuere", ieder het zijne geven. Dit klinkt dan erg prettig in het ge hoor, maar om vast te stellen wat "het zijne" is, is niet zo eenvoudig en wanneer het er überhaupt niet is, zoals bij woningen, dan is de zaak dikwijls nog moeilijker. Er is een ander Romeins adagium "summum jus, summa injuria", dat wil zeggen: wanneer wij de rechtsvoorschriften tot in de uiterste consequentie toepassen, kunnen wij on recht begaan. Toch zijn er aan de ene kant die regelen van het recht die toegepast moeten worden. Wijkt men daarvan af, dan is er een precedent geschapen. Om tot rechtvaardige beslissingen te komen, worden wij iedere keer weer gedwon gen, ons tot in details - dikwijls ook van persoonlijke aard - van de betrokken kwestie te verdiepen Daarvoor is ons al ler spreekuur zo nuttig. Degenen die afhankelijk zijn van on ze beslissingen, moeten de gelegenheid krijgen om onder vier ogen nog eens hun belangen en de bijzondere kanten van die belangen te belichten. Dit alles beslaat een groot ge deelte van het werk dat in het college wordt gedaan. De raad ziet daarvan eigenlijk alleen maar de pre-adviezen die van ons naar de raad uitgaan, maar dit betreft maar een heel klein gedeelte van het werk. Wanneer ik u nu bedank en in u ook het gehele college voor onze manier van werken, dan is het ook hiervoor dat al deze detailkwesties die voor de in dividuele burgers soms levenskwesties zijn, met zoveel zorg zijn behandeld. Mijnheer De Haan. U hebt mij nu verrast met de gouden ere penning van de gemeente. Ik heb zelf in het verleden her haaldelijk deze penning mogen uitreiken aan burgers onzer gemeente, omdat zij als burger bijzondere verdiensten hadden verworven, omdat zij blijk hadden gegeven van burgerzin, of omdat zij veel gedaan hadden dat buiten hun eigenlijke werk- en levenssfeer lag. Nu krijg ik deze penning, ik ben er bijzonder mee vereerd, maar Ja, ik zal haar wel aanvaar den, maar ik doe dit met een zekere schroom, omdat het geen ik heb gedaan gewoon mijn werk hier was. Ik moet haar dan maar aanvaarden met de gedachte dat men tevre den over mijn werk is geweest en het geschenk zien als een blijk van waardering. Ik ben er bijzonder dankbaar voor. Bij ons werk - de heer Van der Sluis heeft daarop reeds ge wezen - zitten wij in grote en snelle ontwikkelingen. Soest wordt veel groter. Ik heb herhaaldelijk gezegd dat ik veel meer een dorpsburgemeester ben dan een burgemeester van zo'n grote gemeente. Dit spruit hieruit voort: omdat de in termenselijke verhoudingen bij mij zo zwaar wegen, weegt ook de menselijke schaal in onze samenleving bij mij zo zwaar. Door de enorme uitbreidingen en massabouw dreigen wij de menselijke schaal uit het oog te verliezen en daardoor devereenzaming van de mens. Wij willen onze eigen identi teit bewaren, wij willen ook de identiteit van onze samenle ving, van ons dorp, van onze gemeente bewaren. Dat is een zaak die bij mij zwaar gewogen heeft. Ik heb als symbool van de identiteit van Soest dikwijls beschouwd de oude kerk met wat eromheen ligt. Ik heb gemerkt dat vele Soesters dat langzamerhand ook zo zijn gaan zien en ook velen van bui ten Soest. Nu is het een beetje verdrietig voor een burge meester dat hij bijna nooit wat afmaakt, waarmede hij zelf aangevangen is. Je komt in het werk dat voor je begonnen is, je werkt eraan, je maakt het wel eens af, je werkt door en je stapt weer uit werk, dat anderen beëindigen. Ik heb in het college herhaaldelijk gezegd dat ik na mijn ambtelijke dood niet wil regeren, dat ik mij niet meer met de zaken zal bemoeien, dat ik niemand voor de voeten zal lopen. Zo is het voltooien van het buurtje om de oude kerk niet meer voor mij weggelegd. Maar dit wil niet zeggen dat ik op dit punt nog niet een paar wensen heb. Eén van deze wensen is dat - wensen mag je altijd uiten - de pomp die daar vroeger heeft gestaan en die wegens bouwvalligheid is weg gehaald, er nog weer eens terugkomt. Het toekomstige ge meentebestuur zal dan wel zien of dit gebeurt, maar om u aan deze wens te herinneren, heb ik gemeend aan u cadeau te moeten doen de kraan, waaruit het water van de pomp straks te voorschijn zal moeten komen. De kraan zal voor lopig wel opgeborgen worden, maar wanneer die dan weer eens uit een kast wordt gehaald, zal men zich wellicht her inneren: Oh ja, dat is waar, aan die kraan moet nog een pomp worden gemaakt. Hierna overhandigt de voorzitter de kraan van de toekoms tige dorpspomp aan de heer De Haan. (Applaus) De VOORZITTER: Mevrouw Oranje! U hebt ook gememo reerd dat de samenwerking met de raad goed is geweest. Ik heb wel begrepen dat u er gevoel voor hebt, dat het niet al tijd even gemakkelijk was. Wij hebben echter nooit aan el- kaars eerlijke bedoelingen behoeven te twijfelen. Het is in derdaad zo dat als er verkiezingen waren geweest, er een nieuwe raad kwam met mensen die het raadswerk nog niet kenden, die ik persoonlijk niet kende en dan moest men maar weer afwachten of het mogelijk was, dat de individue le raadsleden zich samen tot een team konden vormen. Ik kan niet anders zeggen dan dat dit iedere keer weer is ge lukt. Wanneer ik de raadsleden hier om mij zie, dan zijn het allemaal de afzonderlijke personen die met grote ernst ver- 66

Historische kranten - Archief Eemland

Notulen Raad Soest | 1972 | | pagina 67