den van iemand te bespreken, maar hij vindt wel dat
het verschil in beleid ten aanzien van het ene en het
andere geval niet nog extra moet worden verscherpt
door een verzoek om de termijn van ontruiming te ver
lengen niet te honoreren,
De heer OLDENBOOM is van mening dat men thans
met betrekking tot deze bijzonder moeilijke materie
heel zinvol en verstandig bezig is. Dit geldt voor de
bewoners, de gemeente en de woningbouwvereniging
St. Joseph. Dat door de emotionele kant van de pro
blemen wel eens scherpe dingen worden gezegd, is wel
begrijpelijk en is zelfs te rechtvaardigen. Men heeft het
gevoel dat een en ander niet hard genoeg gaat, maar
intussen heeft toch een principièle wijziging in het be
leid plaatsgevonden. Dat gaat nu eenmaal niet van de
ene op de andere dag. Spreker moet het college dan
ook een pluim op de hoed steken voor de wijze waar
op het beleid tot nog toe met veel rijp beraad is ge
voerd.
Met betrekking tot de krakers merkt spreker op dat
een meer subjectief gericht beleid altijd grote risico's
inhoudt. Degenen die zich daarop gaan beroepen,
handelen daarmede fout,want daardoor maken zij het
voeren van een subjectief beleid in andere gevallen
moeilijker. Men zal dan immers meer geneigd zijn ob
jectieve normen te hanteren.
Wethouder DE HAAN geeft de heer Van Poppelen
gelijk als alleen maar over de boekwaarde van de
opstallen zou worden gesproken, maar er komt ook
nog grond bij. In elk geval heeft spreker bedoeld dui
delijk te maken dat ten aanzien van de opstallen een
volledig gelijke toets voor de waardebepaling moet
worden gehanteerd, ongeacht hetgeen de bewoner aan
waarde heeft toegevoegd.
Tot de heer Joosten kan spreker zeggen dat, indien er
bij de bewonerscommissie en bij de raad behoefte be
staat aan een beantwoording van de brief, het best mo
gelijk is voor de volgende raadsvergadering een ant
woord op te stellen. Inmiddels zal het college dan
stukken meer weten dan het nu weet, zodat de bewo
nerscommissie, voor zo ver zij intussen niet bij een
bespreking betrokken is geweest, daarvan alsdan pre
cies op de hoogte kan worden gesteld, en wel zodanig
dat dit ook kan worden gepubliceerd. Men moet in
dezen concreet worden; niet kakelen, maar eieren leg
gen.
De heer Oldenboom heeft gesproken over een princi
piële wijziging van het beleid. Aanvankelijk werd door
een belangrijk deel van de raad onderschreven dat de
ze woningen zouden moeten verdwijnen, in welk tem
po dan ook. Thans verkeert men in een stadium waar
in wordt gezegd dat op zijn minst een deel van deze
woningen kan worden gehandhaafd en verbeterd. Dit
is inderdaad een ommezwaai. Een gemeentebestuur
zou in zijn taak tekort schieten als het niet zo'n om
mezwaai zou durven en kunnen maken en als het geen
rekening zou houden met de ontwikkeling van de
openbare mening. Het college heeft in dezen dus ge
daan wat daarvan mocht worden verwacht, niet meer.
De VOORZITTER bevestigt de stelling van de heer
Oldenboom dat het voor een gemeentebestuur altijd
gemakkelijker is om niet een subjectief maar een ob
jectief beleid te voeren, want zo gauw men een geval
subjectief gaat behandelen, lijkt dat dikwijls op be
voordeling. Het is voor een gemeentebestuur dan ook
bijna altijd noodzakelijk het beleid objectief te voeren,
hoewel men soms de neiging heeft om, gelet op
iemands persoonlijke omstandigheden, subjectief te
handelen, hetgeen men dan, omdat het over personen
gaat, nooit helemaal in het openbaar kan verantwoor
den. Men krijgt dan de neiging zoiets nooit weer te
doen, want men wordt er altijd voor gestraft. Dit maakt
het leven voor de wethouder van volkshuisvesting wel
eens moeilijk,maar ook voor het college als geheel. Bur
gemeester en wethouders hanteren objectieve normen,
en wanneer zij daarvan afwijken, mag men er van over
tuigd zijn dat daarvoor bijzondere redenen bestaan. Als
men het college dan echter op het matje roept, is het
soms wel eens moeilijk om een en ander precies te ver
tellen.
De heer Joosten heeft het voorstel gedaan de bewo
nerscommissie op haar brief van 18 april te antwoor
den. Voor het college is het echter moeilijk diens con
cept-antwoord over te nemen. Er staat o.m. in:
„De gemeente zal bevorderen dat er geen woningen
meer aan de woonruimte worden onttrokken zo lang
de mogelijkheid tot verbetering aanwezig is."
Het kan echter noodzakelijk zijn wel woningen aan
de woonruimte te onttrekken, omdat bijv, de verbe
tering van andere woningen aan de orde is. Spreek
ster vindt het daarom uitermate moeilijk dit zo aan
de raad voor te stellen.
Voorts wordt er in gezegd:
„De gemeente zal bij de betrokken instellingen en
instanties aandringen op een spoedige behandeling
van deze kwestie."
Nu zitten er vanavond heel wat bewoners van de Mo
lenstraat op de tribune en zij heeft het gevoel dat de
ze bewoners vanavond toch wel duidelijkheid is ver
schaft over bepaalde onzekerheden die nog bestaan.
Door het concept-antwoord van de heren Joosten en
Van Vloten zou die duidelijkheid niet worden bevor
derd. Daarom wil zij voorstellen het nu bij dit ge
sprek te laten, in de hoop dat een en ander duidelijk
bij de bewoners van de Molenstraat overkomt.
De heer HOEKSTRA meent dat de wethouder heeft
toegezegd dat in de volgende raadsvergadering een
antwoord op de brief van de bewoners aan de orde
zal komen. Misschien zegt de heer Joosten nu dat
diens concept-antwoord niet meer ter zake is en dat
men beter kan afwachten waarmee het college in de
volgende vergadering zal komen.
De VOORZITTER: Kan de heer Joosten zich erme
de verenigen dat wij zijn concept-antwoord mede be
trekken in de beschouwingen over een brief die wij
in de volgende raad in concept aan de raad zullen
voorleggen?
De heer JOOSTEN begrijpt dat de moeilijkheid zit
in de zin dat de gemeente zal bevorderen dat er geen
woningen meer aan de woonruimte zullen worden
onttrokken zo lang de mogelijkheid van verbetering
aanwezig is
De VOORZITTER antwoordt dat er meer dingen in
zitten. Zij noemde even dit ene punt, maar wan
neer men de gehele antwoordbrief overziet, heeft het
haars inziens weinig zin deze brief te schrijven. Het is
veel nuttiger om de volgende maand een brief te
schrijven waarin ook hetgeen in deze maand nog ge
beurt, kan worden verwerkt. Iedereen weet thans wat
het college weet. Misschien zal het college morgen iets
meer weten, maar dat komt er dan wel uit.
De heer VAN VLOTEN is erg gelukkig met het voor
stel van wethouder De Haan. Hij dankt het college zeer
162