direct van start kan gaan. Wij hopen dat de besprekin
gen over een sporthal spoedig aanvangen. Wij achten
het nuttig dat de wijkraad reeds aan de eerste ge
sprekken zal kunnen deelnemen.
Hoe staat het nu met de overdracht van de Radema-
kerstraat? Een realisering van de reconstructie
dringt. Als fractie hebben wij de banden met de wijk
raadsfractie nauwer aangehaald. Wij hopen dat dit
ook in ruimer verband zal gebeuren en dat de wijk
raad vele initiatieven zal kunnen ontplooien en het
werk uitbouwen.
Tot slot een woord van lof over de verworvenheden
van het afgelopen jaar, waarvan ik in het bijzonder
zou willen noemen: Honsbergen met dienstencen
trum, de dubbel-m.a.v.o. in het Veen, de zojuist ge
opende school de Kwikstaart bij het Van Arkel-in-
stituut, de uitgifte van kavels voor de particuliere
woningbouw die binnenkort zal geschieden en de
dorpspomp. Wanneer zal verdere openlegging van het
fraaie dorpscentrum geschieden?
Wat die uitgifte van kavels betreft herinner ik eraan,
dat ik reeds in 1972 aandrong op een dergelijke uit
gifte zonder dat door de betrokken wethouder hier
op werd ingpgaan. Wij juichen de uitgifte vooral toe,
omdat hierdoor de door ons allen begeerde doorstro
ming een extra impuls zal krijgen.
Last but not least zou ik mijn grote waardering wil
len uitspreken voor het gemeentelijk personeel op
wiens inzet wij steeds konden rekenen.
Tot zover de beleidspunten die ik bij dit deel van de
beschouwingen naar voren heb willen brengen.
Woensdag zullen onze fractieleden bij de concrete be
grotingshoofdstukken op de verschillende details
verder ingaan.
De heer VAN POPPELEN: Mevrouw de voorzitter!
De thans voor ons liggende begroting is de eerste be
groting van het nieuwe college van burgemeester en
wethouders en daarmede uiteraard tevens de eerste
begroting die door de raad in zijn huidige samenstel
ling zal moeten worden vastgesteld.
Het is tevens de eerste maal, dat van de in het C.D.A.
samenwerkende partijen geen vertegenwoordiger in
het college zitting heeft. Dit is een gevolg van het
merkwaardige optreden van de V.V.D.-fractie bij de
wethoudersverkiezing. Het tijdens de begrotingsbe
handeling van vorig jaar door de heer Van Ee zo vu
rig bepleite afspiegelingscollege is niet veel meer ge
worden dan een flauwe afspiegeling.
Op de openbare ledenvergadering van de V.V.D., ge
houden op 24 oktober jl., hebben zijn eigen partijge
noten hem zelfs verweten, dat hij bij de besprekingen
met betrekking tot de vorming van een college van
burgemeester en wethouders een toch wel wat dubi
euze rol heeft gespeeld, waarmede de C.D. A.-stelling
dan ook werd bevestigd.
Wij hebben de gang van zaken uitermate betreurd.
Niettemin heeft Soest een college van burgemeester
en wethouders dat zich bij monde van zijn voorzitter
als puur collegiaal wenst te beschouwen. Een aanval
tegen één lid betekent een aanval tegen het voltallige
college. Wij wagen het te betwijfelen of dat voor de
P. v.d. A.-fractie in deze raad wel zo leuk zal zijn.
Ondanks al hetgeen zich in de afgelopen maanden
heeft afgespeeld, zal het C.D.A. zich constructief blij
ven opstellen en zal het zich volledig inzetten voor
de behartiging van de belangen van Soest.
Dit jaar biedt het college de raad een sluitende begro
ting aan, zij het dat de saldireserve voor een gering
deel is aangesproken en een aantal belastingen moet
worden verhoogd. Wij onderschrijven de stelling van
het college, dat het beschikken over een groter deel
van de saldireserve inflatoir zou werken. Dat neemt
echter niet weg, dat er toch wegen moeten zijn te
vinden om het uitgavenpeil te drukken zonder dat
het verzorgingspeil in onze gemeente daaronder heeft
te lijden.
Het in de hand houden van overheidsuitgaven is een
moeilijke zaak. Bij de overheid ontbreekt nl. de norm
„opbrengst", omdat voor een groot aantal diensten
die de overheid verleent min of meer moet worden ge
gokt of het nut groter is dan het offer. In een tijd
van snel stijgende lonen kunnen zich snel veranderin
gen voltrekken op het gebied van de waarde van de
diensten evenals op het gebied van de efficiency van
werkzaamheden. Zaken - met name in het administra
tieve vlak - die vroeger de moeite waard waren om te
worden bijgehouden, kunnen nu te duur zijn gewor
den. Tegen deze achtergronden bezien rust op de ge
meenteraad de zware taak om de uitgaven van de lo
kale overheid af te wegen tegen het nut. Stijgingen
die uitgaan boven het inflatiepercentage, dienen ex
tra kritisch te worden beoordeeld.
De in hoog tempo stijgende uitgaven van de ge
meente Soest vervullen ons met grote zorg. De stij
ging bedraagt 18,5%. Op pagina 2 van de nota van
aanbieding schrijft het college, dat met name de sec
tor volksgezondheid, sociale zorg en maatschappelijk
werk daaraan debet zijn, terwijl andere sectors „in de
pas" lopen. In het afdelingsgewijze onderzoek kregen
wij geen duidelijk antwoord op onze vraag welke visie
aan deze zienswijze van het college ten grondslag
ligt. Sterker, er werd gesteld dat aan de stijgingen
geen visie ten grondslag ligt. Is het soms zo dat dege
ne die de hoogste concept-begroting indient, het
meest krijgt toegewezen? Er dient een beter alge
meen coördinerend beleid te worden gevoerd, beter
gestimuleerd door de voorzitter van het college. Gaar
ne zouden wij vernemen of het in de bedoeling van
het college ligt om binnen afzienbare tijd tot de op
stelling van een strategisch plan te komen, waarbij de
verschillende beleidsaspecten, uiteraard met de finan
ciële consequenties, over een langere periode worden
bekeken.
Nu terug naar 1975. Zoals reeds is gesteld was het
slechts mogelijk om de begroting sluitend te maken
door onder andere wederom een aantal belastingen
te verhogen. Van de noodzaak daarvan zijn wij niet
overtuigd. Ter besparing van uitgaven denken wij on
der andere aan het uitbesteden van bepaalde werk
zaamheden aan derden. De uitgaven van gemeentewer
ken stijgen bijvoorbeeld ten opzichte van 1974 met
rond 25%. Het feit dat het onderhoud van het ge-
212