oog op dit gevaar zou ik graag vernemen waarom nu
wordt voorgesteld de functie van bakkenlader voor
functioneel leeftijdsontslag aan te wijzen.
Wethouder DE HAAN: Mevrouw de voorzitter! Als
men bepaalde lastenverlichtende maatregelen neemt,
doet zich bijna altijd het probleem voor dat er een be
paalde minder gewenste keerzijde aan kan zitten. Ja
ren geleden zijn er van de zijde van de organisaties al
eens wat sonderingen met betrekking tot het functio
neel leeftijdsontslag gedaan met de bedoeling dit ont
slag ook bij de gemeente Soest te lanceren. Wij kon
den toen aan de hand van enige feiten vertellen, dat
tot dan toe die behoefte bij de gemeente Soest niet
werd gevoeld, omdat hier praktisch iedereen die zwaar
werk verrichtte, vóór het bereiken van een bepaalde
leeftijd in een andere functie werd ondergebracht. In
middels is een bakkenlader als bakkenlader werkzaam
gebleven totdat hij de pensioengerechtigde leeftijd had
bereikt en dit argument kan dus niet altijd gelden.
Langzamerhand zijn wij er als werkgever in goed over
leg met de organisaties toe gekomen om het ook lan
delijk vrij algemeen ingevoerde verschijnsel van het
inpassen van bepaalde rangen bij het functioneel leef
tijdsontslag over te nemen. Hierbij blijft uiteraard
overeind het streven, dat er bij de personeelsplanning
rekening mee wordt gehouden, dat de mensen die zwa
re arbeid verrichten, op een gegeven moment minder
zware arbeid moet kunnen worden gegeven. Maar als
iemand zelf het zware werk wil blijven doen en daar
toe fysiek nog in staat is, is het moeilijk om hem dat
te verbieden. Ook deze kant zit er aan dit vraagstuk.
Wij zullen in elk geval trachten de onderhavige rege
ling met behoedzaamheid toe te passen, niet met de
bedoeling om er zoveel mogelijk mensen onder te
brengen, maar ook niet om iemand te verhinderen van
deze regeling gebruik te maken als hij daar zelf aar
digheid in heeft.
Het voorstel wordt zonder hoofdelijke stemming aan
genomen.
Voorstel tot het weigeren van ontheffing als bedoeld
in artikel 1 van de „Zoneverordening Hinderwet" aan
de heer S.G.M. de Koning ten behoeve van het plaat
sen van een propaanreservoir van 1000 liter waterin
houd, bestemd voor de warmwatervoorziening van
een toiletgebouw, alsmede voor het bewaren van 16
flessen van 40 liter propaangas en 20 flessen van 40
liter butaangas buiten een gebouw.
De VOORZITTER: Dames en heren! In verband met
het in het kader van de behandeling van het bestem
mingsplan Landelijk Gebied ten aanzien van het bedrijf
van de heer De Koning genomen raadsbesluit stel ik u
voor om, in tegenstelling met het voorliggende voor
stel, de heer De Koning de gevraagde ontheffing te
verlenen.
Het voorstel van de voorzitter wordt zonder hoofde
lijke stemming aangenomen.
Voorstel tot het beschikbaar stellen van een krediet
voor de aanleg van een verhard handbalveld ten be
hoeve van de handbalvereniging B.D.C. aan de Henri-
étte Blaekweg.
De heer VISSER: Mevrouw de voorzitter! De wet
houder van financiën heeft ons in de commissie finan
ciën toegezegd nog even te zullen bekijken of het mo
gelijk zou zijn om voor het in het voorstel genoemde
bedrag in overleg met de mensen die de werkzaamhe
den zelf willen verrichten, twee velden te verharden.
Wethouder DE HAAN: Mevrouw de voorzitter! Ik
geloof dat er sprake is van een klein misverstand. In
de financiële commissie heeft een van de leden de
suggestie gedaan dat er wellicht door een wat ander
systeem van aanleg een besparing zou kunnen worden
bereikt en dat dat wellicht tot gevolg zou kunnen heb
ben, dat er in plaats van één verhard veld, met een
kleine toevoeging, twee verharde velden zouden kun
nen worden aangelegd. Hierover is overleg gepleegd
met de onderhavige vereniging en daarbij is gebleken,
dat ze prijs stelt op één verhard veld en niet meer.
De heer HOEKSTRA: Mevrouw de voorzitter! In de
commissie openbare werken heb ik de suggestie ge
daan om het verharde veld niet op het voorterrein,
maar aan de Van Lenneplaankant aan te leggen. Ik
heb dat ook geargumenteerd. Ik heb gezien dat dat al
lemaal precies genoteerd is. De wethouder heeft toen
toegezegd, dat hij deze zaak verder zou bekijken en
onderzoeken en zou proberen er argumenten voor te
vinden en nog met verschillende mensen zou bespre
ken. Daarover heb ik verder niets kunnen vinden. Te
dien aanzien zou ik thans graag een antwoord ontvan
gen.
De heer BLAAUW: Mevrouw de voorzitter! De heer
Van Ee heeft in de commissie een aantal suggesties
gedaan inzake een hem bekende methode van verhar
ding en daarbij heeft hij ook over de prijzen van het
eventueel te gebruiken materiaal gesproken. Er is
toen toegezegd dat hetgeen hij naar voren had ge
bracht zou worden bekeken, maar tot mijn spijt heb
ik daarover niets in de stukken kunnen vinden. Het
huiswerk is dus niet helemaal volledig geweest.
Wethouder PLOMP: Mevrouw de voorzitter! Ik heb
de vergadering van de commissie openbare werken
niet bijgewoond, maar ik ben natuurlijk wel aanwe
zig geweest bij de bespreking die er met vertegen
woordigers van B.D.C. heeft plaats gehad. Als voor
zitter van de sportstichting heb ik bij die gelegerheid
de kwestie van de ligging van het aan te leggen ver
harde veld besproken. Men was toen zowel van de
zijde van B.D.C. als van de kant van de sportstichting
van mening, dat de voorgestelde ligging het meest
ideaal is, ook in verband met de korte afstand tussen
de kleedruimte en het veld. Het is dus zo, dat de be
trokkenen zelf de voorkeur geven aan de ligging die
nu wordt voorgesteld.
De heer HOEKSTRA: Dit is zonder meer duidelijk,
mevrouw de voorzitter. Ik begrijp heel erg goed dat
de vereniging het verharde veld het liefst heeft op de
plaats waar het zal komen als het voorstel wordt aan
genomen. Maar ik heb de belangen besproken van de
vijf lagere scholen van Soest-Zuid die in de zomer van
het veld gebruik zullen maken en die de afstand die
ze daarvoor moeten overbruggen natuurlijk ook graag
zo klein mogelijk zouden zien.
Wordt als je één verhard veld aanlegt, het terrein niet
het minst versnipperd als het verst gelegen veld wordt
verhard?
Wethouder PLOMP: Ik geloof niet dat dat het geval
is, mevrouw de voorzitter.
Ik heb in het gesprek met vertegenwoordigers van
B.D.C. ook gesproken over wat de scholen op het
verharde veld zouden kunnen doen en daarbij bestond
de indruk, dat de scholen geen last behoeven te
hebben van de situering van het verharde veld zoals die
nu wordt voorgesteld.