komen aan de bezwaren die leefden in de kringen van
ouders met een aantal schoolgaande kinderen. Ook voor
jongere schoolgaande kinderen is het nu mogelijk het iets
voordeliger abonnement te nemen. Voorts is het zogenaam
de „vrije kind" één exemplaar eerder ingevoerd, nl. van 5
naar 4, zodat ook daarvan wat gezinnen zullen kunnen gaan
profiteren.
De heer HOEKSTRA brengt in herinnering dat de raad in
dertijd het besluit heeft genomen om voor de schoolgaande
kinderen die les krijgen in „De Turf" f. 17,— te innen. Hoe
verloopt die inning?
Wethouder DIJKSTRA: Goed!
De heer HOEKSTRA: Wat betekent goed? 75% of 100% of
95%?
Wethouder DIJKSTRA: Meer dan 90%.
De VOORZITTER: Er zijn ook wat vonnissen van de kanton
rechter gekomen.
De begroting van het Natuurbad wordt zonder hoofdelijke
stemming voorlopig vastgesteld.
De VOORZITTER stelt bij voormelde begroting tevens aan
de orde het agendapunt 6.
236a Voorstel de door de Stichting Zwembaden Soest voorgestel
de wijziging van de tarieven voor het Soester Natuurbad
vast te stellen.
Dit voorstel wordt zonder discussie en zonder hoofdelijke
stemming aangenomen.
8. het Openluchttheater.
De begroting van het Openluchttheater wordt zonder discus
sie en zonder hoofdelijke stemming voorlopig vastgesteld.
9. de Stichting Lichamelijke Opvoeding en Sport.
De heer VERHEUS memoreert dat bij de algemene be
schouwingen door de wethouder is opgemerkt dat het stich
tingsbestuur plannen uitwerkt om het jaarlijks stijgende te
kort binnen redelijke perken te houden. Daarbij is gesugge
reerd bijv. de contributies van de diverse sportverenigingen
met elkaar te vergelijken en aan een nader onderzoek te on
derwerpen. De wethouder zal niet hebben bedoeld - dat kan
ook nauwelijks - de sportverenigingen te pressen hun con
tributies te verhogen, want dit lijkt spreker onmogelijk. In
dien de sportverenigingen echter zien dat de kosten van de
velden en zalen waarvan zij gebruik maken, elk jaar als ge
volg van de inflatie en van salarisverhogingen stijgen, is het
toch wel normaal om te trachten de contributie daaraan
elk jaar aan te passen. Spreker zegt niet dat dit erg veel zo
den aan de dijk zal zetten, maar een feit is dat er grote ver
schillen bestaan tussen de kosten per deelnemer. De heer
Blaauw wees daarop verleden jaar ook. Men kan dit wel ba
gatelliseren door te zeggen dat, hoe minder leden een vere
niging heeft, hoe hoger de kosten per lid worden. Tot op
zekere hoogte is dat wel waar, maar dat neemt niet weg dat
men als bestuur van de Stichting Lichamelijke Opvoeding
en Sport toch wel moet gaan praten met een vereniging die
er met betrekking tot de kosten per lid bijzonder ongunstig
uitspringt. Zo'n vereniging moet men dan een aantal wen
ken geven om te trachten een betere exploitatie-opzet te
verkrijgen.
De meeste fractievoorzitters hebben bij de algemene be
schouwingen te kennen gegeven dat zij wat zijn geschrok
ken van de stijging met 26% van de kosten in de welzijns
sector, waar ook de sport onder valt. De sport neemt daar
van een groot deel voor haar rekening. Al vaker is gesugge
reerd dat de verenigingen in dezen zelf wat meer zouden
moeten doen, zoals het klein onderhoud. Spreker meent
evenwel dat van de zijde van het bestuur van de stichting
toch wat druk zal moeten worden uitgeoefend op de sport
verenigingen, teneinde ze op hun eigen specifieke verant
woordelijkheid te wijzen. Hij wil niet schermen met zaken
als het profijtbeginsel, maar meent wel dat het alleszins
reëel is te proberen de kosten te drukken. Van de jeugd kan
natuurlijk weinig worden verwacht, maar in het algemeen
gezien, zal het goed zijn om met de belanghebbenden om
de tafel te gaan zitten en het probleem van de steeds stij
gende kosten aan een nadere analyse te onderwerpen. In
gezamenlijk overleg moet worden getracht de contributies
aan te passen. Het is heel gemakkelijk om te zeggen: Wij
komen zoveel gulden tekort, dat delen wij door het aantal
deelnemers en dan komen wij op een f. 30,- per deelne
mer. Spreker noemt nu een volkomen fictief getal. Of
zo'n berekening de juiste is, waagt hij te betwijfelen. Men
zal niet aan een tekort kunnen ontkomen, maar als een te
kort jaarlijks met bijv. 10% stijgt, zal er tegenover moeten
staan dat de baten met eenzelfde percentage stijgen. Spre
ker zou hierop graag de visie van het college vernemen.
Mevrouw KORTHUIS-ELION is het geheel eens met de
heer Verheus. Het viel haar op dat de heer De Haan, toen
deze antwoordde bij de algemene beschouwingen, ontzet
tend vaag bleef. De wethouder had wel eens wat gesugge
reerd en het ging om een zeer netelige kwestie. Spreekster
gelooft dat wel, maar zij zou toch graag een concreter ant
woord willen horen, met name inzake de vraag of de wet
houder zich voorstelt in de loop van het volgend jaar een
vergadering te beleggen waarin werkelijk plannen op tafel
zullen komen en tot het nemen van beslissingen zal worden
overgegaan.
Wethouder DE HAAN wil een paar kanttekeningen maken
bij het bekende probleem dat door de heer Verheus op ta
fel is gelegd. Spreker meent niet dat men onder alle om
standigheden kan zeggen dat men de jeugd maar buiten be
schouwing moet laten of haar niet te zwaar moet aanpak
ken. Men zal moeten proberen het juiste midden te vin
den tussen een redelijke contributie en een behoorlijke
accommodatie. Als men een te lage contributie vraagt,
krijgt men een grote toeloop van losse leden en komt met
een het probleem van een uitbreiding van de accommoda
tie naar voren. Zo'n uitbreiding zal meteen niet meer nodig
blijken te zijn als de contributie wat wordt verhoogd. Het
komt er op aan - ook voor de betrokken ouders - een ant
woord te krijgen op de vraag of het om een plotselinge be
vlieging van een kind gaat of dat het werkelijk gemeend is
en men er dus wat voor over moet hebben. Wat dit betreft,
meent spreker dat nog niet alle verenigingen dit gelijkelijk
onderkennen.
Als ergens Nederlanders bedolven dreigen te worden onder
perfectionisme, is dat wel op het terrein van de sportbeoe
fening. Hoe langer hoe meer landelijke sportbonden menen
het zich te kunnen veroorloven dusdanig overtrokken eisen
aan accommodaties, afmetingen van velden e.d. te stellen,
dat men zich moet gaan afvragen of die bonden nooit heb
ben gehoord van kosten die daaraan verbonden zijn. Het is
onvoorstelbaar wat men op dit terrein durft vragen. Geluk
kig bestaat in dezen plaatselijk wat meer begrip en heeft dit
nog niet zo veel problemen opgeleverd, maar in het alge
meen dreigt men in Nederland door dit perfectionisme toch
wel te gronde te gaan. Er mag geen kaal plekje in het gras
zitten, er mag geen hobbeltje in het half-verharde veld zit
ten en er mag geen deurkruk in een sporthal stuk zijn. Als
men eens in het buitenland sportaccommodaties bezoekt,
treft men - behalve in een status-geval, dat meestal ook ge
heel anders is behandeld - een dergelijk perfectionisme als
regel niet aan; daar is men dan ook voor veel lagere kosten
klaar.
Wethouder mevrouw WALTER-VAN DER TOGT: Ajax!