len het college graag steunen en wij willen het alle tijd ge
ven om zich in te werken, maar wij willen dat de proble
men op volstrekt serieuze manier worden beantwoord.
Mevrouw KORTHUISjELION: Mevrouw de voorzitter! Ik
voel mij naar aanleiding van de woorden van de heer De
Wilde geroepen om iets te zeggen. Uiteraard vindt ook de
V.V.D. dat onderwijs en cultuur aangelegenheden van de
eerste orde zijn. Hoe kunnen wij ooit waarachtig vrije en
verantwoordelijke mensen hebben, wanneer niet elemen
tair staat een goed onderwijs en een goede deelname aan de
cultuur voor ieder mens? Deze zaken zijn primair voor de
V.V.D.
Wij hebben respect voor de filosofieën die mevrouw Van
Stiphout in haar betoog heeft vastgelegd, maar wij menen
dat zij in de raad geen serieus gesprek over de door haar
naar voren gebrachte punten kan verwachten. Op de door
haar naar voren gebrachte punten kan niet worden geant
woord in de trant van „daar ben ik het mee eens",
„daar ben ik het niet mee eens", „daarop krijgt u morgen
een antwoord" en „daarop krijgt u vrijdag een antwoord".
Zij heeft stuk voor stuk filosofieën naar voren gebracht die
bij het onderwijs aan de orde komen. Ik zou het ontzettend
betreuren, wanneer over al die punten een samenvattende
nota zou worden samengesteld door een wethouder van
onderwijs, van welke partij dan ook. Die nota zou dan een
statisch geheel zijn, terwijl zij toch de tendens in zich zou
hebben van een aan het onderwijzend personeel en ouders
op te leggen visie,
Ik onderken het grote belang van de door mevrouw Van
Stiphout naar voren gebrachte punten. Ik zou deze punten
veeleer aan de orde willen zien komen in een voortdurend
en positief gesprek tussen de wethouder, de hoofden van
scholen, de schoolraad en de onderwijscommissie. Dat is
dan een gesprek aan de basis. Aan al die punten kan dan
worden gebouwd, waardoor het onderwijs kan evolueren.
Die filosofieën zitten allemaal in onze hoofden, maar dat
betekent nog niet dat zij op dit moment aan de orde kun
nen worden gesteld.
De heer HOEKSTRA: Mevrouw de voorzitter! Ik stem
voor een groot deel in met het betoog van mevrouw Kort-
huis. Het onderwijs in al zijn geledingen - van hoog tot laag -
is een zeer belangrijk onderdeel van ons volksbestaan; niet
alleen vanwege de verstandelijke ontwikkeling, maar ook
vanwege de opvoeding. Daarmede zitten wij dan meteen
midden in het probleem.
Mevrouw Van Stiphout heeft een hele serie zaken op een rij
gezet. Ik geloof echter dat wij voorzichtig moeten zijn met
het schuiven van al die zaken in de schoenen van het colle
ge. Wethouder Plomp heeft zeer terecht gezegd, dat ieder
een - ook in het onderwijs - de taak heeft zijn vak bij te
houden. Het is voor mij dan ook de vraag of het college al
lerlei bijscholingscursussen moet organiseren. De meeste
leerkrachten zijn bij een der vakbonden aangesloten die een
eigen pedagogisch centrum hebben. Die pedagogische cen
tra geven lectuur uit en zij verzorgen cursussen. Wanneer
men alle cursussen zou willen volgen, dan kan men zijn da
gelijkse werk niet meer doen, want dan is men de gehele dag
onderdak.
Het is waar dat de minister de mogelijkheid heeft geopend
voor taakverlichting van schoolhoofden, terwijl er ook spra
ke is van vakbondsfaciliteiten voor onderwijzers. De moei
lijkheid is alleen het vinden van vervangers. Ik heb al sinds
twee jaar recht op taakverlichting schoolhoofd gedurende
één schooltijd per week, maar ik heb nog nooit een
vervanger kunnen vinden. Ik ben dan ook een hele voordeli
ge voor het rijk, want ik verdien op die wijze nog aardig mee
in het onderwijs, nl. iedere week een halve dag.
In fébruari 1975 wordt op landelijk niveau grote aandacht
besteed aan de ouderparticipatie. Daarover is een hoop lec
tuur verkrijgbaar. Ik geef de wethouder de raad om één
probleem tegelijk bij de kop te nemen, want het is niet mo
gelijk om alle problemen tegelijk aan te pakken.
Over de integratie van het kleuteronderwijs en het basis
onderwijs hebben wij maandag jl. al gesproken en ik meen
dat onze gedachten ter zake de instemming van het college
hebben.
De VOORZITTER: Ik zie dat mevrouw Van Stiphout nog
iets wil zeggen, maar ik meen dat eerst wethouder Plomp
nu aan het woord moet komen, tenzij mevrouw Van Stip
hout haar betoog wil aanvullen.
Mevrouw VAN STIPHOUT- CROONENBERG: Ik wil niet
zoveel zeggen.
De VOORZITTER: U hebt al in tweede instantie gespro
ken!
Mevrouw VAN STIPHOUT-CROONENBERG: Ik wil even
ingaan op hetgeen mevrouw Korthuis heeft gezegd. Zij en
ik zijn het nl. helemaal met elkaar eens. Er is maar één
ding dat mevrouw Korthuis niet zo ziet als ik, nl. dat de
wethouder van onderwijs in een gemeente de aanzet moet
geven tot het uitwerken van de filosofieën. Zo'n aanzet
plegen wij in onze fractie een nota te noemen. Wanneer
wij het daarover eens zijn, dan zie ik het hele probleem
van deze discussie niet meer.
De VOORZITTER: Ik geloof dat dit een goede conclusie
is. Ik wil mij niet mengen in de onderwijsdiscussie, maar
ik wil even reageren op hetgeen de heer De Wilde heeft ge
zegd. Ik vind dat hij gelijk heeft. Van achter deze tafel
moet altijd worden gesproken namens het college. Gedu
rende één momentje had ik de indruk, dat de heer Plomp
een opmerking maakte die niet namens het college werd
uitgesproken.
Men mag echter niet vergeten dat wij nu langzamerhand
minder prettig tegen elkaar gaan doen, omdat wij allemaal
bekaf zijn.
De heer VAN EE: Mevrouw de voorzitter! Ik ontkom
niet aan het plaatsen van een vraagteken. Ons uitgangspunt
is de begroting. Aan de hand van de getallen in die begro
ting proberen wij een aantal ideeën te formuleren. Het be
toog van mevrouw Van Stiphout bevat echter een heel
politieke filosofie. Ik vraag mij af of zo'n betoog in de raad
thuishoort of, wanneer er sprake is van een zo vaktechni
sche aangelegenheid, in de onderwijscommissie, want in die
commissie zitten ten slotte onze specialisten.
Ik heb respect voor al hetgeen mevrouw Van Stiphout naar
voren heeft gebracht (dat is misschien heel knap), maar ik
snap er slechts de helft van. En toch heb ik als vader zon
der allerlei moeilijkheden vier kinderen door verschillende
scholen gebracht; mijn kinderen zijn daarbij op allerlei
scholen geweest, zowel op christelijke als op openbare
scholen.
Ik vind dat vanavond op het gebied van het onderwijs te
veel is doorgedramd. De door mevrouw Van Stiphout
naar voren gebrachte punten horen mijns inziens veel be
ter thuis in de onderwijscommissie die in het openbaar ver
gadert. In deze commissie komen bedoelde zaken beter
tot hun recht.
Wethouder PLOMP: Mevrouw de voorzitter! Wanneer je
een heleboel punten moet beantwoorden, dan kan het ge
beuren dat je op een gegeven ogenblik dingen zegt die
je beter niet had kunnen zeggen. Ik wil dan ook hardop
opmerken, dat mijn opmerking terzake de chaotische ben
de op het ministerie een gevolg is van het feit, dat er bij
mij zelf iets uit de hand liep. Ik betreur het dan ook dat ik
die opmerking heb gemaakt.