De heer Levinga doet er goed aan om zich in de
openbare leeszaal op de hoogte te gaan stellen van het
geen direct in verband staat met het goed onderhou
den van de wildstand en het juist uitoefenen van het
jachtrecht. Helaas heeft spreker echter moeten consta
teren dat er in de openbare leeszaal nagenoeg geen
lectuur over dit onderwerp aanwezig is.
De heer LEVINGA: Schijft u er dan eens een boek
over!
De heer DE GROOT dringt er op aan dat het stich
tingsbestuur aandacht besteedt aan deze lacune.
De heer JOOSTEN: Zullen wij ons presentiegeld be
schikbaar stellen?
De heer DE GROOT zegt dat de heer Levinga zich
stoort aan de woorden „genot van de jacht". Het ge
noegen van de jager bestaat niet uit het gewoonweg
doden van dieren. Het genoegen van de jager is het
met één schot dodelijk treffen van een dier dat moet
worden afgeschoten. Niet ontkend kan worden dat er
jagers zijn die met een zeker sadisme dieren willen
doden, maar zij dragen dan ten onrechte de naam ja
ger. Dat zijn geen jagers, maar schieters. Het is verheu
gend dat de heer Levinga - terecht - in de heer Van
Dorresteijn niet zo'n schieter, maar een verantwoord
jager heeft ontdekt.
Spreker steunt het voorstel,maar hij zou graag zien
dat het college nog eens nader onderzoekt of de ge
bruikte terminologie wel juist is.
De heer VAN POPPELEN bevestigt dat er lectuur
over de jacht is. Wanneer deze lectuur niet in de open
bare leeszaal aanwezig is, dan is het verstandig deze
aan te schaffen.
De raad staat het op een efficiënte wijze werken
voor. Is het mogelijk om volgend jaar te trachten
voorstellen als het onderhavige zoveel mogelijk tijdens
dezelfde vergadering aan de orde te stellen?
De VOORZITTER merkt op dat er op verschillende
manieren over de jacht wordt gedacht. De standpun
ten zijn duidelijk.
De redactie van het voorstel is - om het heel eufemis
tisch uit te drukken - niet vlekkeloos. Zij meent dat er
moet worden gesproken van „het verhuren van het
jachtrecht".
De terminologie van de onder nummer 8 opgenomen
voorwaarde lijkt spreekster een beetje ouderwets. Op
het eerste gezicht lijkt het erop dat het hele punt 8
kan worden gemist. Dat zou de beste oplossing zijn.
Het college wil echter eerst het bepaalde in de Jacht
wet raadplegen. Wanneer blijkt dat de onder 8 genoem
de voorwaarde kan worden gemist, zal deze voorwaar
de worden weggelaten. Wanneer deze voorwaarde niet
kan worden gemist, zal het college de raad op een la
ter tijdstip een wijziging voorleggen.
Het college stelt derhalve voor het voorstel thans te
aanvaarden. Daarbij zal niet worden gesproken van „het
genot van de jacht op schadelijk wild", maar van „het
verhuren van het jachtrecht". Daarenboven zal worden
nagegaan of voorwaarde 8 helemaal kan worden ge
mist of dat een andere formulering noodzakelijk is.
De heer DE GROOT meent dat het riskant is om
voorwaarde 8 geheel te laten vervallen. Stel dat er
sprake is van schade door konijnen. Wie zal dan aan
sprakelijk worden gesteld? De pachter of de verpach
ter?
De VOORZITTER gelooft dat zo'n geval door middel
244
van punt 10 kan worden achterhaald. Op het eerste
gezicht menen burgemeester en wethouders dat voor
waarde 8 kan worden gemist, maar zij willen een en
ander nog eens nagaan aan de hand van de Jachtwet.
Het college zal het plezierig vinden, wanneer het voor
stel nog tijdens deze vergadering wordt aangenomen,
zodat het recht dat op 21 december a.s. vervalt weer
kan doorlopen.
De heer DETMAR zegt dat het college, wanneer er
toch wijzigingen worden aangebracht, tevens moet
bezien of er wijzigingen kunnen worden aangebracht
in de bij agendapunt 23 van de vergadering van 20
september 1973 behorende voorwaarden. Ook in dat
voorstel werd gesproken over schadelijk wild.
De VOORZITTER vraagt of de raad ermede akkoord
gaat dat het college de gehele materie nog eens op de
afdeling laat bekijken om te bezien op welke wijze
het voorstel moet worden aangepast.
De heer JOOSTEN: Wanneer artikel 8 vervalt, ga ik
akkoord, maar komt het voorstel weer in de raad te
rug, wanneer dat artikel niet vervalt?
De VOORZITTER zegt dat het voorstel thans zonder
punt 8 kan worden aangenomen. Wanneer achteraf
blijkt dat er wel iets van de onder 8 genoemde voor
waarde moet blijven staan, komt het college daarme
de bij de raad terug.
Het voorstel wordt, met inachtneming van de aange
brachte wijzigingen, zonder hoofdelijke stemming
aangenomen.
Mevrouw Oranje-Entink en de heer Levinga krijgen
op hun verzoek aantekening in de notulen, dat zij
zich met de genomen beslissing niet hebben verenigd.
250 Voorstel tot het verlengen van de ontruimingster
mijn van de onbewoonbaar verklaarde woning Eigen
domweg 56 te Soest.
251 Voorstel tot het onbewoonbaar verklaren van de wo
ning Bakkersweg 4 te Soest.
Deze voorstellen worden achtereenvolgens zonder
discussie en zonder hoofdelijke stemming aangeno
men.
252 Voorstel tot wijziging van de statuten van de Stichting
Lichamelijke Opvoeding en Sport Soest.
Mevrouw ORANJE-ENTINK zegt dat onder 2c wordt
voorgesteld het volgende punt aan artikel 7 toe te voe
gen:
„dat de bedoelde bestuursleden slechts tot hun 65ste
jaar als zodanig kunnen worden aangewezen".
Zij houdt niet van betuttelen van personen, noch van
groepen van personen. Het is voorstelbaar dat de
Stichting Lichamelijke Opvoeding en Sport Soest graag
jonge mensen in het bestuur heeft, maar is het nu wer
kelijk nodig een leeftijdsgrens in te stellen? Heeft dat
enige zin?
De heer JOOSTEN merkt op dezelfde vraag te willen
stellen.
Wethouder DE HAAN zegt dat het in het algemeen
wel gebruikelijk is dat erop wordt toegezien dat de be
stuurders van sportverenigingen of stichtingen die
zijn belast met het beheer van sportaccommodaties,
nog contact hebben met de gebruikers. Hij denkt dat
de gedachte om die leeftijdsgrens in te voeren is inge
geven door het merkwaardige en beroerde verschijnsel
dat vele te oude heren - vooral in internationale orga
nisaties - te lang op hun plaats blijven zitten.