Nr. 8 Soest, 29 augustus 1974 NOTULEN van het verhandelde in de openbare vergadering van de raad der gemeente Soest op donderdag 29 augustus 1974 te 14.00 uur. VOORZITTER de burgemeester, mevrouw mr. J.M. Corver-van Haaften. SECRETARIS de heer H. Borreman. Tegenwoordig de leden: mevrouw G.G.A. Alting-Ambrosius, W.A. Blaauw, J.A. Detmar, L.J. Dijkstra, J.J. Ebbers, M.A. van Ee, H. Gerth, P. Grift, M. de Groot, K. de Haan, D. Hoekstra, H.M. Jonker, J.C. Korte, mevrouw E. Korthuis- Elion, K. Levinga, R.A. van Logtenstein, G.H. Oldenboom, mevrouw P.J. Oranje-Entink, J.R. van Poppelen, A.H.F. Smit, G. Stam, P.L.J.M. Storimans, C. Verheus, A.J. van Vloten (later) en mevrouw M.C.P. Walter-Van der Togt. De VOORZITTER opent de vergadering en stelt voor met gebed te beginnen. Hierna vindt voorlezing van het gebed door de voorzitter plaats. Vervolgens deelt zij mede dat de heer Van Vloten later ter vergadering zal komen. Namens de raad mag zij vreugde uit spreken over het feit dat mevrouw Oranje weer gezond en wel aanwezig is. Het is fijn dat mevrouw Oranje zo gauw weer is hersteld; de eerste alarmerende berichten die binnen kwamen, hebben iedereen zeer doen schrikken. Mevrouw ORANJ E-ENTINK dankt de voorzitter hartelijk voor haar welkomstwoorden, alsmede voor de mooie bloe men die spreekster al zo snel na haar opname in het zie kenhuis heeft gekregen. Dat was zeer troostrijk. De VOORZITTER richt tenslotte een gelukwens aan de ja rige, de heer Storimans. 169 Notulen van de vergaderingen van 20 juni en 18 juli 1974. De notulen van de vergadering van 20 juni 1974 worden zonder discussie en zonder hoofdelijke stem ming vastgesteld. Op voorstel van de heer GRIFT wordt op bladz. 117 van de notulen van 18 juli 1974 de zin: „Afwezig zonder kennisgeving het lid: P. Grift", doorgehaald en wordt zijn naam toegevoegd aan degenen die in de ze vergadering met kennisgeving afwezig waren. Deze notulen worden, met inachtneming van de aan gebrachte wijziging, zonder hoofdelijke stemming vastgesteld. 170 Ingekomen stukken. a. Open brief d.d. 6 juli 1974 van de heer J. van Arkel, inzake de behandeling door de raad van bestemmings plannen, met voorstel adressant te antwoorden con form het ter inzage liggende ontwerp. De heer JONKER kan zich in het algemeen wel met het ontwerp-antwoord verenigen. In de tweede alinea wordt echter gezegd - en met „Hij" wordt dan de raad bedoeld - „Hij betreurt het wel dat u kennelijk niet uitgaat van een goede achtergrondinformatie." Spreker wil de suggestie doen tussen de woorden „niet" en „uitgaat" het woord „steeds" te plaatsen, want hij weet dat de heer Van Arkel in het verleden in vele gevallen juist over zeer goede achtergrondinfor matie bleek te beschikken. De VOORZITTER: Dat lijkt mij een nuttige aanvul ling. De heer HOEKSTRA is het wel eens met de inhoud van de brief, maar zijn fractie vindt dit antwoord wel erg kort. De heer Van Arkel heeft een uitvoerige brief geschreven en doet altijd veel moeite om bepaalde din gen goed te onderzoeken. Spreker is bang dat, als nu een zo kort antwoord wordt gegeven, het net zal gaan als met betrekking tot ingekomen stuk d. De daar ge noemde briefschrijver heeft aanvankelijk ook een heel summier antwoord gekregen, maar thans is het college genoodzaakt er heel uitvoerig op in te gaan, omdat de briefschrijver geen genoegen met het door hem ontvan gen antwoord heeft genomen. De VOORZITTER meent dat deze brief uitputtend is behandeld in de commissie voor de ruimtelijke orde ning. De heer HOEKSTRA heeft in het verslag van de ver gadering van de commissie voor ruimtelijke ordening gelezen dat de commissie adviseerde de heer Van Ar kel tot een gesprek uit te nodigen. Dit staat echter niet in het ontwerp-antwoord, en omdat dit niet is geschied, had dat antwoord toch wel wat uitvoeriger kunnen zijn. Mevrouw KORTHUIS-ELION sluit zich aan bij de heer Hoekstra. Er is zo vaak sprake van misverstanden dat het haar raadzaam lijkt om eens met de heer Van Arkel te gaan praten, teneinde over te brengen hoe men hier bezig is. De VOORZITTER herinnert zich dat in het verslag van de vergadering van de commissie voor de ruimte lijke ordening stond dat deze commissie bereid was de heer Van Arkel voor een gesprek uit te nodigen. Het college vond echter dat het de nieuwe raad en het nieuwe college een eigen werkwijze moest kunnen la ten bepalen. Dat is de reden waarom het college de suggestie van de commissie niet in het antwoord heeft opgenomen. Burgemeester en wethouders zijn er nl. van overtuigd dat er bij de eerstvolgende gelegenheid wel weer een lange brief van de heer Van Arkel zal ko men. Daarover kunnen zich dan een nieuw college en een nieuwe commissie voor de ruimtelijke ordening buigen. Mevrouw KORTHUIS-ELION vindt dit niet juist. Laat men dan zeggen: Wij willen u graag ontvangen, maar nog niet nu, want alles wordt binnenkort veranderd; in de loop van de herfst zullen wij u echter graag uit nodigen. Dat kan toch vast worden aangekondigd? De VOORZITTER: Ik heb er helemaal geen moeite mee. De heer VAN EE merkt op het geen fijne opmerking te vinden als wordt gezegd: Er zal toch wel weer een brief komen. Een ieder heeft het recht brieven te schrijven. De VOORZITTER bevestigt dit. Zij heeft die opmer king gemaakt, omdat zij ervan overtuigd is dat de heer Van Arkel, die altijd zo actief bezig is, ook bij een volgende gelegenheid actief zal zijn. Zij zou lie ver de nieuwe raad en het nieuwe college een bepaal de werkwijze voor zaken als deze laten bepalen. Er zullen zich steeds meer burgers tot de gemeenteraad wenden en daarom lijkt het haar beter dat de nieuwe raad en het nieuwe college zich daarover gaan bera den. Wethouder mevrouw WALTER-VAN DER TOGT wil even iets verduidelijken, want zij was het wel eens met de suggestie van de commissie om eens met de heer Van Arkel te gaan praten. Straks zal zij ech ter geen wethouder meer zijn, en als men n u in dit antwoord die suggestie zou opnemen, belast men de 131

Historische kranten - Archief Eemland

Notulen Raad Soest | 1974 | | pagina 132