De heer HOEKSTRA: Dat heeft u van één kant ge hoord. Wethouder PLOMP: Mevrouw de voorzitter. De ande re constructie van het verharde veld waarop de heer Blaauw heeft gedoeld zou, naar mij van technische zijde is verteld, een meer steenachtige oppervlakte ge ven, waardoor de bruikbaarheid minder zou zijn. ik kan, omdat ik de sport in kwestie niet beoefen, dit uiteraard niet nagaan, maar ik neem gaarne aan dat het feit dat het terrein daardoor minder geschikt zou zijn er de reden van is, dat de door de heer Van Ee bedoelde methode, die inderdaad goedkoper zou zijn, niet is geprefereerd. Het voorstel wordt zonder hoofdelijke stemming aan genomen. 43 Voorstel tot het vaststellen van het bestemmingsplan „Industrieterrein, eerste herziening". De heer DE WILDE: Mevrouw de voorzitter! Ik be grijp dat nu tot 8 m uit de eigendomsgrens een be bouwingshoogte van 14 m voor een kantoor en van 11 m voor een bedrijfsbebouwing mogelijk wordt. Hiertegen richt zich een aantal bezwaarschriften van mensen die vinden, dat deze hoogte te groot is. Bur gemeester en wethouders argumenteren in het ont- werp-besluit, dat gezien de afstand ten opzichte van de woningen aan de Koninginnelaan, de Eikenhorst- weg en de Beckeringhstraat die door hen ruim vol doende wordt geacht, deze hoogte wel aanvaardbaar is. Nu zegt T.B.S. in haar bezwaarschrift, dat wanneer de concessie wordt gedaan dat ze tot 5 m in plaats van tot 8 m uit de eigendomsgrens mag bouwen, ze over de gehele lengte wil teruggaan naar 8 m hoogte; daarbij stelt ze bovendien dat er op delen van haar terrein reeds bebouwing tot 5 m uit de eigendoms grens aanwezig is. Het enige door mij aangetroffen argument van burgemeester en wethouders om daar niet in te treden is, dat gedeputeerde staten bebou wing tot 5 m uit de eigendomsgrens vroeger hebben geweigerd. Ik ben hierdoor niet overtuigd. Ik denk dat bezwaarden in beroep zullen gaan tegen de vaststel ling van het onderhavige bestemmingsplan en dat dat kan betekenen, dat straks een procedure op grond van artikel 19 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening annex artikel 50, lid 8 van de Woningwet niet het ge wenste effect zal sorteren, omdat de hele zaak ge woon nog geen rechtskracht heeft gekregen. Ik vrees nl. dat gedeputeerde staten dan op dit punt wel eens zouden kunnen aarzelen met betrekking tot de afgif te van de verklaring van geen bezwaar. Wat ligt er dan meer voor de hand dan een poging om de belangheb bende en de bezwaarden tot elkaar te brengen? De belanghebbende doet deze suggestie: Als de ge meente mij tegemoet komt door toe te staan dat ik tot 5 m uit de eigendomsgrens bouw, wil ik terug gaan tot een hoogte van 8 m. Ik denk dat hierdoor in belangrijke mate wordt tegemoet gekomen aan de be zwaren van de bezwaarden wier hoofdbezwaar zich tegen de hoogte van 14 m respectievelijk 11 m richt. Waarom zou de gemeente dan niet eens met de be zwaarden en de belanghebbende om de tafel gaan zit ten om te bekijken of men het misschien met elkaar eens zou kunnen worden? Dan zou het college van gedeputeerde staten de enige klip zijn die nog zou moeten worden genomen. Als ik op de bij het bestemmingsplan behorende kaart kijk, moet ik vaststellen dat naar mijn mening de gevelaf stand tussen de op het T.B.S.-terrein op te richten ge bouwen en de woonhuizen aan de Koninginnelaan voldoende groot is om het te rechtvaardigen, dat er wordt gebouwd tot 5 m uit de eigendomsgrens van T.B.S. Het moet naar mijn stellige overtuiging moge lijk zijn om bij gedeputeerde staten begrip te wekken voor deze situatie en er ook begrip voor te wekken, dat ondanks de door hen in het verleden genomen be slissing dat er niet tot 5 m uit de eigendomsgrens mag worden gebouwd, in deze casus bebouwing tot 5 m uit de eigendomsgrens wel mogelijk is. Ik weet helemaal niet of wij over de termijn heen- schieten als wij het bestemmingsplan vanavond niet vaststellen. De heer VAN LOGTENSTEIN: Dat is inderdaad het geval. De heer DE WILDE: Dan zitten wij natuurlijk be roerd, want dan kan mijn probleemstelling geen effect hebben, mevrouw de voorzitter. Ik maak er mijn ver ontschuldiging voor dat ik deze opmerkingen niet eer der heb gemaakt. Bij het lezen van de stukken vond ik dit een zo voor de hand liggende praktische en met al le rechten en belangen rekening houdende oplossing, dat ik mij niet kan voorstellen, dat wij en ook het pro vinciaal bestuur zo op formele strepen zouden gaan staan, dat er hiervoor geen begrip zou zijn. Maar mis schien kunnen wij niets meer doen met mijn opmer kingen. Dat zou mij spijten. Ik durf onder deze om standigheden nog niet helemaal het voorstel te doen om in te gaan op het T.B.S.-voorstel, dat naar ik heb gezien ook op de bedrijfsvoering van T.B.S. is geba seerd. Maar het lijkt mij veel aantrekkelijker dat er 5 m uit de eigendomsgrens met een goothoogte van maximaal 8 m wordt gebouwd dan dat er tot 8 m uit de eigendomsgrens met een goothoogte van maximaal 11 m respectievelijk 14 m wordt gebouwd. Ik zal graag vernemen wat het college hiervan vindt. De heer VAN LOGTENSTEIN: Mevrouw de voorzit ter! Ik persoonlijk voel erg veel voor een oplossing die in overeenstemming is met hetgeen de heer De Wilde voorstaat, omdat ik nogal overwegende bezwa ren heb tegen nieuwbouw door T.B.S. met een goot hoogte van maximaal 14 m. Als de T.B.S.-nieuwbouw wordt verwezenlijkt overeenkomstig het bestem mingsplan zoals het nu voor ons ligt, zal er een steen massa ontstaan van ongeveer 150 m lang waarvan een gedeelte ter grootte van 50 m een hoogte van 14 m- heeft (een hoogte die ongekend groot is voor de om geving in kwestie) en waarvan het overige deel, ter grootte van 100 m, een hoogte van 11 m heeft. Ik vind dat deze bouwmassa vrij dicht bij de straat komt als ze op 8 m van de rand van de weg komt. Maar ik zou eigenlijk wel veel willen doen om de hoogte te verkleinen, met name om tot een voor de betrokken omgeving wat acceptabeler hoogte te komen. Daar om zou ik ermede kunnen instemmen als er 8 m uit de eigendomsgrens met een goothoogte van maximaal 11 m werd gebouwd. Ik ben tegen het voorstel van het college op dit punt. De VOORZITTER: Dames en heren! Bij burgemees ter en wethouders heeft de in het verleden door gede puteerde staten kenbaar gemaakte zienswijze eigenlijk de doorslag gegeven. Je kunt optimistisch zijn over een wijziging in de zienswijze van gedeputeerde staten, maar wij zijn gezien onze ervaringen van de laatste tijd niet zo optimistisch. Orrl de artikel-19-procedure über haupt kans van slagen te geven hebben wij gemeend te werk te moeten gaan op de wijze die wij u voorstel len. 111

Historische kranten - Archief Eemland

Notulen Raad Soest | 1975 | | pagina 112