ve jonge mannen en zeker actieve jonge vrouwen te
kort om in de gemeenschap te doen hetgeen moet wor
den gedaan.
Hartelijk dank voor de manier waarop u, mevrouw
Walma, uw raadslidmaatschap hebt uitgeoefend. Ik
heb het gevoel dat u niet een van de gemakkelijkste
raadsleden was. Wat u te zeggen had zei u altijd op
een bepaalde kritische manier. Maar dat maakt het
leven juist aardig, want daardoor kon er een leuke wis
selwerking komen.
Ik hoop dat het u verder goed gaat. Ik hoop en ver
wacht ook dat het niet de laatste keer is dat wij u er
gens meemaken. Ik kan u slechts hartelijk danken voor
alles wat u in de afgelopen twee jaar in de gemeente
raad van Soest voor de Soester gemeenschap hebt ge
daan. Het ga u en uw gezin goed. Wij nemen eigenlijk
geen afscheid, want wij komen elkaar heus nog wel
eens in Soest tegen. Hartelijk dank!
(Applaus.)
Mevrouw WALMA VAN DER MOLEN-DE VRIES
zegt vervolgens:
Mevrouw de voorzitter! Ik wil evenals een raadslid
dat voor mij afscheid heeft genomen een soort kleine
nalatenschap achterlaten. Ik heb deze nalatenschap
de titel „De verantwoordelijkheid van een raadslid in
verband met de besluitvorming" genoemd.
Toen de heer Geerlings in mei 1972 afscheid van ons
nam, deed hij dat met een aantal rake formuleringen.
Hij schetste het ideale type raadslid als iemand met
een ijzeren gestel, een zee van tijd, een grenzeloze am
bitie om verantwoordelijkheid te dragen en met veel
wijsheid. Hij stelde ook dat men van niemand zou
kunnen verwachten aan al deze eisen te voldoen. Zo
ook aan mij niet, zeker niet wat dat ijzeren gestel be
treft. Hij stelde ook dat wij te zijner tijd het huidige
systeem van „vrije-tijds-raadslidmaatschap" zouden
moeten verruilen voor een - weliswaar wettelijk geko
zen - full-timejob, zulks met behoud van een demo
cratie zonder regentenklasse. Ik nu, mevrouw de
voorzitter, geloof niet dat dat kan in deze tijd. Ik zal
u proberen uit te leggen waarom. Ik spreek daarbij
als persoon.
Er is de laatste tijd veel verzet gegroeid ten aanzien
van de zogenaamde regentenmentaliteit die stoelt op
het gevoel „geleefd te worden" en op het gevoel „ze
beslissen toch wat zij willen". Deze gevoelens hebben
wij allemaal. Zij komen voort uit een steeds ingewik
kelder wordende nationale en internationale samenle
ving, die van alle kanten op ons afkomt via de massa
media en die gerund schijnt te worden door steeds
specialistischer wordende specialisten op alpha-, bètha-
en gamma-gebied. Met andere woorden wij hebben het
gevoel, dat de technocratie steeds meer terrein wint en
dat in het systeem van veel specialismen de mens, de
kleinste eenheid in de sociale structuur, niet meer
meetelt.
Bovendien is de wereld gedurende de laatste halve
eeuw geschokt, zoals zij nooit eerder in de historie
geschokt was en wij, de mensen van nu, zijn erg ver
ward en gespannen geworden. De zekerheden van
vroeger zijn er niet meer, toekomstvertrouwen hebben
nog slechts weinigen. De effecten hiervan op de jonge
re generatie zijn bekend. Ze bedanken voor de eer om
geleefd te worden. Ze willen anderen niet voor hen la
ten beslissen, daar zij er niet zeker van zijn, dat beslis
singen op grond van de oude zekerheden voor hen
nog wel waardevol zijn. Zij zien het niet meer zo zitten
in de prestatiemaatschappij, omdat zij geen toekomst
meer zien in dat, waartoe die maatschappij heeft ge
leid. Zij zijn filosofischer geworden en veel taboes zijn
doorbroken. Voor de ouderen is het vaak heel moei
lijk hierbij aan te haken en daardoor zijn soms de
standpunten verhard.
Waar ik naar toe wil is, u aan te tonen, dat er een sterk
spanningsveld is ontstaan rondom de besluitvorming
en ongetwijfeld zou een specialist in de mensweten
schappen oneindig veel vollediger geweest zijn dan ik.
Maar dat spanningsveld, dat onbehagen ten aanzien
van de besluitvorming is er en dat leidt ons regelrecht
naar de verantwoordelijkheid van degene die besluiten
neemt, o.a. een raadslid. Daarbij kunnen wij ons drie
vragen stellen:
Wie is verantwoordelijk?
Wat is verantwoordelijkheid?
Wat is verantwoording?
Alvorens deze vragen te beantwoorden zullen wij
moeten stellen, dat er ook nog wetten zijn die onze
vrijheden beschermen én begrenzen en dat wij dus
eigenlijk maar binnen een heel beperkt kader invloed
kunnen hebben op het beleid. En als wij dat nu al
van ons zelf weten als raadslid, hoe moet dan degene,
die daarbuiten staat, de burger, zich voelen?
Het vorengestelde brengt ons naar de eerste vraag: Wie
is verantwoordelijk? Het raadslid is wettig gekozen.
Door de burgers om besluiten te nemen voor die bur
gers. Dat is makkelijk, zult u zeggen. Wat wil die bur
ger dan nog? Die burger, mevrouw de voorzitter, is,
wat men tegenwoordig noemt, mondig geworden. Hij
krijgt de laatste 20 jaar meer onderwijs en meer infor
matie. Hij wil doorzichtigheid in de besluitvorming
die naar zijn gevoel op een ondoorzichtige wijzè tot
stand komt. Dat komt, dat hebben wij al gezien, door
de vele ingewikkelde systemen, specialismen, span
ningen en onzekerheden. En degenen die de besluiten
moeten nemen zien ook best, dat zij de wijsheid niet
meer alleen in pacht hebben. Zij kunnen dus eigenlijk
niet meer in goede gemoede zeggen, dat zij zelf ver
antwoordelijk zullen zijn voor de door hen genomen
beslissingen.
Wat is verantwoordelijkheid dan? Volgens het woor
denboek heb je dat, wanneer je je ergens aansprakelijk
voor stelt. En hoe kun je dat nu doen, als je van je
zelf weet, datje de deskundigheid niet hebt om de
reikwijdte van je beslissingen te kunnen overzien? Je
kunt je laten voorlichten. Door een ambtenarenkorps
bijv. Dat kan heel goed zijn Maar het belicht slechts
het standpunt van het beleidsvoorbereidende team.
Je kunt je door deskundigen laten voorlichten. Dat werk
soms ook verhelderend. En je kunt je laten voorlich
ten door degenen voor wie je de beslissing gaat nemen.
Met dat al is er wel veel van de stoelpoten van het
„wettig gekozen zijn om de besluiten te nemen" afge
zaagd,
En dan is er nog de verantwoording. Volgens - alweer
- het woordenboek, is dat rekenschap. De rekenschap
die je aflegt nadat de beslissing is gevallen. Die reken
schap leg je meestal alleen af aan diegenen, voor wie
je de beslissing genomen hebt en er staat nergens wet
telijk geschreven, datje dat moet doen. Dat hoefde
vroeger ook niet. Dan had je gewoon „geen commen
taar". Maar iedere tijd loopt op zijn eigen wetten
vooruit en nu is er dan de ongeschreven wet, dat je
het wel moet doen.
Bij het bekijken van deze drie vragen (Wie is verant-