Het voeren of niet voeren van dergelijke acties zal geen enkele invloed hebben op beslissingen van hoger gezag met betrekking tot een mogelijke financiering. Met betrekking tot de vragen van de heren Joosten en Van Vloten valt het volgende te zeggen. In de bedoel de gemeenteraadsvergadering is ten aanzien van de brief van de bewonerscommissie gesteld: Laten wij even met het antwoord wachten totdat wij een stap verder zijn gekomen. Wat is er echter in de tussentijd gebeurd? In een bijeenkomst op 9 juli met de bewo nerscommissie en haar adviseurs is van die zijde een volkomen nieuw argument op tafel gelegd, nl. een rapport - het gebeurde toen nog mondeling - van een groepje adviseurs, die zich waarschijnlijk zelf hadden aangeboden maar die niettemin door de bewoners commissie met vreugde waren begroet. Toen dat rap port eenmaal op schrift stond, gaf dit in gemeentelijke kring uiteraard aanleiding tot nader overleg, en zulks terecht, want daarop hadden adviseurs en bewoners commissie recht. Daaruit vloeit voort dat de bewoners commissie wist dat de zaak nog in beweging was. In dien men dan tussentijds iets wil weten, gaat men daar naar informeren. Dat is ook gebeurd; een lid van de bewonerscommissie is bij spreker op het spreekuur ge weest en heeft daar de informatie verkregen die op dat moment kon worden gegeven. Dat is een wat an der middel dan het op touw zetten van een relletje met een paar krakers, die achteraf het haasje van die actie worden en die er waarschijnlijk een nare frustratie aan zullen overhouden. Deze week is er een gesprek geweest met het bestuur van de woningstichting St. Joseph, waarin is bekeken welke mogelijkheden er bestaan met betrekking tot de uitbreidingsplannen, vastgesteld of in voorbereiding, terwijl voorts de mogelijkheid van het handhaven van een belangrijk deel van de woningen in en rondom de Molenstraat is bezien. Dit gesprek wordt morgen ochtend voortgezet met de hoofddirectie volkshuis vesting in de provincie Utrecht. Het college hoopt daar een stap verder te komen op de weg naar een duidelijke situatie. Met betrekking tot punt b. kan op dit moment niet worden voorspeld in welke vorm vaste grond zal wor den verkregen ten aanzien van de precieze cijfers en mogelijkheden. Zo lang dit niet het geval is, is het zin loos om daarover andere dan algemene mededelingen te doen. Vandaar dat niet kan worden ingegaan op het verzoek om in december met een voorstel te komen. Er zal nl. niet alleen kunnen worden volstaan met een voorstel met betrekking tot hetgeen met de woningen moet worden gedaan. De zaak heeft ook een planologische kant, die eveneens een degelijke schriftelijke en techni sche voorbereiding behoeft. Het college voelt er niets voor om bij de bewoners van de Molenstraat met vage verhalen aan te komen, want daar heeft niemand wat aan. Wel kan worden medegedeeld dat er wat de planologische kant van de zaak betreft aan wordt gedacht het voorstel te doen om het op grond van overgangsrecht mogelijk te ma ken dat de woningen langer dan 8 a 10 jaar zullen worden gehandhaafd. Dit betekent dat er dan meer aan deze huizen kan worden gedaan en dat daarvoor meer geld beschikbaar zal komen. Een en ander bete kent dat voor de betrokken woningen een kwalitatief beslist betere oplossing zal kunnen worden gevonden. Vast staat dat door gemeente en woningbouwvereni ging zal worden aangestuurd op renovatie van een deel van de woningen. Ten aanzien van de woningen die er voorlopig om plantechnische redenen buiten zullen vallen, zal overleg nodig zijn over de vraag of zij kun nen worden gehandhaafd, en zo ja, in welke vorm en onder welke voorwaarden. Spreker meent dat er naar dient te worden gestreefd om inderdaad in december met de gegevens op tafel te komen, maar dit hangt niet alleen van het college of de raad af. De beslis sing over het wel of niet uitvoeren van het plan is wel aan de gemeenteraad, maar de subsidie dient door Den Haag en via Utrecht te worden toegewezen. Bij het overleg dat morgen zal plaatsvinden, zal er uiter aard naar worden gestreefd zo veel mogelijk zeker heid met betrekking tot subsidies te verkrijgen. Wan neer aan de bewoners voorstellen zullen worden ge daan, dienen die voorstellen zo concreet mogelijk te zijn, opdat men duidelijk een keuze zal kunnen ma ken. Daarmede zijn de mensen meer gediend dan met gezegdes als: „Wij zullen het bekijken" en „Wij zijn er mee bezig" Anderzijds moet men er oog voor hebben dat men een broedende kip niet moet storen. Wanneer er wordt overlegd met adviseurs en com missies, die nu eenmaal hun eigen bevoegdheden heb ben en niet gewend zijn in zaken als deze over één nacht ijs te gaan, kost dat tijd. Daarvoor zal men oog moeten hebben, maar de tijd die nu nog nodig is, lijkt spreker toch aanzienlijk korter dan de voorbijge gane tijd. Wel wil hij er nog op wijzen dat het, als er van de zijde van de bewonerscommissie een zo uitge breid rapport wordt ingediend als in de afgelopen zo mer is geschied, van bijzonder weinig égards van het gemeentebestuur zou getuigen als dat rapport voor kennisgeving werd aangenomen en opzij gelegd. Dat rapport is dus mede oorzaak geweest van het langer duren van het vooroverleg. De VOORZITTER acht het duidelijk dat het college het op prijs stelt dat de bewoners van de Molenstraat zo duidelijk bezig zijn te denken over wat er met de Molenstraat zou kunnen gebeuren. Ter aanvulling op wat wethouder De Haan zei, meent zij zelfs dat het college niet alleen denkt aan het laten staan van een aantal huizen in de Molenstraat bij wijze van over gangsrecht, maar dat men zo ver zou kunnen gaan dat men zegt: Het is denkbaar dat voor een vroeger vast gesteld bestemmingsplan, waarin de gehele Molen straat was weggetekend, een ander bestemmingsplan in de plaats komt, waarin een gedeelte van de Mo lenstraat zal worden gehandhaafd. Het is echter altijd moeilijk zoiets te zeggen indien er nog geen financië le mogelijkheden aanwezig zijn, en vandaar dat er morgen gesprekken zullen worden gevoerd met de hoofddirectie volkshuisvesting. Zo lang dat niet is gebeurd, kan men geen definitieve uitspraken doen. In tegenstelling tot een aantal jaren geleden ziet het college echter duidelijk mogelijkheden om een ge deelte van de Molenstraat te handhaven. Spreekster hoopt dat de raad het college hierin, als een en ander in een voorstel is vervat, zal willen volgen, want het betekent een wijziging van het bestemmingsplan. Als echter tegen zo'n nieuw bestemmingsplan ook weer bezwaarschriften zouden worden ingediend, zou het allemaal weer moeilijker worden. Men begrijpt dus wel dat het college zich zeer voorzichtig moet opstel len. Spreekster is blij dat wethouder De Haan duide lijk heeft gemaakt waarom het allemaal zo lang duurt. In de eerste plaats moet het financieel mogelijk zijn de besluiten van de gemeente uit te voeren en in de

Historische kranten - Archief Eemland

Notulen Raad Soest | 1973 | | pagina 158