Spreker ziet niet in dat, zoals de Keer De Wilde heeft
gesteld, de fracties van de P. v.d. A. en de V.V.D. hun
uiterste best hebben gedaan om te voorkomen dat er
niet vier, maar slechts drie wethouders zouden wor
den benoemd. Als deze beide fracties werkelijk hun
uiterste best hadden gedaan om deze situatie te voor
komen, hadden ze naar sprekers mening moeten probe
ren om uit hun midden een vierde kandidaat te stel
len, hetzij een derde V.V.D.-kandidaat, hetzij een
tweede P. v.d. A.-kandidaat. Ze hebben alles over
dacht; de motie lag klaar. De C.D.A.-fractie heeft niet
helemaal begrepen waarom ze geen vierde kandidaat
stellen. Het benoemen van slechts drie wethouders is
natuurlijk moeilijk te verkopen, ook al wordt het nu
honderdduizend keer op basis van politieke argumen
ten voorgesteld. Sinds 1970 zijn de werkzaamheden
van het college natuurlijk alleen maar toegenomen, al
leen al door de werkwijze zoals die ten opzichte van
de bevolking wordt gevolgd en dergelijke. De C.D.A.-
fractie is dan ook tegen de motie en zou de fracties
van de V.V.D. en de P. v.d. A. met klem willen uitno
digen toch maar hun uiterste best te doen en een kan
didaat te stellen ter voorziening in de vierde vacature.
De heer VISSER is het roerend eens met het door de
voorzitter gegeven advies. Het is vandaag de dag on
verantwoord om wegens politieke redenen het aantal
wethouders van vier tot drie terug te brengen. Spreker
stelt hiervoor in de eerste plaats de V.V.D., maar ook
de P. v.d. A. en ook het C.D.A., dat zoeven de kans
heeft gehad om toch nog iemand uit zijn midden de
vierde vacature te doen vervullen, verantwoordelijk.
Het politieke spelletje dat er nu is gespeeld, is niet
in het belang van de gemeente Soest. Het is onver
antwoord.
De heer VAN EE zou de heer Hoekstra willen zeggen,
dat de procedure die nu is gevolgd, niet een vreemde
procedure is. Het is niet de eerste keer dat zo'n pro
cedure is gevolgd. Het is een heel normale zaak dat
bij de stemming ter voorziening in de vierde vacature
de keus is gevallen op een lid van de C.D.A.-fractie.
In 1970 is, aldus spreker, inderdaad, zoals de heer De
Wilde heeft gezegd, op grond van een politieke moti
vering besloten om het aantal wethouders van drie
op vier te brengen. Het was een politieke motivering,
die ook tijdens het openbare overleg door de C.D.A.-
vertegenwoordigers
De heer VAN POPPELEN: Het C.D.A. was er toen nog
niet, mijnheer Van Ee. Waarheid spreken!
De heer VAN EE: Ik spreek de waarheid. Maar u ver
draait de hele boel altijd. Laten we dat eens stellen.
En als we eens bekijken wat u hier in de krant zet
Maar ik heb daar geen behoefte aan. Ik wil alleen
maar stellen, dat het het C.D.A. was
De heer VAN POPPELEN: Er is persvrijheid in Ne
derland, mijnheer Van Ee.
De heer VAN EE: Wat bedoelt u hiermee?
De heer VAN POPPELEN: U verwijt de pers wat ze
over het C.D.A. en de V.V.D. geschreven heeft.
De heer VAN EE: Ik zeg dat het vergroten van het
aantal wethouders van drie tot vier in 1970 een poli
tieke zet van het C.D.A. was.
De heer VAN POPPELEN: Het C.D.A. was er toen
nog niet.
De heer VAN EE: Ik heb de getuigen in die bespre
king. Mag ik de heer De Wilde vragen of dit wel of
niet juist is
De heer OLDENBOOM: U heeft de heer De Wilde
weer nodig!
De VOORZITTER: De heer Van Ee heeft het woord.
De heer VAN EE: Ik wil het nog duidelijker zeggen.
Het is de heer Van Poppelen geweest die het gezegd
heeft.
De heer VAN POPPELEN: Ik geloof dat de heer Van
Ee nu inderdaad een beetje van de hak op de tak gaat
springen, mevrouw de voorzitter. Het C.D.A. heeft
het volste begrip voor hetgeen hier vanavond door de
P. v.d. A. naar voren is gebracht, want het is een logi
sche zaak dat die partij graag een wethouder heeft.
Wij hebben dus ten opzichte van de opstelling van de
P. v.d. A. geen enkel probleem. Wij hebben zeer wei
nig waardering voor het gedraai van de V.V.D. Want
de heer Van Ee en ik hebben op 22 juni jl. als fractie
voorzitters van de twee partijen die tot een over
eenstemming waren gekomen, een verklaring opge
steld. De heer Van Ee ontkent het maar als het niet
waar is.
De heer VAN EE: Ik ontken het!
De heer OLDENBOOM: We moesten elkaar zelfs bij
de voornaam noemen!
De heer VAN EE: Wat betekent dat?
De heer VAN POPPELEN: Mag ik doorpraten, me
vrouw de voorzitter?
De VOORZITTER: Ja. Het woord is nog altijd aan de
heer Van Poppelen, dames en heren.
De heer VAN POPPELEN: Toen wij de zesde bespre
king hadden, waarbij de P. v.d. A. voor het eerst aan
wezig was
De heer VAN EE: Mag ik even interrumperen? Heeft
het nog zin om hierover door te gaan, mevrouw de
voorzitter?
De heer VAN POPPELEN: Ik mag mij uitspreken, ik
mag mijn stem verklaren.
De VOORZITTER: De heer Van Poppelen heeft het
woord. Ik meng mij er niet in of de discussies van
avond zin hebben of niet.
De heer VAN POPPELEN: De V.V.D. heeft toen ver
moedelijk gemeend, mevrouw de voorzitter, ons te
bewegen een ander standpunt in te nemen. Ook hier
van zijn er getuigen. Wij hebben van meet af aan ge
zegd geen ander standpunt te zullen innemen. Het was
voor de V.V.D. vanavond misschien wel heel wat ge
makkelijker geweest als het C.D.A. zich in de hoek
had laten drukken. Maar het omgekeerde is het geval
geweest.
Eén ding snap ik niet. De heer Van Ee heeft het van
avond steeds over een afspiegelingscollege. Hij had
zelfs ook een op schrift gesteld voorstel bij zich om
het aantal wethouders van vier terug te brengen tot
drie. Als het afspiegelingscollege bij de heer Van Ee
dan zo zwaar weegt, waarom is hij dan niet vroeger
met dat voorstel gekomen, ten einde te proberen op
een andere manier tot een afspiegeling te komen?
Het vergroten van het aantal wethouders van drie tot
vier in 1970 was geen politieke zet. Er is toen duide
lijk gesteld, dat er in Soest, gezien de bevolkings
groei (de prognose betrof toen nog 70.000 inwoners),
zeer veel werk verzet moest worden ten aanzien van
de planologie, de woningbouw en wat dies meer zij,
vervolgens is bepaald dat de portefeuilles te zwaar
zouden worden voor drie personen en toen is het aan
tal wethouderszetels van drie op vier gebracht. Ik ben