In de begroting van binnenlandse zaken is eveneens
medegedeeld, dat het beleid ten aanzien van de ge-
meentefinanciën voor 1975 er vooral op is gericht de
gemeenten te doen delen in de reële stijging van de
voor overheidsbestedingen beschikbare middelen.
Deze verbeteringen maken in onze gemeente ten
slotte een meerbedrag ten opzichte van 1974 uit van
bijna f. 3,5 miljoen.
Ondanks vorenbedoelde verbeteringen heeft het col
lege een niet geheel sluitende begroting kunnen sa
menstellen. Dat de ruimte die door de meerdere in
komsten van het rijk is ontstaan, is gebruikt, door te
besluiten, dat met ingang van 1975 de rente van een
aantal reserves aan die reserves wordt toegevoegd,
achten wij normaal. Dat daardoor aan de algemene
dienst een kwart miljoen gulden wordt onthouden is
een logisch gevolg.
Onze fractie is niet voornemens de raad voor te stel
len bepaalde uitgaafposten te verlagen. Bij onze frac
tie bestaat integendeel eerder twijfel over de vraag
of in de welzijnssector in onze gemeente wel wordt
gedaan wat in de huidige maatschappelijke situatie
moet worden gedaan. Toegespitst raakt deze twijfel
de hoogte van de subsidie, te verlenen aan het creati
viteitscentrum Artishock, alsmede het veld van de
subsidies in het algemeen. Bij het hoofdstuk onder
wijs en cultuur zal onze fractie terugkomen op deze
materie in het kader van een pleidooi voor een dui
delijk samenhangend kader, waarin het gemeentelijk
subsidiebeleid moet worden geplaatst.
Vooralsnog zullen wij ook in de uitgavensector geen
voorstellen tot verhoging doen. Wij hopen eerst van
het college meer materiaal te krijgen (in de vorm
van een beleidsnota cultuurbeleid in de gemeente
Soest) voor wij eventueel zelf met voorstellen ko
men. Wij houden daarbij de mogelijkheid open, dat
wij reeds in het kader van deze begroting ter zake van
het subsidievoorstel voor Artishock de raad een
amendement zullen voorstellen.
De inkomsten zijn weliswaar sterk verbeterd, daarte
genover staat echter een sterke, door ons als noodza
kelijk aangemerkte toename van de uitgaven. Onder
die omstandigheden komen wij met het college tot
de overtuiging, dat een niet sluitende begroting vraagt
om enkele maatregelen. Te kiezen valt dan voor óf
een bedrag ten laste van de saldireserve ter grootte
van het geraamde begrotingstekort, dan wel verho
gingen van de belastingen, óf een combinatie van deze
twee, dan wel verlaging van de uitgaven, welk laatste
middel door ons wordt afgewezen. Onze fractie
meent, dat het beschikken over een bescheiden ge
deelte van de saldireserve alleszins gerechtvaardigd is.
Het thans benodigde bedrag ad f. 50.000,- is wel aan
de uiterst bescheiden kant. Wij zouden er niet tegen
opzien om, wanneer de handhaving van het voorzie-
ningenpeil dit noodzakelijk zou maken, een groter
beslag op de reserve te leggen. Maar uitdrukkelijk als
dit noodzakelijk zou zijn.
De vraag resteert of de door het college voorgestelde
verhogingen van enkele belastingen dusdanig onrede
lijk zijn, dat niet die mate van belastingverhoging
moet plaatsvinden met als gevolg, dat de saldireserve
sterker moet worden aangesproken. Onze fractie heeft
aan deze vraag nauwgezette aandacht besteed. Gezien
de door het college verstrekte gegevens kan onze frac
tie zich verenigen met het voorstel het percentage van
de kadastrale opbrengst voor de straatbelasting ingaan
de 1975 te brengen op 30 en dat voor de rioolbelas
ting op 28. Voor beide belastingen blijven wij daarme
de belangrijk beneden de norm van de minister, die
zou worden gehanteerd, wanneer wij een noodlijden
de gemeente zouden zijn.
Ook tegen het voorstel de opcenten personele belas
ting te brengen van 270 op 310 zullen wij ons niet
verzetten.
Van de belastingvoorstellen hebben wij de meeste
moeite met het voorstel betreffende de reinigingsrech
ten. Ieder gezin betaalt hierbij hetzelfde en voor
ieder gezin geldt de verhoging van f. 39,- naar f. 42,-.
Kan hier een vloer worden ingebouwd ter zake van
de gezinsinkomens beneden welke vloer een gezin de
ze verhoging niet behoeft te betalen? Mogen wij
daarover de mening van het college vernemen?
De door het college gegeven motivering waarom dit
jaar is nagelaten een investeringsnota ter herziening
van de enkele jaren geleden uitgebrachte proeve van
een investeringsnota aan de raad voor te leggen (deze
motivering luidt, dat wordt gewacht op de totstand
koming van het ontwikkelingsplan) wordt door onze
fractie op dit moment aanvaard. Wel willen wij er zeer
op aandringen, dat in ieder geval bij de begroting
voor 1976 een dergelijke investeringsnota wordt over
gelegd. Dit ongeacht de stand van zaken ter zake van
de totstandkoming van het ontwikkelingsplan. Daar
bij gaat het natuurlijk niet allereerst om de rendabele
investeringen. Die investeringen zijn vrijwel geheel af
hankelijk van het al dan niet aanwezig zijn van finan
cieringsmiddelen. Een investeringsnota is uiteraard in
het bijzonder daarom van belang, omdat ten aanzien
van de onrendabele investeringen, ook in betrekking
tot de voortgang van het ontwikkelingsplan, in een
zo vroeg mogelijk stadium wensen aan de financiële
mogelijkheden, blijkende uit de belastbaarheid van de
gewone dienst, moeten worden getoetst.
Een éénjaarlijkse begroting - zonder investeringsplan
dat zich uitstrekt zeker over de kapitaalactiviteiten in
de komende vier-vijf jaar - en zonder een verkenning
van de financiële consequenties van de in het kader
van de begroting 1975 te nemen beslissing, is naar de
mening van onze fractie een niet geheel verantwoorde
zaak.
Het functioneren van het gemeentebestuur. Wij plaat
sen enkele vragen achter de wijze van begrotingsbe
handeling. Wij vinden de tijd die aan een raadslid wordt
gegeven tussen het tijdstip van ontvangst van de be
groting en het afdelingsonderzoek bepaald te kort.
Wij vragen ons verder af of het afdelingsonderzoek niet
beter zou kunnen worden vervangen door behande
ling van het in aanmerking komende begrotingsonder
deel in de desbetreffende commissie van advies en bij
stand. Raadsleden specialiseren zich, ook in een ge
meente van de grootte van Soest. Het afdelingsonder-
218