Bij Het vorenstaande sluit een andere opmerking over de nota van aanbieding aan. Alvorens die op merking te maken wil mijn fractie - om niet in een onbillijke beoordeling van de activiteiten van het col lege te vervallen (door nl. te sterk alleen maar op een aantal door ons als negatief ervaren aspecten te wij zen) - met nadruk zeggen, dat wij respect hebben voor het tempo waarin het college in nieuwe samenstel ling direct na zijn optreden de zaken heeft aangepakt. Het is mogelijk dat mede daardoor de nota van aan bieding niet de visie van het college op het beleid in de komende vier jaren bevat. Wij hebben de indruk, dat in de situatie waarin de ge meente Soest zich thans bevindt, veel onduidelijks zit. De oude uitgangspunten van het toekomstige aan tal inwoners, de taak van Soest ter zake van de over loop uit het Gooi, de hoofdstructuur op het gebied van de wegen, de plaats en omvang van het toe komstige dorpscentrum en de bestemming van de Soestereng, hebben hun geldigheid verloren, dan wel staan ter discussie. Onze fractie heeft in de korte pe riode van functioneren van deze raad de indruk ge kregen, dat wij eigenlijk allen de behoefte hebben aan nieuwe uitgangspunten en doelstellingen, geënt op de huidige inzichten, in het bijzonder ten opzichte van de groei, het leefmilieu, het wonen, het verkeer. Nu weten wij, dat aan het opnieuw formuleren van deze uitgangspunten en doelstellingen hard wordt gewerkt en wel in het kader van het ontwikkelingsplan voor Soest. De nota van aanbieding spreekt van een verlen ging van de voorbereidingsfase van dit ontwikkelings plan, bedoeld als een flexibel programma voor het ge meentelijk planologisch beleid. Wij kunnen bij deze woorden niet een concreet beeld voor ogen krijgen. Wanneer een nieuwe visie wordt ontwikkeld voor de periode tot 1985 - 1990, vragen wij ons af of die nieuwe visie ook op papier gestalte krijgt in een struc tuurplan, waaruit bijvoorbeeld het aantal inwoners (waarvoor woonruimte wordt geschapen) blijkt met een wegenstructuur en een stadscentrum. Zal er ook een kaartbeeld zijn met beschrijving, waaruit duide lijk blijkt waar wij - zolang nieuwe inzichten daarin geen verandering brengen - naar toegaan met de ge meente Soest? Natuurlijk had onze fractie niet ver wacht, dat bij deze begroting in de nota van aanbie ding die concrete visie door het college op tafel zou worden gelegd. Daarvoor moet eerst nog veel voor bereidend werk worden gedaan. Maar wij hadden wel verwacht dat de nota van aanbieding de schets van een procedure (langs welke, mede in de tijd geplaatst, het nieuwe ontwikkelingsplan voor Soest tot stand dient te komen) was opgenomen. Nu dit niet is gebeurd vraagt onze fractie of een dergelijke visie-ontwikke ling door het college aan de orde kan worden gesteld bij het aanbieden aan de raad van het ontwerp-bestem- mingsplan Zuidereng. In dat plan is het dorpscentrum opgenomen. Dat is een belangrijk punt, evenals het naderbij brengen van de beslissing over de Centrum- weg. Voor een goed doordachte ruimtelijke hoofd structuur is een juiste keuze van de plaats, omvang, inhoud en bereikbaarheid van het voornaamste dorps centrum in bestuurlijk, sociaal, cultureel en econo misch oogpunt van groot belang. Staat het college voor ogen om dit ruimere verband bij de vaststelling van het bestemmingsplan Zuidereng te leggen? In de nota van aanbieding worden de algemene finan ciële aspecten het eerst behandeld en daarna de be stuurlijke. Wij vragen ons af of het niet veel meer voor de hand ligt, dat het college in een dergelijke no ta een schets geeft van de toestand waarin de ge meente zich naar het oordeel van het college bevindt. Vervolgens kan dan aandacht worden besteed aan de wenselijke en niet wenselijke ontwikkelingen met de daarbij beoogde doelstellingen. De nota kan eindigen met een toetsing van de middelen (nodig om deze doelstellingen te realiseren) aan de beschikbare finan ciën. Langs die lijnen krijgt een discussie over de vraag of wij onze uitgaven moeten beperken ook meer zin. Deze vraag wordt dan niet allereerst beantwoord door de hoeveelheid beschikbare financiën. Doorslag gevend is dan of wij vinden dat het voorzieningenpeil voldoende moet worden geacht. Dat antwoord zal niet voor iedereen hetzelfde zijn. Want daarbij spelen immers maatschappelijk-politieke inzichten een rol; zeker - en terecht - in een college als een gemeente raad, waarin politieke partijen op basis van politieke programma's zijn vertegenwoordigd. Wil het college een volgende keer bij de opzet van de nota van aan bieding een dergelijke werkwijze overwegen? Daar mede krijgt de nota van aanbieding onzes inziens een minder ambtelijk karakter en wordt zij duidelijker een beleidsstuk, hetgeen wij zouden waarderen. De begiotingspositie is sterk verbeterd. Voor zover dat wordt veroorzaakt door hogere bedragen aan de ont vangstenkant (ten gevolge van hogere uitkeringen uit het gemeentefonds) is die verbetering zonder meer toe te juichen. Er rijzen echter vragen, wanneer die gunstiger financiële positie wordt verkregen als ge volg van een eventueel te hoge belastingdruk op onze eigen bevolking of wanneer wij in ons voorzieningen- peil ten achter blijven. In de Troonrede van dit jaar is gesteld, dat de princi piële uitgangspunten van dit kabinet tot uitdrukking komen in een sterke verhoging van onder meer de uitgaven voor welzijn en onderwijs en subsidies voor volkshuisvesting. De ontwikkeling naar een samenle ving met minder ongelijkheid, zoals het kabinet die voor ogen staat, krijgt in een dergelijk beleid gestalte. In dit verband is het verheugend te constateren, dat de regering de gemeenten door hogere uitkeringen aan de gemeenten in de gelegenheid stelt mede te werken aan maatregelen, gericht op de verbetering van de kan sen op vorming en opleiding van die groepen leerlin gen, waarvan de ontwikkeling bijzondere belemme ringen ondervindt door sociale, psychische of fysieke omstandigheden. Door hogere rijksbijdragen aan de gemeenten en door andere maatregelen op onderwijs gebied (op de aard en de inhoud waarvan mevrouw Van Stiphout bij het hoofdstuk onderwijs nader zal ingaan) wordt de gemeentebesturen de mogelijkheid geboden te werken aan de verbetering van de onder wijssituatie in hun gemeenten.

Historische kranten - Archief Eemland

Notulen Raad Soest | 1974 | | pagina 218