Wethouder EBBERS zegt om een drietal redenen
voor handhaving van de anti-speculatiebepaling te
zijn. Wanneer de mensen inderdaad niet willen ver
huizen, treft de anti-speculatiebepaling deze mensen
niet. De mensen die het huis niet willen kopen, blij
ven gewoon in hun huis wonen. Van deze mensen
zou kunnen worden verwacht dat zij terecht in de be
trokken woningen wonen, omdat zij de koopprijs niet
kunnen betalen. De anti-speculatiebepaling moet wel
worden opgenomen voor de mensen die de huizen
met speculatieve doeleinden kopen. Daarenboven zal
een raadsbesluit als het onderhavige zonder anti-
speculatiebepaling door gedeputeerde staten wellicht
worden afgewezen, omdat een dergelijk raadsbesluit
niet in het belang van de gemeente kan worden ge
acht. Ook met dat praktische punt dient rekening te
worden gehouden.
In de financiële commissie is reeds gesproken over
wat het college van plan is te doen met de vrijkomen
de gelden. In mondelinge gesprekken zijn met het
ministerie verschillende mogelijkheden afgecheckt.
Het zal bijv. mogelijk zijn om woningbouwcorpora
ties geld te lenen tegen een lage rente, waardoor er
lagere huren kunnen ontstaan. Ook door het uitgeven
van grond in erfpacht en het verlagen van de erf
pachtscanon zal het mogelijk zijn tot een lagere huur
te geraken. Het voordeel van de sociale woningbouw
is dat de gemeente wat de doorstroming betreft een
vinger in de pap houdt. Er heeft nog geen uitwerking
van deze mogelijkheden plaats gehad, zodat niet be
kend is of het ministerie met een van beide mogelijk
heden akkoord gaat. Afgewacht zal moeten worden
of het beleid van de rijksoverheid niet zal worden
doorkruist. Van te voren zal bekend moeten zijn wat
wel en wat niet kan.
In het verleden was spreker van mening dat de huizen
zonder meer moesten worden verkocht, maar thans
wordt hij dagelijks geconfronteerd met de huisves
tingsproblematiek. Hij is dan ook thans van mening
dat de huizen eigenlijk niet moeten worden verkocht.
Uit de tweede alinea van het voorstel blijkt dat het
college eigenlijk meent dat de huizen niet moeten
worden verkocht, maar nu de sneeuwbal eenmaal aan
het rollen is gegaan wil het college loyaal medewer
king verlenen. Hij wil echter blijven pleiten voor
handhaving van de anti-speculatiebepaling.
Mevrouw KORTHUIS-ELION zegt dat het niet zo
erg is dat er moet worden gesproken van een wissel
op de toekomst, want besturen is ten slotte vooruit
zien. Er zal echter geen sprake dienen te zijn van
langebaanwerk. De in de financiële commissie ge
noemde mogelijkheden moeten zo snel mogelijk
schriftelijk worden afgetast met het ministerie.
De heer VAN POPPELEN merkt op dat de bewoners
dienen te weten waarom hen is gevraagd naar de
hoogte van hun inkomen. Hij meent dat de mensen
die een enquêteformulier hebben gekregen recht
hebben op beantwoording van deze vraag.
Over het uitgeven van grond in erfpacht dient niet te
lichtvaardig te worden gedacht. Het verdient aanbe
veling de kwestie van het uitgeven van grond in studie
te nemen, maar deze materie dient niet te worden
betrokken bij de onderhavige zaak. Wanneer de grond
in erfpacht zou worden uitgegeven, zou de financie
ring van het geheel nog moeilijker worden voor de
betrokken bewoners. Financiering door de adspirant-
koper zal in dat geval minimaal mogelijk zijn. Alleen
voor de kapitaalkrachtigen zal financiering mogelijk
zijn.
De twee door de heer Ebbers genoemde mogelijkheden
komen duidelijk ten goede aan de sociale woning
bouw. Wellicht dat in de commissie nog meer sugges
ties naar voren zullen komen.
Ook de bevolking zal suggesties moeten kunnen aan
dragen. Het eigen-woningbezit is een belangrijke
zaak. Daarom zal de gemeente zo snel mogelijk over
gronden moeten beschikken, waardoor de mensen
die thans geen kans hebben, elders een woning kun
nen kopen.
Nogmaals zij opgemerkt dat in het onderhavige geval
niemand zal worden gedwongen de woning te kopen.
De fractie meent dat degenen die willen kopen, een
kans moet worden geboden.
De heer JONKER constateert dat anderen niet veel
enthousiasme opbrengen om de huizen vrij op naam
te verkopen. Terecht heeft de heer Van Vloten opge
merkt dat er wat weinig aan de bewoners zelf is ge
dacht. Het is gemakkelijk om te zeggen dat er spra
ke is van schertsprijzen, wanneer men nagaat hoe de
prijzen voor huizen inmiddels zijn gestegen. Maar
men zal die prijs maar moeten opbrengen!
De VOORZITTER: Dat hoeft niet.
De heer JONKER: Akkoord, men hoeft niet. Maar
wanneer men graag een huis wil kopen en wanneer
men van het aanbod wil gebruik maken, zal moeten
worden nagegaan welke lasten moeten worden opge
bracht. Het te betalen bedrag zal fors omhoog gaan.
Stel dat iemand f. 25.000,- heeft liggen. (Niet veel
mensen zullen dat bedrag hebben). De lasten zullen
in dat geval f. 400,- tot f. 500,- per maand bedra
gen. (Tweederde hypotheek en een rente van 9%).
De heer VAN POPPELEN: En aftrek van de belastin
gen.
De heer JONKER: Dan komt u inderdaad iets lager
uit, maar het maandelijks te betalen bedrag ligt tus
sen de f. 400,- en f. 500,- in. De Rabo-Bank kan het
u precies voorrekenen.
Voortgaande zegt spreker dat degene die een hoger
bedrag moet financieren misschien bij een levensver
zekeringsmaatschappij terecht moet. Dan zal er re
kening moeten worden gehouden met een last van
plus minus f. 800,- per maand. Zo'n last is bijzonder
hoog.
De heer VAN POPPELEN: Dat is niet juist. De heer
Jonker geeft nu verkeerde voorlichting. Ik heb in
eerste instantie gevraagd om duidelijk aan te geven op
welke wijze de zaak goedkoop kan worden gefinan
cierd. Door hetgeen de heer Jonker zegt, worden de
mensen afgeschrikt.
De heer JONKER: Ik geloof dat wij er niet mee zijn
gediend om hier verstoppertje te spelen. Ik heb meer
met dit soort zaken te maken gehad. Wanneer men
reëel rekent (ik heb mijn berekening laten verifiëren
door een deskundige), dan komt men terecht bij de
bedragen die ik heb genoemd. Zo'n vrij-op-naam-
clausule zou f. 50,- per maand schelen. Dat kan
mijns inziens mensen net over de streep helpen.
Voortgaande zegt spreker dat hij met de heer Olden-
boom een boeiende discussie zou kunnen aangaan
over de prijselasticiteit. Het inkomen is in dit geheel
bijzonder relevant. Met het kindertal is er sprake van
een bepalende factor voor de plaats op de vraagcurve.
Helaas is de vraag naar het inkomen slechts door een
bepaald aantal mensen beantwoord.
125