beëindigd, woorden die op dit moment meer dan ooit actueel zijn, nu een golf van wetteloosheid en misda digheid over ons land spoelt. Ik zou die woorden allen die ze horen en lezen, mij zelf inbegrepen, als het wa re op het hart willen binden. Het zijn de woorden uit de Bijbel, het boek Prediker, het 12e hoofdstuk, het 13e vers: „Van al het gehoorde moet dit het slotwoord zijn: Vreest God en onderhoudt Zijn geboden, want dat geldt alle mensen"." De heer KORTE spreekt als volgt: „Mevrouw de voorzitter! Ik wil graag enkele woorden zeggen, waarbij ik in de stijl van de afgelopen twaalf jaar wil blijven. Ik ben nooit een grote spreker ge weest en wil het daarom ook nu heel kort houden. Ik wil iedereen bedanken die het mij mogelijk heeft ge maakt dit werk te doen. Na twaalf jaar stap ik nu op. Ik heb nooit spijt van mijn raadslidmaatschap gehad, maar ik vond het nu tijd worden het werk aan een ander over te dragen. Hartelijk dank aan allen die het mij mogelijk hebben gemaakt het raadslidmaatschap te vervullen." De heer GRIFT spreekt als volgt: „Mevrouw de voorzitter! In de eerste plaats zeg ik u hartelijk dank voor de onderscheiding die ik heb mo gen ontvangen. Voorts dank ik u voor de prettige sa menwerking die ik met u in enkele commissies heb mogen hebben. Een raadslidmaatschap van 21 jaar is heel lang. Ik geloof niet dat veel mensen zo'n lange tijd het vervullen van het raadslidmaatschap kunnen volhouden, vooral in de huidige tijd niet. Alles heeft zo'n versneld tempo gekregen, dat het aantal hartin farcten en andere ziekten onrustbarend is toegeno men. Dit is voor mij een van de redenen om het wat kalmer aan te gaan doen. Zoals u weet, zit ik nog vol op in de vakbeweging, die ik in september met 40 jaar bestuurservaring zal hebben gediend. De vakbe weging vereist heel wat werk en omdat ik ook zitting heb in de bondsraad van de bouwbedrijfsbond, heb ik gemeend mijn raadslidmaatschap te moeten over dragen. Toevallig gaat nu een familielid van mij dit raadslidmaatschap vervullen; laat hij het ook maar eens proberen, hij praat nogal graag. Ik zelf praat niet zo veel. Mijn werk heeft zich meer afgespeeld in de commissies. Ik heb verschillende raadsleden en ook wethouders zien komen en gaan. Na 21 jaar meende ik er nu ook zelf een punt achter te moeten zetten. U en uw college zeg ik hartelijk dank voor de samen werking die met u heeft bestaan. Ook de collega's raadsleden wil ik dank zeggen. Ik heb nooit gemerkt dat zij een antipathie voor mij voelden; ik heb altijd prettig met hen kunnen samenwerken. Voorts dank ik de ambtenaren en de bodes, die me tot in de lees kamer koffie kwamen brengen. In deze dank wil ik speciaal ook de directeur van gemeentewerken betrek ken, bij wie ik altijd als ik met bepaalde problemen zat een gewillig oor heb gevonden. Al met al heb ik in die 21 jaar prettig gewerkt, ook met mijn fractiege noten. Ik wil eindigen met de wens dat u met het nieuwe college en de nieuwe raad zal kunnen door gaan op de manier die ik gewend ben geweest." Wethouder DIJKSTRA spreekt als volgt: „Mevrouw de voorzitter! Het is voor mij niet een last, maar een voorrecht geweest dat ik gedurende ze kere tijd heb mogen deelnemen aan het werk van de raad en van het college. Ik heb het de raad en u niet altijd gemakkelijk gemaakt, maar omgekeerd is het mij wel gemakkelijk en prettig gemaakt en daarvoor ben ik zeer dankbaar. Ik mag constateren dat de raad in het algemeen steun en medewerking heeft ge- gegeven aan de voorstellen die wij deden. Zodoende is het ons mogelijk gemaakt om, met medewerking van velen, het een en ander gereed te krijgen. Dit zou volkomen uitgesloten zijn geweest als daarbij niet de medewerking was ontvangen van de ambtena ren van hoog tot laag, tot en met de dames van de huishoudelijke dienst, die mij stromen koffie brach ten als ik, wanneer iedereen naar huis was, lekker zat te werken. Ik ben daar erg dankbaar voor, evenals voor de vele tekenen van werkelijke vriendschap die ik van u allen heb mogen ondervinden. Dit heeft het werk van ons als dagelijks bestuur zeer vergemakke lijkt. U hebt, mevrouw de voorzitter een ogenblik gezin speeld op het grijze verleden, nl. op de tijd dat ik ambtenaar was bij het Binnenlands Bestuur en bij de Indische magistratuur. Dat was een volkomen gesloten korps. Radicaal daar tegenover staat het bestuurswerk dat wij hier met zijn allen hebben gedaan. Wij moeten hier - en wij willen dat ook - de grootst mogelijke openheid betrachten, al maakt dit het werk er niet al tijd gemakkelijker op. Het kost nl. enorm veel tijd om degenen die aan de buitenkant staan duidelijk te ma ken waarom iets zus of zo is. Het heeft echter het grote voordeel dat dit voorkomt dat wij snel beslissin gen nemen die alleen op eigen inzicht berusten. Nogmaals: Ik heb mijn werk alleen kunnen doen dankzij uw aller vriendschap, steun en medewerking. Ik zeg u daarvoor dank." Wethouder mevrouw WALTER-VAN DER TOGT spreekt als volgt: „Mevrouw de voorzitter! Gisteren heb ik in deze zelfde zaal afscheid genomen van het personeel van de dienst van gemeentewerken, en daarbij bleek dat men zich had afgevraagd wat mijn voornaam was. Omdat mijn voorletter een M is, dacht men dat het „Marie" was. Als er ergens werd vergaderd en ik nog in aan tocht was, vroeg men dan ook: „Is Marie er al? Gis teren mocht ik als laatste het woord voeren en ook nu mag „Marie" nog wat zeggen. Ik mag beginnen met u, mevrouw de voorzitter, heel hartelijk te danken voor wat u tot mij hebt gezegd, ofschoon het voor een deel mijn eigen woorden wa ren. Ik ben ook bijzonder erkentelijk voor de onder scheiding die ik heb gekregen. Ik voel mij daardoor zeer vereerd, omdat wij eigenlijk gewoon hebben ge daan wat van ons werd gevraagd en wat wij meenden dat onze plicht was te doen. Op een gegeven moment ben ik hier wethouder geworden, niet tegen wil en dank, maar wel zonder een zodanige voorbereiding dat kon worden gezegd: Daar spring ik gemakkelijk in. Ik heb wel eens gezegd dat ik maar een brave huis moeder ben - dat „brave" mag men vertalen zoals men zelf wil - en ik ben dat nu eigenlijk nóg. In de afgelopen jaren hebben wij bijzonder veel mee gemaakt. Het is een zeer boeiende tijd geweest. Ik ben altijd zeer geïnteresseerd geweest in wat de ge meente aanging, en dat heeft mij waarschijnlijk ge holpen dit werk te doen. Het is mij echter ook erg gemakkelijk gemaakt door de ambtenaren. Men kan als bestuur nog zo veel willen, als dat ambtelijk niet aanslaat en niet wordt verwerkt op de wijze die men graag wil, is het heel moeilijk het gedaan te krijgen. 146

Historische kranten - Archief Eemland

Notulen Raad Soest | 1974 | | pagina 147