half groting hebben de mensen die kleine kinderen hebben, hun kinderen al avonden lang niet naar bed kunnen brengen. Daar in schuilt mijn bezwaar. Bovendien bestaat het gevaar dat belangrijke dingen als onderwijs, cultuur en maatschappelijk werk worden afgeraffeld, omdat men toch nog op een rede lijke tijd thuis wil zijn. De heer HOEKSTRA: Er zullen anderen zijn die mij willen overtuigen door erop te wijzen, dat zij voor vanavond een afspraak hebben gemaakt. De heer VAN EE: Normaal had het om vier uur afgelopen kunnen zijn; ik heb dan ook een afspraak voor vanavond gemaakt. Het voorstel van mevrouw Van Stiphout wordt met hand opsteken met 13 tegen 10 stemmen verworpen. De VOORZITTER: Wij maken eerst dit hoofdstuk af en dan zal ik de vergadering gedurende korte tijd schorsen. Hoofdstuk V, volkshuisvesting, wordt zonder hoofdelijke stemming voorlopig vastgesteld. Hierna wordt gepauzeerd. (De heer Lange verlaat de vergadering tijdens de pauze). Na hervatting der vergadering verleent de voorzitter het woord aan de heer Van Ee over de orde. De heer VAN EE: Mevrouw de voorzitter! Ik wil terugko men op een destijds binnen het seniorenconvent gemaakte afspraak met betrekking tot de algemene beschouwingen. Iedereen was vrij om de algemene beschouwingen al dan niet op papier te zetten. Afgesproken is dat op papier ge zette algemene beschouwingen pas aan de pers zouden worden gegeven op het moment dat wij de algemene be schouwingen zouden uitspreken. Mij is inmiddels gebleken dat het anders is gegaan en dat er toch algemene beschou wingen aan de pers zijn gegeven (weliswaar onder embargo) en dat er toch gesprekken over die algemene beschouwingen zijn geweest; alleen door een misverstand is de V.V.D. ken nelijk helemaal niet bij die gesprekken betrokken geweest. Die ontwikkeling vind ik niet plezierig. Afspraken schijnen toch niet te kunnen worden gemaakt. Een aantal jaren gele den heeft zich immers hetzelfde voorgedaan. Ik geloof dat wij niet meer zo gemakkelijk dergelijke afspraken zullen maken. De heer DE WILDE: Mevrouw de voorzitter! Ik geloof dat het probleem van de heer Van Ee meer betreft de commu nicatie tussen hem en de kranten dan het probleem van het niet nakomen van afspraken. Wanneer ik verkeerd heb gehandeld, dan ben ik in ieder ge val een kind in de boosheid geweest, want ik heb het niet geweten. Reeds weken geleden heeft iemand van de Gooi en Eemlander mij gevraagd of ik in het weekeinde mijn op papier gezette betoog aan hem ter beschikking wilde stel len. Maandagmorgen is dat gebeurd voor wat de Soester Courant en de Amersfoortse Courant betreft. Een en ander is uitdrukkelijk gebeurd met de pertinente toezegging, dat mijn betoog in ieder geval maandagavond niet zal worden gepubliceerd. Men wilde het alleen graag hebben om het te kunnen voorbewerken en daarvoor had ik erg veel begrip. Ik had daarbij tot heden de stellige overtuiging, dat dat niet alleen aan mij was gevraagd, maar aan alle fractievoorzitters. Ik heb absoluut niet kunnen weten, dat er sprake was van een communicatiestoornis tussen de V.V.D. en de pers. In formele zin zou men kunnen zeggen dat ik"mij niet aan de afspraak heb gehouden, maar in materiële zin heb ik mij volledig gehouden aan hetgeen is afgesproken en ik zou niet graag willen, dat in dat opzicht het misverstand zou ontstaan alsof wij ons niet aan afspraken houden. Ik meen dat er kan worden gesproken van een probleem tussen wellicht de heer Van Ee en de journalisten; er kan niet worden gesproken van een probleem van de fractie voorzitters onder elkaar. De heer OLDENBOOM: Mevrouw de voorzitter! Ik onder schrijf hetgeen de heer De Wilde heeft gezegd. De VOORZITTER: Dan is dit punt daarmede afgehandeld. Dames en heren! Ik stel thans aan de orde de motie De Wilde c.s. inzake de gewestvorming. Deze motie had ik eigen lijk bij hoofdstuk II aan de orde moeten stellen, maar dat heb ik verzuimd. Het college stelt voor deze motie unaniem te aanvaarden. De motie De Wilde c.s. wordt zonder discussie en zonder hoofdelijke stemming aangenomen. De VOORZITTER: Dames en heren! Thans stel ik aan de orde de motie inzake de Rademakerstraat. De heer HOEKSTRA: Mevrouw de voorzitter! Wethouder Ebbers heeft maandagavond jl. gesproken over een rappel in februari en een rappel in september. Dat waren natuur lijk schriftelijke rappels. Wij verzoeken het college om mondeling contact op te nemen. Wij hebben een krediet voor de verlichting vastgesteld. Er liggen plannen voor de reconstructie van de Rademakerstraat. Ik weet niet in hoe verre men met dit plan is gevorderd en of het zo ver is dat het zonder meer kan worden uitgevoerd. (Er is gekozen voor plan A, zij het in een uitgebreidere vorm). Ik kan mij voorstellen dat de wijkraad wel eens wil weten wat er gaat gebeuren. Dat kan ik mij voorstellen, want er moet nu al heel lang van die omweg gebruik worden ge maakt. De motie is daarvan een gevolg. De heer OLDENBOOM: Met een duidelijk externe werking! De heer VAN AALST: Mevrouw de voorzitter! Er schijnt tijdens de wijkraadsvergadering te zijn gezegd dat op 4 juli jl. bij het college een brief van rijkswaterstaat is binnenge komen met het verzoek om plannen in te sturen. Dat vond ik een nogal vreemde opmerking. Kan die bewering worden ontzenuwd? De VOORZITTER: Het antwoord is neen. Het interesseert rijkswaterstaat helemaal niets wat wij verder met die Rade makerstraat gaan doen. Het gaat alleen om de overname. Wij herinneren ons helemaal niets van een brief. Het zou ons ook uitermate vreemd voorkomen, dat het rijkswater staat iets zou interesseren wat wij verder met de Rademaker straat doen. Het kan dan ook niet waar zijn. Wethouder EBBERS: Mevrouw de voorzitter! Vanuit de wijkraad is met betrekking tot de reconstructie van de Rade makerstraat een uiteindelijk plan naar voren gekomen, maar dat plan is nog niet in het stadium van een kredietaanvraag in de raad geweest. Wij zouden dan ook niet onmiddellijk na de overdracht kunnen beginnen. Voor de verlichting van het laatste stuk van de Banningstraat is wel een krediet en daarmede zou wel kunnen worden gestart, maar dat is een kwestie tussen de P.U.E.M. en de gemeente; deze kwestie stagneert kennelijk bij de P.U.E.M. uit een oogpunt van capaciteit. De heer HOEKSTRA: Het kan zijn dat het plan nog niet helemaal zo ver is, maar het is toch ons plan om met die Ra demakerstraat wat te doen, maar zolang die straat niet van ons is kunnen wij helemaal niets beginnen. De motie inzake de Rademakerstraat wordt zonder hoof delijke stemming aangenomen. De VOORZITTER: Wij zullen trachten op eventueel ande re wijze dan wij tot nu toe hebben gedaan bij rijkswater staat op dit gebied iets te bereiken. Hoofdstuk VI, Openbare Werken. De heer VAN DEN BRAKEL: Mevrouw de voorzitter! Wij zouden ervoor willen pleiten dat het gras in Soest als ge- 271

Historische kranten - Archief Eemland

Notulen Raad Soest | 1974 | | pagina 272