Zal er bij de huidige betrekkelijk zware teruggang van de conjunctuur tevens rekening worden gehou den met de Soester werkgelegenheid? Met het voorgaande was sprekers aanvankelijke betoog klaar. Maar op een gegeven moment zijn er voor hem verrassingen gekomen. Hij stelt hierbij voorop, dat hij geen personen, doch slechts de procedure in het ge ding wil brengen. De procedure houdt naar sprekers mening een gevaar voor de toekomst in en maakt zijns inziens wel dege lijk een beraad nodig. Op 11 september 1972 heeft zich een gegadigde ge meld. Betrekkelijk snel, nl. op 19 september 1972, heeft deze gegadigde antwoord ontvangen, bij brief nr. 2787. Daarin werd hem medegedeeld, dat de bouw in het openbaar zou worden aanbesteed volgens het uniform aanbestedingsreglement. Op 13 oktober 1972 is de aanbesteding geannonceerd in een advertentie in Cobouw, waarbij is ingegaan op details en kosten van bestek. Op 18 oktober 1972 is de vorenbedoelde gegadigde met een reactie op de advertentie gekomen, alsmede met de gevraagde referenties. Op 9 november 1972 heeft hij wederom een brief, nr. 3332, van gemeentewerken ontvangen. Daarin is hem medegedeeld, dat hij niet zou worden uitgeno digd om aan de inschrijving deel te nemen. (Een brief van gelijke of ongeveer gelijke strekking is aan een aantal - volgens Bartjens 37 - geïnteresseerden gezon den). Uiteraard kon de gegadigde zich vanuit zijn vi sie niet met deze gang van zaken verenigen en voelde hij zich een tikkeltje bij de neus genomen. Daarom heeft hij op 23 november 1972 een brief aan het col lege van burgemeester en wethouders gezonden. Daarop heeft hij op 26 januari jl antwoord ontvan gen. Spreker prijst er zich buitengewoon gelukkig mee, dat een Soester aannemer de brandweerkazerne te Soesterberg bouwt. Anderzijds kan hij zich niet ont trekken aan de indruk dat deze zaak althans via de publiciteit en via de wijze waarop ze naar voren is gebracht, enigszins uit de hand is gelopen Hij zal graag vernemen of het college het er met hem over eens is, dat de zaak wel degelijk ietwat uit de hand is gelopen, zeker waar het de uitvoering van de op zich zelf begrijpelijke zaak betrof. Voorts zal hij graag vernemen of het college bereid is om op zo kort mogelijke termijn deze materie volle dig in studie te nemen en eventueel te herzien, om interne maatregelen te nemen, ten einde herhalingen van deze onverkwikkelijke zaak in de toekomst te voorkomen, hetgeen zowel de leden van de raad als het reeds zwaar belaste ambtelijke apparaat, aan welks integriteit spreker in dezen niet twijfelt, veel tijd en problemen zou besparen. De heer BLAAUW zegt dat hij de dader van het aan de orde zijnde stuk is. Toen de zaak van de aanbeste ding van de brandweerkazerne in Soesterberg begon te spelen, is een lid van de Wijkraad Soesterberg bij spreker gekomen met de zoeven door de heer Smit bedoelde aannemer die op 11 september 1972 zich als gegadigde heeft gemeld Bij die gelegenheid werd gezegd, dat de aannemer weinig kans maakte om te mogen inschrijven en graag wilde weten wat hij moest doen. Spreker heeft het wijkraadslid toen aangeraden om de zaak te spelen via een brief van de wijkraad, opdat men de zaak in de gemeenteraad zou kunnen bekijken en er in de gemeenteraad wat over gezegd zou kunnen worden. Bij de openbare aanbesteding met vele restricties, waar in is gesproken over het selecteren van bedrijven en is gesteld dat geen correspondentie of beroep mogelijk is, heeft gemeentewerken of het college, althans de ge meente zich reeds bij voorbaat ingedekt tegen allerlei problemen die uit de zaak -konden voortvloeien. Spre ker vindt dit niet zo fijn, hoewel hem is verteld dat de gevolgde procedure normaal en toegestaan is. Hij vraagt zich af of het voor een overheidslichaam wel gewenst is om dit soort restricties te stellen. Hij kan het zich van een particulier voorstellen, maar meent dat de gemeente toch iedereen een kans zou moeten geven op zijn minst te mogen inschrijven (hoewel hij beseft dat hieraan vele problemen vastzitten), aange zien de gemeente natuurlijk vrij gauw door allerlei mensen van willekeur zal worden beticht en zijns in ziens de kans daarop niet bestaat als men restricties als de vorenbedoelde niet toepast. Spreker heeft zich met de betrokken firma in verbin ding gesteld. Daardoor is hij in het bezit gekomen van alle correspondentie die op de zaak in kwestie betrek king heeft Het lijkt hem nuttig deze correspondentie nu even op de voet te volgen. Reeds op 11 september 1972, dat wil zeggen ver vóór de aanbestedingsadvertenties in Cobouw en de Soester Courant verschenen, heeft de meerbedoelde firma zich tot de directeur van gemeentewerken ge wend met het verzoek om onderhands of via een open begroting of via welke van de kant van de ge meente te stellen voorwaarden dan ook te mogen meedingen naar de aanbesteding. Daarop heeft de directeur van gemeentewerken geantwoord, dat de aanbesteding in het openbaar zou worden gehouden. Dit is inderdaad gebeurd. Op 18 oktober 1972 heeft de firma wederom ver zocht in aanmerking te komen voor de inschrijving. Ze heeft daarbij een gerenommeerde staat van dienst overgelegd, zoals in de advertentie is gevraagd, alsmede een bankrelatie voor het checken van de kre dietwaardigheid. Die staat van dienst, o.a. betreffen de utiliteitsbouw, woningbouw, scholenbouw, riool waterzuivering, villabouw etc., liegt er niet om; een opdracht van het rijk die een aantal jaren en f. 12 mil joen betreft, lijkt spreker toch wel voldoende bewijs. Het resultaat van de brief van 18 oktober 1972 is ge weest, dat de directeur van gemeentewerken op 9 no vember 1972 aan de firma een brief geschreven heeft die begon met: „Ik moet u tot mijn spijt mededelen" en die erop neerkwam, dat de firma niet in aanmer king kwam. Ik vraag mij af, aldus spreker, waarom de directeur van gemeentewerken spijt heeft als het een goede aannemer betreft. Of is de spijtbetuiging missbhien min of meer een beleefdheidsfrase ge weest? Zo ja, dan vindt spreker deze niet op haar plaats. Spreker gelooft dat de schoen ergens anders wringt. Hij meent nl. dat er in het verleden een onprettige verhouding met de firma heeft bestaan en hij heeft het idee, dat dit er de reden van zou kunnen zijn, dat ze niet de kans heeft gekregen om in te schrijven voor het weliswaar vrij kleine project waarover het gaat. In gesprekken die hij met de directie van de fir ma heeft gehad, is niet ontkend dat er problemen ge weest zijn. Inmiddels is er evenwel een andere direc tie dan destijds en de tegenwoordige directie wil zich,

Historische kranten - Archief Eemland

Notulen Raad Soest | 1973 | | pagina 21