discussie-avonden waarop wij met de Soester bevol
king bijvoorbeeld willen praten over het ontwikke
lingsplan waarvan verder nog niets vastligt. Wanneer
wij eenmaal in de sfeer van een door de raad vastge
steld bestemmingsplan zijn (het plan heeft ter visie
gelegen en er zijn bezwaren ingediend), dan is het de
taak van de commissie voor de ruimtelijke ordening
om de bezwaarden te horen. Er is derhalve duidelijk
sprake van een verschil in procedure; er wordt met de
bevolking gepraat, wanneer nog niets vaststaat. Dat is
voor wat het bestemmingsplan Landelijk Gebied be
treft op een eerder tijdstip gebeurd. In ontwerp is dat
plan besproken met de bevolking. Het is apart bespro
ken met degenen die werkzaam zijn in de landbouw.
Daarna is er een ontwerp gemaakt. Dat ontwerp heeft
ter visie gelegen. Vervolgens zijn bezwaarschriften in
gediend. Inmiddels zijn alle bezwaarden nog eens ge
hoord.
Vanuit de raad is nu weer de suggestie gedaan om een
aantal commissies weer uit te breiden. Daarmede
heeft het college geen enkele moeite, want de leden
van het college hebben al eens gezegd het uitermate
te betreuren, dat de commissies zo klein zijn. Wan
neer er toevallig één of twee leden verhinderd zijn,
zit een lid van het college met één commissielid
(wanneer de commissie drie raadsleden telt) en met
drie mensen, wanneer de commissie vijf raadsleden
telt. Dat vind ik bepaald te weinig. Ik meen dat de
fracties bij het samenstellen van de commissies veel
aandacht hebben besteed aan de zorg voor het eigen
welzijn. Immers: Wanneer de raadsleden van veel
commissies lid zijn, wordt van hen wel heel veel ver
langd. Wij hebben er echter geen enkele moeite mee
om de commissies alsnog uit te breiden. Integendeel.
Er is gepleit voor openbare vergaderingen van de
commissie voor de ruimtelijke ordening, wanneer er
wordt gesproken over agendapunten voor de raad.
Het niet openbaar zijn van de vergaderingen van de
commissie voor de ruimtelijke ordening is vroeger al
eens onderwerp van discussie geweest in de raad. Toen
is duidelijk voor de niet-openbaarheid gekozen, om
dat er bij het bespreken van bestemmingsplannen in
een vroeg stadium sprake zou kunnen zijn van specu
laties. Wanneer wij het in de commissie eens kunnen
worden over de vraag op welke momenten de verga
deringen al dan niet openbaar moeten zijn, zal het
college geen enkele moeite hebben met het openbare
karakter van sommige vergaderingen van de commissie
voor de ruimtelijke ordening. Wij kunnen ons nl. voor
stellen dat er in die commissie soms zaken worden be
sproken die duidelijk uitermate belangrijk zijn voor
de gehele Soester bevolking. Sommige zaken zijn in
het geheel niet geheim en het zou uitermate nuttig
kunnen zijn, wanneer de bevolking merkt op welke
wijze over die zaken wordt gediscussieerd.
De heer De Wilde heeft gesproken over het duidelijke
verschil tussen het stellen van schriftelijke vragen en
een interpellatie. Hij heeft geconcludeerd, dat door
raadsleden gestelde schriftelijke vragen thans niet al
leen door het college worden beantwoord, maar dat
zij ook nog als ingekomen stuk op de raadsagenda
worden geplaatst, waardoor die vragen ook nog eens
in de raad kunnen worden behandeld. Het college
heeft er geen enkele moeite mee om die gang van za
ken te veranderen - integendeel -, want de behande
lingswijze die de heer De Wilde voorstaat is voor het
college gemakkelijker. Wanneer het college schriftelijk
gestelde vragen alleen schriftelijk behoeft te beant
woorden, kan het - wanneer er sprake was van neteli
ge vragen - voor het college uitermate plezierig zijn,
wanneer er in de raad niet op die vragen behoeft te
worden teruggekomen. Ik ben echter bang dat de
heer De Wilde dan wel een andere methode zal vinden
om ons aan het woord te krijgen.
De heer DE WILDE: Uw tempo van beantwoording
wordt waarschijnlijk aanzienlijk hoger, wanneer u
niet behoeft te wachten op een raadsvergadering.
De VOORZITTER: Dat ben ik met u eens; de beant
woording kan meteen plaatsvinden.
Ik meen dat er toch wel eens raadsleden zijn die te
genstrijdig praten. Sprekende over de saldireserve is
de stelling onderschreven, dat het beschikken over
een groter deel van de saldireserve inflatoir zal wer
ken. Voorts is opgemerkt dat een en ander niet weg
neemt, dat er toch wegen moeten zijn te vinden om
het uitgavenpeil te drukken zonder dat het verzor-
gingspeil van de gemeente daaronder heeft te lijden.
Vervolgens uit de heer Van Poppelen een aantal
wensen ten aanzien van sportparken, zwembaden en
het cultuurbeleid. In dat geval vraag ik mij af hoe de
heer Van Poppelen het een met het ander wil rijmen.
Dat zal ik graag in tweede instantie van hem verne
men.
Wethouder DE HAAN: Mevrouw de voorzitter! Wat
de opmerkingen over de nota van aanbieding betreft,
zou ik willen opmerken, dat moet worden bedacht
dat men van een college dat vlug moet beginnen en
dat weinig tijd heeft niet kan verwachten, dat het
een diepzinnig stuk produceert. Daarenboven zal
voor een beleidsvisie op zijn minst een investerings
plan aanwezig moeten zijn, hetgeen impliceert, dat er
volgend jaar ongetwijfeld in de nota van aanbieding
wat andere geluiden zullen doorklinken dan in deze
nota van aanbieding.
De heer Visser heeft gesproken over een duur cultu
reel centrum. Dat oude sprookje wil ik de wereld uit
helpen. Voor het dorpscentrum staat ons een meer
voudig gebruikscentrum voor ogen. Het zal niet al
leen voor één of twee aspecten van het culturele leven
dienen, want het zal een veel meer omvattend karak
ter krijgen. Of dat centrum duur zal zijn hangt af van
de nadere uitwerking. Ik heb overigens niet de in
druk dat de reeds aanwezige vorm van cultuurbeoefe
ning goedkoop is.
Door de heer Visser is voorgesteld om nog eens
f. 50.000,- uit te trekken voor een onderzoek, waar
mede een stuurgroep eigenlijk reeds aan het werk is.
Het rapport van die stuurgroep komt binnen afzien
bare tijd. Ik kan de raad in ieder geval verzekeren, dat
dat rapport niet in het Engels zal worden geformu
leerd zoals de heer Visser een bepaalde wens formu
leerde.
Het ministerie van cultuur, recreatie en maatschappe-