een uitvoeringsmaatregel is voorzien, namelijk dat de
heffing wordt opgelegd en in drie keer wordt ingevor
derd, en ik dacht dat wij dan niet van de provincie kun
nen eisen dat zij de invordering zo lang stopt. Wij vragen
wel om een snelle behandeling van de beroepschriften.
Wanneer ze worden ingewilligd, krijgen degenen van
wie ten onrechte is geheven, het betaalde terug. Ik ge
loof dat we net te ver zouden gaan als we stopzetting
van de invordering zouden eisen.
De heer LEVINGA: Het is in het algemeen toch wel ge
bruikelijk, dat als je een bezwaarschrift indient, ook
uitstel van betaling kan worden verkregen totdat er op
het bezwaarschrift beslist is.
De VOORZITTER: Dat kunnen de inwoners van Soes-
terberg wel zelf doen, maar dat kan door ons niet via
een motie van de raad worden gedaan. Iedere bezwaar
de kan daarbij tegelijkertijd uitstel van verdere betaling
vragen totdat er op bezwaren is beslist.
De heer LEVINGA: Ja, in de financiële commissie heb
ik ook al gezegd, dat feitelijk iedere bewoner persoon
lijk een bezwaarschrift moet indienen.
De VOORZITTER: Dat moet inderdaad gebeuren.
Wij kunnen alleen moties aannemen. Wij kunnen niet
voor alle bewoners van Soesterberg een bezwaarschrift
indienen.
De heer LEVINGA: Men moet niet het idee hebben dat
de motie voldoende is.
De VOORZITTER: Nee, men moet niet het idee krijgen
dat de gemeenteraad het werk opknapt. Alle betrokke
nen zullen een briefje aan de provincie moeten schrijven
waarin staat dat zij geen gebruik maken van oppervlak
tewater om daarop te lozen en dat zij derhalve niet de
ze heffing behoeven te betalen. Dat zal ieder huis in
Soesterberg moeten doen.
De heer JONKER: Als het bezwaar van één bezwaarde
wordt erkend, geldt dat dan niet als een soort van proef
proces in die zin, dat het dan ook voor de anderen van
toepassing is?
De VOORZITTER: Ja. Het kan zijn dat als de provincie
één keer tot de ontdekking is gekomen dat het bezwaar
schrift gegrond is, alle inwoners van Soesterberg een
briefje krijgen met de mededeling dat zij van de heffing
ontslagen zijn. Dat zou mij tenminste een praktische
methode lijken. Maar ook dat zal de provincie moeten
bepalen.
De heer BLAAUW: Het gaat, zoals de heer De Groot
de afgelopen week in de commissie naar voren heeft
gebracht, niet alleen om Soesterbergers. Ook een aantal
inwoners van Soest valt eronder.
De VOORZITTER: Ook zij moeten een bezwaarschrift
indienen.
De heer BLAAUW: Ik vind dat het college en de raad
ook die mensen moeten steunen. Is het dan niet moge
lijk dat het college een soort van bezwaarschrift op
stelt? Ik neem namelijk aan dat tientallen mensen daar
problemen mee hebben. En het is ook een brok voor
lichting dat iedereen duidelijk wordt gemaakt, dat hij
ontheffing kan verkrijgen als hij niet op het oppervlak
tewater loost. Ik meen dat vele mensen in dezen een
beetje schromen. Het komt allemaal een beetje vreemd
aan. Het plan van de provincie is een beetje vreemd
overgekomen bij de mensen. Men legt iets op en je moet
nu zelf maar proberen om er onderuit te komen. Dat
vind ik niet juist.
De VOORZITTER: Dat is met iedere belasting het ge
val.
De heer BLAAUW: Jawel, maar ik vind dat er in dit ge
val van gemeentewege echt wel iets gedaan mag worden.
Toch zeker een brok voorlichting en een poging om de
betrokkenen te steunen.
De heer STORIMANS: Zouden we het aandurven, me
vrouw de voorzitter, om bijvoorbeeld via een adverten
tie in het Soesterbergs Nieuws- en Advertentieblad mede
te delen hoe de betrokkenen op dit soort van aanslagen
moeten reageren? Dat kost de gemeente misschien
f. 50,- en dan weet iedere Soesterberger het. Ik zou
dat toch wel graag zien gebeuren.
De heer VAN POPPELEN: Wat de heer Blaauw stelt
kan ik volledig onderschrijven, mevrouw de voorzitter.
Het K.V.P.-bestuur heeft het college gevraagd de mensen
er duidelijk over voor te lichten waaraan zij toe zijn,
waarom de verontreinigingsheffing is opgelegd enz. Dat
is niet gebeurd. Was het maar wel gebeurd. Dan was er
veel meer duidelijkheid bij de betrokkenen geweest. Er
wordt nog vrij regelmatig gepubliceerd over wel betalen
en niet betalen. Ik vraag mij af of het niet juist zou zijn
alsnog een voorlichtingsavond te beleggen.
Mevrouw KORTHUIS-ELION: Ik wil nog even iets zeg
gen over het punt van Ons Belang, mevrouw de voor
zitter. Dat is misschien niet direct onze taak, maar mis
schien meer een taak van de wijkraad. Maar zou er niet
iets moeten gebeuren bijvoorbeeld in die zin, dat de vel
den worden afgezet, zodat de kinderen niet meer door
de bagger lopen en het er niet zo'n vieze troep is?
Wethouder EBBERS: Dat is een zaak van. Ons Belang.
De VOORZITTER: Misschien mogen we eerst even de
kwestie van de heffing afronden. Er wordt een sugges
tie gedaan om de inwoners van de gemeente Soest er
over te informeren op wat voor wijze zij bij de provin
cie zouden moeten reageren zo zij menen, dat zij voor
ontheffing in aanmerking komen. In de eerste plaats
meen ik, dat de meesten wel al zullen hebben gereageerd,
aangezien achter op het aanslagformulier staat dat men
dat kan doen. In de tweede plaats heb ik er toch wat
moeite mee om nu zo van gemeentewege in dezen een
voorlichtingsavond te houden. Die service gaat mij een
beetje ver. Wij zouden wel een soort van formuliertje
kunnen maken dat bij de afdeling voorlichting wordt
gelegd en aan de hand waarvan dan iedereen die opbelt,
erover kan worden voorgelicht wat het beste zou zijn.
De heer BLAAUW: Dat zou prima zijn.
De VOORZITTER: Ik geloof echter niet dat wij daar
mede zelf de boer op zouden moeten gaan. Wel geloof
ik dat iedereen moet weten, dat er bij de heer Van Os
een formuliertje ligt aan de hand waarvan kan worden
medegedeeld hoe men een en ander het beste kan stel
len. Zou dit een tussenoplossing zijn?
De heer HOEKSTRA: Ja.
De VOORZITTER: Ik geloof niet dat het de taak van
het gemeentebestuur is om naast het aannemen van mo
ties en het uitspreken van ontevredenheid, ook tegen de
betrokkenen te gaan zeggen: U moet nu maar eens lek
ker met u allen dit of dat ten opzichte van de provincie
gaan doen.
De heer BLAAUW: Ik ben het volkomen met u eens,
mits er even wat bekendheid aan wordt gegeven, zodat
de mensen weten dat zij bij de heer Van Os terecht kun
nen.
De VOORZITTER: De pers zit hier en ik hoop, dat er
morgen iets van in de krant staat.
De heer VAN POPPELEN: Dit is nog maar ten dele,
mevrouw de voorzitter.
1 136