en cultureel welzijn, zijn vqorwaarden voor het vrijmaken
van de mens in zijn werksituatie en in zijn vrije tijd. Het cul
tuurbeleid van de overheid is derhalve niet enkel bepaald
door voorzieningen. In zoverre het voortkomt uit de kwali
teiten der kunstenaars en de behoeften van het publiek is
het een spiegel van de maatschappelijke en politieke veran
deringen. De emancipatie van de burgers bewijst zich in het
cultuurbeleid van de overheid. Naar gelang er een sterkere
betrokkenheid bij het publiek met betrekking tot culturele
waarden bestaat, zal de overheid zich daarop meer moeten
instellen en dit tot uitdrukking moeten laten komen in ver
schillende opzichten, zoals in de begroting, in het onder
houden van contacten met het culturele leven en het zich
qua mankracht en bestuurlijke organisatie aanpassen aan de
prioriteit die de cultuur verdient. Wij menen dan ook dat
de overheidsuitgaven met betrekking tot cultuur zeker niet
allereerst met maatstaven van financieel rendement mogen
worden getoetst. Het geestelijk rendement is weliswaar
niet altijd onmiddellijk zichtbaar, maar wij moeten wel be
denken, dat er in het verleden - en ik doel dan op de achter
ons liggende eeuwen - waardevolle cultuurgoederen vaker
miskend dan overschat zijn. Wanneer men overtuigd is van
de zorgvuldigheid en integriteit der subsidiabelen, dan
dient de overheid ook loyaal te zijn in haar medewerking.
Je kunt nu eenmaal geluk, het ware, het schone niet meten
in posten van debet en credit.
Ten einde tot een verantwoord subsidiebeleid in én de cul
turele én in de sportsector te geraken, verzocht mijn fractie
burgemeester en wethouders bij gelegenheid van de behan
deling van de begroting in de afdelingen een algemene subsi
dienota en een algemene subsidieverordening op te stellen.
Hierdoor zal er voor de burgers en diverse subsidiabelen
een beter overzicht en inzicht gaan ontstaan in de mogelijk
heden en grenzen van subsidie. Ook vanuit het bestuur ge
zien is dit als een winstpunt aan te merken. Wij zouden het
op prijs stellen, wanneer burgemeester en wethouders ons
mededeling kunnen doen over het tijdstip waarop de raad
de nota en verordening kunnen tegemoet zien.
Het ware te overwegen dat een cultuurnota een uitgangs
punt kiest in de noodzaak om mensen meer mogelijkheden
te bieden van ontplooiing en geestelijke verrijking dan gege
ven is in ons (gedwongen) bestaan vah-pnoductie en con
sumptie. Naar onze mening heeft de overheid zich niet te
schamen om mede te werken aan de doorbreking van een
eenzijdige georiënteerdheid op werken en consumeren.
Voorts zij opgemerkt, dat cultuurbeleid niet alleen een
kwestie is van „er geld in stoppen", al is dat weliswaar zeer
noodzakelijk. De overheid dient er gevoel voor te hebben
dat hetgeen kunstenaars tot uitdrukking brengen van het
geen in onze tijd wordt beleefd, vaak als vreemd overkomt,
onbegrepen en soms gemaakt door mensen die hun tijd
vooruit zijn. Wij moeten ons daarvan bewust zijn, maar het
resultaat niet daarom afwijzen. Is het niet zo, dat wij allen
zelf de grootste moeite hebben om de grote verscheiden
heid aan ontwikkelingen en ervaringen in onze maatschap
pij goed te verstaan? De kunstenaar zal op zijn beurt
moeten aanvaarden en ervan uitgaan, dat zijn kunstuiting
er niet op de eerste plaats is om wille van hemzelf maar
voor het menselijk welzijn. Hij is in staat iets tot uitdruk
king te brengen dat de meesten van ons niet kunnen. In deze
visie hoeft de overheid haar aankoopbeleid niet te richten op
kunstwerken met „eeuwigheidswaarde"; zij kan in haar aan
koopbeleid ook selectief zijn en een visie op maatschappe
lijke verandering tot uitdrukking brengen.
Er zijn vele facetten van het culturele leven in Soest. In ver
band met de beperkte tijd wil ik er nu één aspect uitlichten.
Op kortere termijn dan de nota subsidiebeleid in werking
kan treden zijn er voorzieningen nodig om Artishock
draaiend te houden. Er wordt door Artishock onzes inziens
terecht geklaagd over het feit, dat er geen subsidie wordt
gegeven voor materiaalkosten. Het gaat niet aan om deze
volledig op de vereniging te laten drukken. De kostenfacto
ren van de vereniging lopen nl. nogal uiteen. Salarissen,
apparatuur, gebruiksmateriaal, kosten van docenten en de
huur verschillen immers naar aard, jaarlijkse stijging, de
mate dat ze vast of variabel zijn enz. Wij achten het een
goede zaak, wanneer naast de bestaande subsidiëring kos
ten van apparatuur en gebruiksmateriaal worden onder
scheiden en afzonderlijke subsidies zouden worden gege
ven. De apparatuur hoeft immers maar eens in de zoveel
jaar te worden aangeschaft, terwijl de kosten van gebruiks
materiaal sterk variëren met het aantal deelnemers en ook
voor de diverse soorten van activiteiten zeer uiteen kunnen
lopen. Uit financieel-bestuurlijk-oogpunt lijkt het ons
juist, dat de gemeente tot een gedifferentieerde regeling
overgaat; de vereniging zou dan ook een beter beleid kun
nen voeren.
Een volgend punt betreft het gebouw. Mijn fractie meent
dat de Stichting beheer St. Joseph moet worden gevraagd
om op zo kort mogelijke termijn een taxatierapport te
doen uitbrengen waarin onder meer de volgende vragen
dienen te worden beantwoord:
a) hoe is precies de huidige staat van het gebouw?
b) welke voorzieningen dienen te worden getroffen ten
eindè een optimale brandveiligheid te garanderen?
welke kosten zijn hiermede gemoeid?
c) welke kosten zullen een eenvoudige restauratie onge
veer met zich mede brengen?
d) welke bedragen zullen zijn gemoeid met een totale res
tauratie, hierin ook begrepen de zolder, wanneer hier
een eenvoudige outillage wordt aangebracht waardoor
deze ruimte onder andere geschikt zou zijn voor kleinere
theaterproducties en filmvoorstellingen?
De heer VISSER: Mevrouw de voorzitter! Ik moet me
vrouw Korthuis teleurstellen: cultuur en kunst zijn altijd
links en ik ken maar één rechtse schrijver in Nederland en
dat is Gerard Reve. Ik heb meer bewondering voor zijn lite
raire kwaliteiten dan voor zijn politieke kwaliteiten. Me
vrouw Korthuis wil niet politiseren met cultuur en
kunst, maar zij moet deze dingen ondergaan. Het is ook
moeilijk om over deze materie te discussiëren. Over smaak
valt niet te twisten en over kunst en cultuur ook niet.
In vraag 1.75 wordt gevraagd Artishock een subsidie te
verlenen in materiaalkosten in verband met het verschil
tussen de te betalen huur van f. 22.000,- en de subsidie van
f. 20.000,—. Het college antwoordt onder meer:
„Het verschil van f. 2.000,- tussen de te betalen huur en
het daarvoor te ontvangen subsidie, is in de ontwerp-be-
groting tot uitdrukking gebracht, omdat Artishock blijkens
overgelegde jaarrekeningen inkomsten heeft wegens ver
huur aan derden."
Het college suggereert daarmede dat dat bedrag van
f. 2.000,- een soort huurbedrag is dat door derden wordt
betaald aan Artishock. Het bedrag dat derden aan Arti
shock betalen is echter een vergoeding voor licht, verwar
ming en schoonmaken van het gebouw. Dat bedrag van
f. 2.000,- gaat derhalve zo weer de portemonnee uit. In
feite wil het college dat bedrag van f. 2.000,- plukken van
een kale kip. Dat bedrag van f. 2.000,- heeft gewoon be
trekking op een stukje onkosten.
Wethouder PLOMP: Mevrouw de voorzitter! Hetgeen me
vrouw Van Stiphout voorlegt is als het ware een soort ver
klaring. Uit die verklaring kan een aantal punten worden