van dit plan heeft afgeschrikt dat zij hebben gezegd:
Houd er maar mee op. Hij meent dat men het verzoek
om plaatsing niet moet intrekken, maar moet trachten
met verenigde krachten tot de stichting van de bedoel
de school te komen, zodat de jongelui in Soest straks
niet meer de zogenaamd redelijke afstanden, die altijd
nog minstens 8 km zijn, behoeven te fietsen. Voor de
jongelui zelf is dat fietsen niet erg, maar gedacht moet
worden aan het verkeersgevaar dat er in zit.
De heer LEVINGA is met de heer Gerth van mening
dat het verzoek om plaatsing moet worden gehand
haafd. Hij vindt de brief van het COGVO eigenlijk
een zwakke brief en begrijpt niet dat de colleges van
burgemeester en wethouders van Baarn en Soest dit
een moeilijk weerlegbare brief vinden. Er staat bij
voorbeeld in:
„In Baarn wonen meer welgestelden dan in Soest
Daardoor belangstelling voor havo/vwo zeer groot."
Als dat het geval is, moet men er voor zorgen dat men
in Soest ook meer welgestelden krijgt en moet men
hier dus als de bliksem een school voor havo/vwo
stichten, want daaruit komen waarschijnlijk de welge
stelden voort. Spreker betwijfelt echter zeer dat er in
Baarn meer welgestelden wonen en vraagt zich af hoe
men aan dergelijke dubieuze gegevens komt. Als het
toch juist is, betreft het waarschijnlijk bejaarden zon
der kinderen, die niet zo'n behoefte hebben aan een
school voor havo/vwo
De heer OLDENBOOM stelt dat ook zijn fractie wat
moeite heeft met het voorstel het verzoek om plaatsing
in te trekken Er zitten wat onlogische zaken in het
COGVO-verhaal, zoals het feit dat er wel kan worden
gebouwd in Schothorst, maar niet in Soest. Een kei
hard argument is het natuurlijk wel als de stichting
van een school te Soest het bestaan van scholen in de
omgeving in gevaar zal brengen. Als dat inderdaad een
valide argument is, moet men ogenblikkelijk ophou
den, want het heeft geen zin in Soest een middelbare
school te stichten als daardoor in Baarn of Amersfoort
een school moet worden gesloten. Dat kost nl. alleen
erg veel geld. Persoonlijk ziet spreker niet zo'n bezwaar
in het feit dat de kinderen thans vrij grote afstanden
moeten afleggen. Hij heeft zelf twee kinderen die dit
doen en zij ondervinden daarvan tot op heden niet
het geringste nadeel
Spreker acht het intrekken van het verzoek om plaat
sing op dit moment nog wat prematuur. Een nadere
waardering van het COGVO-plan zou zeker zinvol
kunnen zijn.
De heer STORIMANS is eveneens tegenstander van
het voorstel het verzoek om plaatsing in te trekken.
Hij wil voorstellen dit voorstel zelf in te trekken.
Wethouder DIJKSTRA constateert dat bij de fracties
van de V. V,D. en de P. v.d A de belangstelling voor
deze kwestie zeer groot is.
De heer OLDENBOOM: Bij ons ook!
Wethouder DIJKSTRA: Dat is fijn; deze kwestie heeft
dus ieders belangstelling.
Spreker wil allereerst een misverstand rechtzetten,
een misverstand waartoe dit korte voorstel van het
college blijkbaar aanleiding heeft gegeven Het is be
paald niet juist dat het voorstel van burgemeester en
wethouders inhoudt: Stop er nu maar mee, want het
is een achterhaalde zaak Men moet in het bijzonder
een dikke streep zetten onder de zinsnede in de voor
laatste alinea dat voortzetting van de procedure op dé
ze basis geen enkele zin heeft. Die basis bestaat uit de
aanvrage gebaseerd op de cijfers van het COGVO én
de samenwerking met Baarn,
In de leesmap heeft men de resultaten kunnen vinden
van een voorlopig onderzoek van het COGVO. Dat
onderzoek is bijzonder grondig geweest, zoals ook is
gebleken uit de gesprekken die in Utrecht zijn gevoerd;
het college is nl vertegenwoordigd in de provinciale
COGVO-commissie De heer Veraar en spreker zitten
in die commissie; zij gaan er bijna altijd te zamen
heen en als er één verhinderd is, is er dus altijd nog
een vertegenwoordiger van Soest. De bedoeling van
dit voorstel is nu dat het geen enkele zin heeft op dé
ze basis verder te werken Van meet af aan is over de
ze aanvrage overleg gepleegd met Baarn en het laatste
gesprek met burgemeester en wethouders van Baarn
heeft tot de conclusie geleid dat Baarn in een handha
ving van de aanvrage geen enkel heil ziet. Zoals de
aanvrage er thans ligt, kan zij alleen worden behan
deld op grond van de cijfers die het COGVO zelfheeft
verzameld. Het COGVO komt tot een negatieve con
clusie, zodat het geen zin heeft die aanvrage te hand
haven, want het zou betekenen dat zij met een sterk
negatief advies bij het ministerie terecht zou komen
en dus geen enkele kans zou maken. Wat eigenlijk in
de brief ligt opgesloten, is dat er op andere basis theo
retische mogelijkheden bestaan. Het is aan de raad
om te beslissen of daarvan gebruik moet worden ge
maakt.
Er is thans een drietal mogelijkheden. In de eerste
plaats is er de mogelijkheid om, ondanks het negatief
advies van het COGVO, door te gaan. Spreker ziet
daarin geen enkel heil, want de aanvrage komt dan bij
het ministerie vergezeld van een afwijzend advies. De
praktijk heeft geleerd dat zelfs de aanvragen die door
het COGVO worden ondersteund het lang niet altijd
halen, Uit het laatste jaarverslag van het COGVO
blijkt dat van een negental aanvragen vier door het
ministerie zijn afgewezen; in twee gevallen is het
COGVO daarvan in beroep gegaan, hetgeen op zich
zelf al een lintwormprocedure is.
In de tweede plaats is het mogelijk een ander bureau
te verzoeken de gehele zaak te bekijken en materiaal
en argumenten te verzamelen om het advies van het
COGVO te kunnen weerleggen. Dit gaat de gemeente
echter wel veel geld kosten; heel globaal taxeert spre
ker het op f. 20.000,--. De kans bestaat dan dat men
met anders gegroepeerd cijfermateriaal - optimist
moet men in dezen niet zijn - de mening van het COG
VO kan bestrijden
In de derde plaats is er de mogelijkheid van een recht
streekse indiening van een aanvrage bij het ministerie,
dus buiten het COGVO om Ook in dat geval moet de
gemeente zelf zorgen voor uitgebreid cijfermateriaal
en voor argumenten, want zonder dat wordt een aan
vrage niet in behandeling genomen.
Spreker is in deze zaak geen optimist- Vanaf 1972
heeft hij bij herhaling gezegd geen reden te zien tot
voorbarig optimisme Het uitgebrachte rapport beves
tigt dit. Het college heeft van meet af aan alleen heil
gezien in een samenwerkingsschool Tot december
1973 heeft het daaraan gewerkt. Deze visie van het
college wordt geheel door het COGVO bevestigd,
want dit zegt dat een openbaar lyceum er bepaald
niet in zit en dat een samenwerkingsschool een mar
ginale kans biedt, maar dat die kans nog te zwak is om
door het COGVO te kunnen worden ondersteund.
Over een samenwerkingsschool behoeft echter niet
126