ten valt dan ook dat niet alle provincies aan de wens
van de minister van binnenlandse zaken zullen vol
doen om de structuurschets in te sturen Het volijve
rige provinciale bestuur van Utrecht wil dat waar
schijnlijk wel.
Uit de discussie blijkt dat de gedachten van de raad
uitgaan naar een gewest dat overeenkomt met het hui
dige Samenwerkingsorgaan Eemland. De raad meent
dat men voorzichtig moet zijn wat de toelating van
andere gemeenten betreft. Het samenwerkingsorgaan
zal zelf moeten nagaan met welke taken het zich zal
bezighouden. In een brief aan het provinciaal be
stuur kunnen deze punten en de, in de zomer van
1972, ter zake de gewestvorming door de raad ontwik
kelde gedachten worden opgenomen.
De heer VAN EE zegt dat de heer Oldenboom terecht
de vierde bestuurslaag van de hand heeft gewezen. In
dit verband zij opgemerkt, dat er geen geld moet wor
den gevraagd voor de taken die de, in het samenwer
kingsorgaan, verenigde gemeenten gaan combineren.
Zo'n gecombineerde taak moet beter en efficiënter
worden uitgevoerd met het geld dat de gemeenten be
sparen.
De VOORZITTER meent dat er over dit punt in
principe ook de vorige keer geen vetschil van mening
bestond tussen de heer Van Ee en het college. Een
mens wordt op den duur echter voorzichtig Spreek
ster herinnert er aan dat zij de vorige keer reeds heeft
gezegd, dat in de praktijk is gebleken, dat samenwer
kingsverbanden, als onder meer de Rijnmond, kapita
len hebben verslonden, omdat het noodzakelijk is een
apparaat op te bouwen. Er worden veelal ook andere
externe deskundigen aangezocht. In sommige geval
len blijken externe deskundigen zo duur te zijn, dat
men van het gebruik maken van hun diensten moet
afzien. Daarmede zal de raad binnenkort wel worden
geconfronteerd. Misschien is men dan op het juiste
moment gekomen om zelf wat werk te gaan doen
voor het samenwerkingsverband.
In principe is het college het eens met hetgeen de
heer Van Ee stelt, maar in de praktijk zou er sprake
zijn van een novum, wanneer het Samenwerkingsor
gaan Eemland kans zou zien samen te werken zonder
dat zich in de eerste termijnen kostenverhogingen
voordoen. Het pogen is echter schoon. De heer Van
Ee moet niet denken dat het college het niet graag zou
willen proberen. Het vreest alleen dat het niet lukt.
Met betrekking tot de stukken wordt hierna besloten
overeenkomstig hetgeen daaromtrent door burgemees
ter en wethouders is voorgesteld
d. Brief van 11 december 1972 van mevrouw M. de
Graaf-Velthuis te Soest c.s met betrekking tot het
in de periode van 29 januari tot 8 februari a.s. te
houden bevolkingsonderzoek op longaandoeningen,
met het voorstel deze brief te beantwoorden conform
de bij de raadsstukken ter inzage liggende ontwerp-
brief.
De heer PIEREN zegt dat in een brief van het plaatse
lijk comité van Herwonnen Levenskracht van 12 janua
ri jl. - deze brief is gericht aan het college, terwijl een
afschrift is gezonden aan de wijkraad Soesterberg en
de raadsleden Storimans, Verheus en Pieren - wordt
vermeld, dat de kosten van het onderzoek zijn gesteld
op f. 6,- per persoon Na ingewonnen informatie heeft
genoemd comité vernomen, dat de werkelijke kosten
van het onderzoek bedragen: boven 100 personen
f. 2,50 per persoon; van 41 tot 100 personen f. 2,50
per persoon; van 11 tot 40 personen f. 3,50 per per-
10
soon en tot 10 personen f. 5, per persoon.
Het plaatselijk comité Herwonnen Levenskracht zal
graag vernemen waarom in Soest de bijdrage f, 6,- per
persoon bedraagt. Kan het college ter zake nadere me
dedelingen doen'
Mevrouw ORANJE ENTINK zegt dat de brief van
mevrouw De Graaf c s, is geschoven naar aanleiding
van een publicatie in het gemeentelijke voorlichtings
blad Dat is het zoveelste bewijs van het feit, dat dit
blad zorgvuldig wordt gelezen.
Het concept-antwoord op de brief van mevrouw De
Graaf c.s is mooi Er wordt een historisch overzicht
gegeven van het borstonderzoek. In de brief wordt ge
zegd dat het op dit moment aanbeveling verdient man
nen boven 40 jaar aan een borstonderzoek te onder
werpen.
Het is voorstelbaar dat het antwoord van het college
bij de vrouwen aldus overkomt: „Hou je nu maar zoet
zus, je loopt niet zo'n vreselijk gevaar De mannen lo
pen achtmaal meer risico dan jij zelf."
Spreekster herinnert eraan dat zij tijdens het begro-
tingsonderzoek een vr aag heeft gesteld aangaande het
onderzoek van vrouwen op meer op deze sekse gerich
te kwalen De brief kan dan ook wellicht een beetje
in positieve zin worden aangevuld door te vermelden,
dat er in verschillende Nederlandse gemeenten onder
zoekingen plaatsvinden naar specifiek vrouwelijke
kwalen, dat resultaten van deze onderzoekingen nauw
lettend zullen worden gevolgd en dat daarop zodra
mogelijk direct zal worden ingespeeld. Dan is er min
der sprake van een zoethoudertje, omdat in uitzicht
wordt gesteld dat ook de gezondheid van de vrouw,
die naar spreekster meent even waardevol is als de ge
zondheid van de man, goed zal worden bewaakt.
De heer VERHEUS merkt op dat in het concept-ant
woord staat dat mannen, wat het krijgen van longaan
doeningen betreft, achtmaal zoveel risico lopen als
vrouwen. Mevrouw De Graaf heeft in haar brief ech
ter een argument aangehaald dat hem net zoveel aan
spreekt als het argument van het achtmaal grotere
risico Mevrouw De Graaf stelt dat veel mannen in het
bedrijf waar zij werkzaam zijn jaarlijks op longaan
doeningen worden gecontroleerd. Dat gebeurt niet
met vrouwen. Daaruit blijkt dat het verstandig is juist
vrouwen te onderzoeken, omdat zij nooit op longaan
doeningen worden onderzocht Is het mogelijk man
nen en vrouwen boven 40 jaar te laten onderzoeken?
De heer OLDENBOOM zegt gisteren te zijn gecontro
leerd Vrouwen en mannen werden gecontroleerd. Er
zijn derhalve kennelijk argumenten aan te voeren om
allen over één kam te scheren.
De heer LEVINGA zegt dat hij als rijksambtenaar
niet alleen wordt opgeroepen voor een borstonder
zoek, maar dat ook zijn echtgenote is opgeroepen.
Hij veronderstelt derhalve dat alle echtgenotes van
rijksambtenaren eveneens worden onderzocht
Wethouder EBBERS: Niet allen
De heer VAN POPPELEN: En hun kinderen boven
achttien jaar.
Wethouder DE HAAN zegt dat het zinvol kan zijn
om de door mevrouw Oranje bedoelde mededeling
aan de brief aan mevrouw De Graaf toe te voegen.
In dat geval dient de raad het college echter te mach
tigen om deze passage toe te voegen.
De vraag kan worden gesteld of mannen niet nog een
veel groter risico zouden lopen, wanneer er geen be-
drijfsdoorlichtingen zijn Bij vele bedrijfsdoorlichtin-