merken, dat de voorzitter het niet begrepen heeft. Hij wijst erop dat het in de vorige vergadering ging over de woningen aan de Molenstraat en dat hij toen een zelfde situatieheeft gesuggereerd als die welke men nu ten aanzien van Soesterberg in wil gaan. Toen hij daar bij een parallel met het Kerkpad trok, werd hem even wel gezegd: Nee, dat kan niet, want dat is een andere situatie. Maar wat hem betreft is vandaag de situatie precies hetzelfde als ze destijds ten aanzien van de Molenstraat was. De VOORZITTER merkt op dat er wel het wezenlij ke verschil is, dat wat de Molenstraat betreft nog moet worden begonnen en de organisatievorm pas gaat draaien - en wel op een geheel andere basis, omdat het daar het verdwijnen van de woningen zonder meer betreft - en dat wat Soesterberg betreft het de afwik keling is waarover men verschil van mening heeft. De heer VAN EE vraagt of men met betrekking tot de Molenstraat in de toekomst iets soortgelijks kan ver wachten als waarmede men nu met betrekking tot Soesterberg is geconfronteerd. De VOORZITTER antwoordt dat hij dat niet weet en dat het ervan afhangt hoe de situatie met betrekking tot de Molenstraat zich zal ontwikkelen. Ten aanzien van de Molenstraat heeft men, geleerd uit de ervarin gen in Soesterberg, de zaak wat anders van opzet ge maakt. Spreker neemt aan dat vooral de woonruimte commissie uit de gemeenteraad hierover nog wel het een en ander te horen zal krijgen in verband met be paalde gedachten die het college heeft om ten aanzien van de Molenstraat de zaak wat anders aan te pakken, omdat het er wezenlijk anders is doordat het zonder meer het verdwijnen van de huizen betreft en boven dien omdat uit de hele gang van zaken in de eerste fa se wordt geleerd. Maar het is op dit moment nog niet te zeggen hoe die zaak zich verder zal ontwikkelen; daarop zijn vele factoren van invloed. Spreker zal graag vernemen of de raad ermede in stemt dat wat Soesterberg betreft de zaak wordt aan gepakt op de door hem geschetste wijze. De heer VAN POPPELEN zegt dat hij zich geroepen voelt nog een enkele opmerking te maken nu de heer Van Ee er bepaald een soort politieke zaak van dreigt te maken. De heer VAN EE merkt op dat hij er helemaal geen politieke zaak van maakt. De heer VAN POPPELEN zegt dat toen het inde vori ge vergadering over de woningen aan de Molenstraat ging, de heer Van Ee in eerste instantie begon met te verwijten dat er voldoende bekendheid aan de zaak was gegeven. In een latere instantie heeft de heer Van Ee er toen het Kerkpad bijgehaald, waarmede de heer Van Ee volkomen op het verkeerde spoor kwam. Dat was toen voor spreker aanleiding om daarop te reage ren. In de notulen van de vergadering van 20 april j.1. kan men wat een en ander betreft o.a. het volgende lezen. "Hij" (de heer Van Ee) "herinnert eraan dat, toen er een Kerkpadcommissie was, het desbetreffende pro bleem in zijn totaliteit met alle betrokkenen is be sproken. Hij vraagt zich af of dat in het onderhavige geval ook is gebeurd. De heer VAN POPPELEN meent dat de heer Van Ee nu een fout maakt, aangezien er met betrekking tot het Kerkpad sprake was van een gemeenschappelijk beleid en het in het onderhavige geval gaat over een vereniging die in vrijheid haar leden kiest". De vorige keer ging het om een vereniging. Bij hetgeen de heer Pieren nu heeft gesteld, komen er ook facet ten aan de orde die het gemeenschappelijke beleid wel raken, namelijk o.a. ten aanzien van grondprijzen, het sociale beleid en de subsidiëring door de gemeente. Dit betreft iets anders dan hetgeen ten aanzien waarvan de heer Van Ee nu weer verwarring tracht te stichten. Nu wat Soesterberg betreft de zaak op het gemeenschap pelijke vlak ligt, ziet ook de K. V.P.-fractie zeer graag, dat in een gesprek met diverse commissies en met de bewoners de op het gemeenschappelijke vlak liggende punten gemeenschappelijk worden doorgepraat om zo snel mogelijk tot een oplossing te komen. Indertijd is er met betrekking tot de spoorwegover gang overleg met de agrarische commissie geweest en daaruit is zeer veel goeds voortgekomen. Ook ten aan zien van andere zaken is er overleg met commissies ge weest en ook toen heeft dat tot een vlot verloop van zaken geleid. Tot slot zegt spreker dat zijn fractie achter het voor stel van de PAK-fractie staat en de onduidelijkheden van de heer Van Ee verwerpt. De heer PIEREN zegt dat de heer Van Ee zijn opmer kingen waarschijnlijk niet zou hebben gemaakt en te vreden zou zijn geweest als de voorzitter even duide lijk had gemaakt, dat het krotopruimingsfonds door de gemeente beheerd en verdeeld wordt. Hij meent dat ook hieruit wel blijkt, dat men met een gecompliceer de materie heeft te maken. Dat blijkt z.i. ook uit het feit dat er is gezegd: "De grond is van ons" en dat er is gevraagd: "Hoe zit het met de aflossing? In ver band daarmede is het inderdaad zeer gewenst dat alle betrokken partijen met elkaar om de tafel gaan zitten om de zaak uit te praten. Uit een opmerking van de voorzitter heeft spreker be grepen, dat er in bepaald opzicht iets van de rijksover heid valt te verwachten. Hij zal graag vernemen aan welke termijn daarbij moet worden gedacht en wan neer de meerbedoelde besprekingen met de bewoners zullen plaatsvinden. Hij zou het betreuren als wegens vakanties het aantal deelnemers aan die besprekingen zeer beperkt zou zijn. De besprekingen dienen z.i. goed en doelmatig te worden voorbereid, opdat alle betrok ken partijen de gelegenheid zullen krijgen er hun inbreng in naar voren te brengen. De heer VAN EE betreurt de wijze waarop hetgeen hij naar voren heeft gebracht door de heer Van Poppelen is geïnterpreteerd. Hij vermoedt dat er even een com municatiestoornis is geweest. Hij wijst erop dat hij ei genlijk slechts een heel simpele vraag heeft gesteld, na melijk: In hoeverre is deze zaak anders dan de vorige? Hij heeft beslist niet het gevoel dat hij aanleiding heeft gegeven voor de, door de heer Van Poppelen gemaakte opmerkingen. Voor het overige is hij het er volledig mee eens, dat de betrokkenen in het onderhavige pro bleem worden gehoord. De VOORZITTER zegt dat hij ervoor voelt, de discus sie nu af te ronden, met inachtneming van de gedane toezeggingen. Hij voegt hieraan toe dat met de opmer kingen van de heer Pieren in zoverre rekening zal wor den gehouden, dat het college zal trachten een zo groot mogelijk gezelschap op het meest geschikte tijd stip bijeen te roepen en zal bevorderen, dat er dan ook zoveel mogelijk gegevens en raadsleden aanwezig zul len zijn. 72

Historische kranten - Archief Eemland

Notulen Raad Soest | 1972 | | pagina 77