ning en die daar in de toekomst dus weer uitgenomen
zal worden. Wanneer de C.D.A.-fractie de term „grond
beleid" had gebruikt, had spreekster een ander ant
woord gegeven. Zij heeft getracht duidelijk te maken
dat een deel van het grondbeleid wordt behandeld in
de commissie voor ruimtelijke ordening. Er is geen en
kel verschil gekomen met de werkwijze van vroeger.
Wanneer er een aankoop moet worden verricht in het
belang van de volkshuisvesting en de ruimtelijke orde
ning, komt dit allereerst in de commissie voor ruimte
lijke ordening aan de orde. Dat is een van de redenen
waarom die commissie niet openbaar is, nl. om grond-
speculatie te voorkomen. Daarnaast wordt de aankoop
van grond ook altijd behandeld in de commissie van
financiën en ook, als daartoe aanleiding bestaat, in de
commissie voor openbare werken. Hierbij gaat het dus
om het grondbeleid. Wanneer gesproken was over het
grondf>edrij£-, dan had men een ander antwoord gekre-
eleid 8en-
^jz De heer OLDENBOOM: Er blijft tussen ons een we-
I k derzijds onbegrip
n N Nj3e VOORZITTER antwoordt dat dit niets te maken
flyWv heeft met onbegrip, maar wel met het feit dat het
)k\. grondbedrijf een geheel andere zaak is dan het grond-
7 beleid. In de aanbiedingsbrief zal men iets vinden
over de financiële positie van het grondbedrijf, dat in
houdt dat men, als een en ander is uitgezocht, wellicht
van een actieve grondpolitiek naar een passieve grond-
politiek zal moeten overgaan. Dat is dan beleid en
geen bedrijf.
Spreekster meent dat de brief van het C.D. A. thans
voldoende is beantwoord. Met betrekking tot de brief
van het N.V.V. stelt zij voor de notulen van deze ver
gadering vergezeld van een korte brief aan het N.V.V.
toe te zenden.
Aldus wordt besloten.
218 Voorstel van de commissie voor de beroepschriften
tot het nemen van een beslissing op een door de heer
H.F. Schenk ingesteld beroep tegen de weigering van
een bouwvergunning.
De heer VAN LOGTENSTEIN deelt mede dat de be
roepschriftencommissie geen reden heeft kunnen vin
den het advies te doen afwijken van het weigeringsbe-
sluit van burgemeester en wethouders. Het is nl. niet
mogelijk de bouw die de heer Schenk zich had ge
dacht - en die ondertussen al is verwezenlijkt - te gaan
legaliseren. Op grond van de bestaande verordeningen
en bestemmingsplannen is dit niet mogelijk.
In de commissie is wel de wens geuit dat, indien dit
voorstel wordt aangenomen, de uitvoering daarvan in
goed overleg met de heer Schenk zal plaatsvinden.
Mevrouw ORANJE-ENTINK stelt vast dat het het lot
van een bestuurder is nu en dan iets te moeten weige
ren. Het is natuurlijk een zeer verdrietige zaak om
een middenstander te móeten dwarszitten, maar zij is
het toch wel eens met het standpunt van de commis
sie. Zij maakt zelf deel uit van die commissie, maar
doordat zij door omstandigheden de vergadering van
de commissie niet heeft kunnen bijwonen, zijn er voor
haar twee vragen blijven liggen. De eerste is - de heer
Van Logtenstein maakte al een opmerking in die rich
ting - of een soort van tijdelijke vergunning kan wor
den verleend om de heer Schenk de gelegenheid te ge
ven naar een andere oplossing te zoeken. Waarschijnlijk
zal hij daarbij wel enige hulp van gemeentewerken
kunnen krijgen.
In het stuk staat twee maal dat de heer Schenk iets is
medegedeeld. Er staat niet bij dat dit schriftelijk is ge
schied; wordt dit allemaal mondeling afgedaan? Ge
zegd wordt ook: „Betrokkene ontkende noch bevestig
de bekend te zijn met deze mededeling Als het
schriftelijk is gebeurd, moet het toch erg gemakkelijk
zijn geweest een kopie van die mededeling te voor
schijn te halen. Spreekster vindt het een zeer menselij
ke reactie dat men, als men een tekening terugkrijgt
die is goedgekeurd door de schoonheidscommissie,
niet verder leest. In het stuk staat dat steeds duidelijk
wordt medegedeeld dat zo'n goedgekeurde tekening
nog niet voldoende is. Is dat mondeling of schriftelijk
medegedeeld?
De heer DE WILDE is verbaasd over het feit dat ter
vergadering het advies van de commissie voor de be
roepschriften is aangevuld. De mededeling van de heer
Van Logtenstein is door mevrouw Oranje al zodanig
geinterpreteerd, dat zij spreekt over het verlenen van
een tijdelijke vergunning. Spreker is het wel met de
heer Van Logtenstein eens dat de uitvoering van het
door de raad te nemen besluit in goed overleg met de
betrokkene moet geschieden, maar in het stuk van de
commissie voor de beroepschriften wordt daarover
niets gezegd. Hij weet dus niet of de heer Van Logten
stein zijn mededeling deed met machtiging van de
voorzitter en de secretaris van die commissie. Anders
wil hij voorstellen zoiets voortaan in de stukken me
de te delen.
De heer VAN LOGTENSTEIN: Toen de commissie
bijeen kwam, waren slechts twee leden plus de voor
zitter aanwezig. De mening van de aanwezige leden
was gelijkluidend.
De heer DE WILDE blijft het merkwaardig vinden
dat hier over de tafel heen zo'n opmerking wordt ge
maakt, want de zaak is voor de betrokkene niet zon
der belang.
Spreker heeft zich over de gevolgde procedure ver
wonderd. Er is een hele discussie geweest over de
vraag of de heer Schenk, toen hij zijn tekening terug
kreeg met daarop het stempel „goedgekeurd vanwe
ge de welstandscommissie", wel of niet had mogen
bouwen. Die goedkeuring dateert van juli 1973 en de
heer Schenk is in het voorjaar van 1974 begonnen
met die kap te maken. Het is een duidelijke tijdelijke
zaak; er is voor f. 1.700,— materiaal voor gebruikt.
Kan het college niet een procedure bevorderen waar
bij discussies over de vraag of iemand wel of niet te
goeder trouw van een goedgekeurde tekening is uitge
gaan, worden voorkomen? Als een bouwvergunning
aan burgemeester en wethouders wordt gevraagd,
moet die zaak niet eerst door de schoonheidscommis
sie worden afgedaan om pas vervolgens te bekijken of
er misschien strijdigheid bestaat met stedebouwkundi-
ge regelingen en met de bouwverordening. Voor de
doorzichtigheid van de relatie tussen burger en be
stuur is dat een verkeerde gang van zaken. Als het col
lege vindt - spreker vindt dat niet - dat een bouwaan-
vrage eerst welstandshalve moet worden getoetst, zou
dit in ieder geval voorlopig binnenskamers moeten
blijven en niet aan de aanvrager moeten worden me
degedeeld, zodat deze niet voor een moeilijkheid als
de onderhavige kan komen te staan. Spreker zou het
veel verstandiger vinden als de dienst van bouw- en wo
ningtoezicht zich eerst afvroeg of een bouwaanvrage
strijdig is met een stedebouwkundige regeling en met
de bouwverordening, Is dat het geval, dan kan wel
standshalve toetsing achterwege blijven; is dat niet het
geval, dan kan welstandshalve toetsing plaatsvinden.
180