ven bebouwingsdichtheid verantwoord is, mede gezien
de grote woningnood in Soesterberg en gelet op het
feit dat de bouwmogelijkheden in Soesterberg niet zo
erg groot meer zijn in verband met de Kosten-eenhe-
den.
Wethouder EBBERS wil nog een antwoord geven op
de vraag van de heer De Wilde of dit plan goed aansluit
bij de rest van Soesterberg. Hij kan zeggen dat straks
door de eventueel door te trekken Buys Ballotlaan
een veel grotere samenhang met de rest van Soester
berg zal ontstaan dan thans lijkt.
Het voorstel, zoals dit door het college is gewijzigd,
wordt hierna zonder hoofdelijke stemming aangeno
men.
229 Voorstel tot verhoging van het subsidie peuterspeelza
len.
Mevrouw VAN STIPHOUT-CROONENBERG geeft
te kennen dat haar fractie gelukkig is met het feit dat
het college de suggestie van de financiële commissie
en de commissie voor maatschappelijk werk heeft ge
volgd door de ingangsdatum op 1 juli 1974 te stellen.
Wel is de fractie bezorgd over de tarieven voor de peu
terspeelzalen. Zij wil benadrukken dat een verdere
prijsverhoging in de nabije toekomst zeker niet zal
worden toegejuicht.
Spreekster vindt dat het college de peuterspeelzalen
eigenlijk niet alle recht doet wedervaren. Bij het van
de grond brengen van peuterspeelzalen in Nederland
was een van de belangrijkste argumenten dat pedago
gen en psychologen vonden dat men door middel van
de peuterspeelzalen sociale achterstanden - bijvoor
beeld ten aanzien van het verbale vermogen en het
functioneren in de groep - zou kunnen opheffen, het
geen de betrokken kinderen op de kleuterschool en in
de eerste klas van de lagere school ten goede zou ko
men. Als dit nu het geval is, vindt spreekster het ei
genlijk niet juist dat de peuterspeelzalen onder de
commissie voor maatschappelijk werk vallen. Zij is
principieel van mening dat de peuterspeelzalen zou
den moeten worden overgeheveld naar de commissie
voor onderwijs.
Mevrouw GREEFHORST-VAN OVERDAM kan zich
in grote lijnen aansluiten bij het betoog van mevrouw
Van Stiphout. Zij wil nog herinneren aan de door haar
in de commissie gestelde vraag of door de gemeente
de aanleg van een telefoon in de peuterspeelzaal in
Soesterberg kan worden bekostigd. Omdat het echt
niet denkbeeldig is dat er in een peuterspeelzaal iets
ernstigs kan gebeuren, is het onverantwoord dat er
geen telefoon aanwezig is. De kosten van aanleg zijn
echter te hoog om door de betrokken stichting zelf te
worden gedragen.
De heer OLDENBOOM merkt op dat het op zichzelf
natuurlijk zinvol is zo veel mogelijk materiaal bij de
stukken te voegen, maar het gaat wel wat te ver om er
een enquete bij te leggen die niet aan de meest ele
mentaire daaraan te stellen eisen voldoet.
De heer VISSER leest in het voorstel:
„In een bespreking met het bestuur van de stichting
peuterspeelzalen is gebleken dat het voor 1974 ge
raamde exploitatietekort voor een deel kan worden
bestreden uit in dat jaar ontvangen extra inkomsten."
Uit de notulen van de commissie voor maatschappe
lijk werk heeft spreker begrepen dat die extra in
komsten bestonden uit een bedrag van f. 2.000,-, dat
men had ontvangen van de Stichting Exploitatie Ker
missen. Dat is een erg leuk gebaar, maar het lijkt hem
niet juist dat dit bedrag wordt gebruikt om tekorten
aan te zuiveren. Dit geld moet worden bestemd voor
extra dingen, zoals de telefoon die mevrouw Greef-
horst noemde.
Verder hoopt spreker dat ook de voor de stichting
heel belangrijke consulente zal worden gesubsidieerd.
Mevrouw KORTHUIS-ELION spreekt haar voldoe
ning uit over het feit dat het mogelijk is gebleken de
subsidie aan de peuterspeelzalen te verhogen, zodat
deze niet genoodzaakt zijn hun tarieven te verhogen,
want daardoor zouden zij hun doel voorbijschieten.
Voorts meent spreekster dat landelijk de zaak van de
peuterspeelzalen door het ministerie van cultuur, re
creatie en maatschappelijk werk wordt behandeld. In
dat licht gezien, acht zij het veel beter de peuterspeel
zalen in Soest onder de commissie voor maatschappe
lijk werk te laten. De ambtenaren van maatschappe
lijk werk hebben nl. betere contacten met het minis
terie van cultuur, recreatie en maatschappelijk werk
dan met dat van onderwijs. Principieel bekeken, zou
den de peuterspeelzalen inderdaad tot het onderwijs
moeten worden gerekend.
Wethouder DE HAAN deelt mede dat het college in
de tijd tussen de behandeling van dit voorstel in de
commissies en de bespreking thans in de gemeenteraad,
een gesprek heeft gehad met het bestuur van de stich
ting peuterspeelzalen. Daarbij heeft het college duide
lijk de indruk gekregen dat ook dit bestuur voorshands
niet tot verhoging van tarieven zal willen overgaan. Ver
der is het bestuur bereid om in voorkomende gevallen
iets aan de tarieven te doen indien die gevallen niet in
aanmerking komen voor een rechtstreekse bijdrage in
gevolge de bijstandswet.
Ten aanzien van de vraag of het in dezen om onder
wijs of om maatschappelijk werk gaat, merkt spreker
op dat thans voor het eerst iets voor de peuterspeel
zalen is uitgetrokken op de rijksbegroting en wel op
de begroting van het ministerie van cultuur, recrea
tie en maatschappelijk werk. Als dit de Staten-Gene-
raal ongewijzigd passeert, zal men vooral in de experi
mentele sfeer wat gaan beginnen om na te gaan welke
verbeteringen in de toekomst nodig zullen zijn.
De kwestie van de aanleg van een telefoon is met het
bestuur besproken. Bekeken zal worden wat men
hieraan gezamenlijk zal kunnen doen. Ook zal naar
de kosten worden geïnformeerd; die zullen, gelet op
de grote afstand, niet gering zijn.
De heer Oldenboom heeft over een enquete gespro
ken. Dit voorstel is niet speciaal op die enquete geba
seerd.
Met betrekking tot de bijdrage uit de kermispot,
waarover de heer Visser heeft gesproken, meent spre
ker dat het bestuur van de stichting vrij is dat geld
naar eigen inzicht te besteden. Het bestuur zal die
vrijheid moeten houden.
Voor het vrij kleine aantal peuterspeelzalen in Soest
is een consulente een veel te duur instituut. Deswege
is de consulente buiten de subsidiëring gehouden. De
ze zaak kan op een andere manier worden opgelost,
zoals in heel veel plaatsen met peuterspeelzalen al heel
goed is gebeurd.
Met wat mevrouw Korthuis heeft gezegd, kan spreker
geheel instemmen.
Wethouder PLOMP heeft met belangstelling de op
merkingen van mevrouw Van Stiphout en mevrouw
Korthuis aangehoord. Deze zaak is momenteel inder
daad nog in handen van het ministerie van cultuur, re-
188