lijk werk gaat akkoord met de aanstelling van een op bouwwerker, hetgeen betekent dat wij daarvoor sub sidie zullen krijgen. De aanstelling geschiedt via de provinciale Utrechtse stichting voor welzijnszorg en zij zal binnenkort haar beslag krijgen. Wanneer er ten aanzien van meervoudige gezondheids zorg bepaalde vragen rijzen, kom ik met een weder vraag, nl. of er geen ongelijke grootheden worden ver geleken. Maarssenbroek is als voorbeeld genoemd. On geveer 70% van de inwoners van Maarssenbroek is van buiten afkomstig. Daar is derhalve duidelijk be hoefte aan een nieuwe identiteit en nieuwe verzor ging in de nieuwe omgeving. Ik neem aan dat het in dat zeer kleine stukje Overhees dat op het ogenblik in aanbouw is met 7% van buiten wel zal ophouden. De overige inwoners van Overhees zullen hun huis arts (en andere voorzieningen) wel „meenemen", waardoor er voor het treffen van grootscheepse voor zieningen mijns inziens geen aanleiding bestaat. Ove rigens willen wij de samenwerking tussen de verschil lende disciplines in de gezondheidszorg wel bevorde ren (dat gebeurt reeds), maar wij willen die samen werking niet afdwingen. Ieder heeft zo zijn eigen wijze van werken en zijn eigen opvattingen. De heer Van Ee zij erop gewezen, dat het eigen be lastinggebied zo klein is, dat daarmede weinig grote politiek kan worden gevoerd. Dat eigen belastingge bied betreft slechts eenzevende deel van onze in komsten, zodat de invloed van dat eigen belastingge bied op het totale gebeuren niet zo bijzonder groot is. De saldireserve dient men zuiver te zien als een soort schommelfonds, dat wil zeggen als een reserve die is bedoeld om de ups en downs die na afloop van een begrotingsjaar kunnen optreden, op te vangen. Ik ves tig er de aandacht op, dat in een oude proeve van een investeringsnota in het totaalbeeld rekening was ge houden met de aanwezige reserves. In de komende investeringsnota zal de saldireserve ongetwijfeld de aandacht krijgen die zij verdient. Wellicht zal er dan ook aanleiding kunnen zijn om die saldireserve in be paalde parten (met een besteding) te delen. Van verschillende kanten zijn er opmerkingen ge maakt over organisatie, personeel en functiewaarde ring. Van een betrekkelijk kort functionerend college kan men niet verwachten, dat het op deze terreinen reeds grote daden heeft voorbereid. Begin volgend jaar zullen de eerste resultaten van de functiewaarde ring gereedkomen, waarna die resultaten eerst nog eens met het personeel zullen worden doorgespro ken. Over de uit die eerste resultaten van de functie waardering voortvloeiende consequenties voor orga nisatie en opzet zal de raad zeer zeker voldoende wor den geïnformeerd. De heer Van Poppelen heeft gesproken over de stij ging van de uitgaven op het gebied van de volksge zondheid en de sociale zorg. Het grootste deel van de kostenstijging is autonoom, dat wil zeggen dat de ge meente geen invloed heeft op die stijgingen. Ik wijs in dit verband onder andere op de verzorgingsprij- zen van bejaardentehuizen en de uitkeringsnormen van de A.B.W. Op het terrein van de volksgezondheid zijn er bepaalde voorzieningen die zeer beslist wel bin nen ons eigen beslissingsgebied vallen; de raad beslist immers zelf over het al dan niet houden van een be volkingsonderzoek. Naar aanleiding van hetgeen de heer Van Poppelen heeft gezegd over de uitgaven van gemeentewerken zij opgemerkt, dat een van de factoren die cijfermatig van invloed zijn, betreft het nemen van een latere da tum van de salarissen dan bij andere onderdelen van de begroting, hetgeen een relatief hogere stijging met zich medebrengt dan normaal het geval zou zijn ge weest. Dit betekent dat de gedachte van de heer Van Poppelen ter zake echt niet helemaal als juist kan worden erkend. Ik meen dat er bij de behandeling van de begroting van de sportstichting kan worden teruggekomen op hetgeen is gezegd over bezuinigingen in de sport en het onderhoud van de terreinen. Dat geldt ook voor de opmerking dat de exploitatie van het tennispark Soest-Zuid door de tennisvereniging zelf voordelig zou zijn. De gemaakte berekening stoelt echter niet op volledig cijfermateriaal, zodat zij mijns inziens wat voorbarig kan worden genoemd. Er is zeker een duide lijk voordeel aanwezig, wanneer de tennisvereniging de exploitatie zelf ter hand neemt, maar dat voordeel is niet cijfermatig bekend. Het vorige college heeft reeds een ambtenarenstop ingesteld. Deze personeelsstop is nog steeds van kracht. Bij elke vacature wordt zeer grondig bekeken of de noodzaak tot vervanging aanwezig is. Een abso lute stop zou immers een enigszins wonderlijk effect kunnen hebben, wanneer op een afdeling twee mensen in één jaar met pensioen gaan. Het door de heer Van Poppelen gevraagde onderzoek zal ongeveer f. 200.000,- kosten. Dat feit is voor ons aanleiding om ons af te vragen of het te verwachten resultaat een dergelijk bedrag wel waard is. De heer Van Poppelen heeft gevraagd de personele be lasting niet te verhogen, omdat deze belasting toch wordt afgeschaft. Dat vind ik een enigszins merkwaar dige redenering, want de af te schaffen personele be lasting zal worden opgevolgd door de onroerend-goed- belasting. Men kan ervan verzekerd zijn, dat de op brengst uit die onroerend-goedbelasting bepaald niet lager zal kunnen zijn dan de huidige belastingen op brengen. Ik wil nog eens duidelijk benadrukken, dat het verge lijken van cijfers met andere gemeenten een bijzonder gevaarlijke zaak is. Daarbij zal een analyse van de te vergelijken gegevens nodig zijn, want uit zo'n analyse blijkt heel dikwijls dat andere gemeenten een andere organisatie-opzet hanteren, dat andere taken in een bepaald pakket zijn opgenomen of dat bepaalde taken niet zijn opgenomen die in Soest wel zijn opgeno men. Het Bouwfonds-project heeft een indirecte doorstro ming van 60% opgeleverd met daarnaast een behoor lijke hoeveelheid woningzoekenden die aan Soest ge bonden zijn. Daarnaast hebben de kaskowoningen een 224

Historische kranten - Archief Eemland

Notulen Raad Soest | 1974 | | pagina 225