Wij hebben in dezen te maken met een termijn die het noodzakelijk maakt, dat de raad vanavond beslist. Het is altijd mogelijk om een wijzigingsvoorstel te doen, maar wij hebben de overtuiging, dat bouwen 5 m uit de eigendomsgrens bij gedeputeerde staten op bijzonder grote bezwaren zal blijven stuiten. De heer Van Logtenstein is tegen de grote hoogte, maar de afstanden zijn natuurlijk betrekkelijk ruim De heer VAN LOGTENSTEIN: Maar de hoogte is niet betrekkelijk. Hoogte op zo'n korte afstand is niet betrekkelijk meer. Ter vergelijking wijs ik op het nieuwe gebouw van ge meentewerken, dat ongeveer 12 m hoog is. Een groot deel van de T.B.S.-bouw wordt nog 2 m hoger. Om dat het hier industrie betreft, mogen we ervan uitgaan, dat deze bouw wat minder aantrekkelijk zal zijn dan het nieuwe gebouw van gemeentewerken. T.B.S. zit bij de entree van Soest aan de Koninginnelaan. Eerst zie je daar wat rustieke bedrijven, dan kom je bij de „Chinese muur" die er nu al staat en 7 m hoog is en daar wil men nu bouwen tot een hoogte van 14 m. Ik vrees dat als er weinig ramen in de voorgevel van het T.B.S.-gebouw komen, het een beetje vestingach tig gaat worden. Ik vind hetgeen er in bezwaarschrif ten tegen de hoogte van de bouw is aangevoerd, ge deeltelijk gegrond. Als dit gebouw volgens de in het voorstel genoemde normen wordt gebouwd, gaat het onmiskenbaar een enorm dominerende invloed op de omgeving uitoefenen. De heer Noordam heeft volkomen gelijk met zijn be zwaar tegen de uitrit in de bocht van de Beckeringh- straat. Het is bijzonder gevaarlijk om een bedrijf met zeer grote auto's een uitrit te verschaffen bij een krui sing van wegen. Ik zou toch willen voorstellen dat er nog eens met ge deputeerde staten in overleg wordt getreden, eventu eel om te bewerkstelligen dat er desnoods tot 6 m uit de eigendomsgrens mag worden gebouwd en in ieder geval om alles te doen om de hoogte terug te brengen. De heer DE WILDE: Ik meen, mevrouw de voorzitter, dat het dan verstandiger is om te besluiten het be stemmingsplan zo in te richten. Ik ben het eens met hetgeen de heer Van Logtenstein over de hoogte van de bebouwing heeft gezegd. Het standpunt van het college is verdedigbaar. Het is een kwestie van smaak. Er is sprake van een vrij grote gevelafstand. Maar je kunt ook heel goed verdedigen, dat een gebouw van deze hoogte op de betrokken plaats niet toelaatbaar is. 1^ meen dat de heer Van Logtenstein wat zijn be zwaren betreft het gelijk in belangrijke mate aan zijn kant heeft. Ik verwacht dan ook dat als wij vanavond het bestemmingsplan overeenkomstig het voorstel van het college vaststellen en de bezwaarden vervolgens tegen het raadsbesluit in beroep gaan bij gedeputeer de staten, gedeputeerde staten geen verklaring van geen bezwaar ex artikel 19 van de Wet op de Ruimte lijke Ordening zullen afgeven. Ik ben een profeet die brood eet, het kan best anders uitpakken, maar ik heb het gevoel dat men zich er niet aan zal wagen, maar zal zeggen: Dit moet de Kroon, gehoord de afdeling voor geschillen van bestuur van de raad van state, maar bekijken; wij gaan zolang deze casus belli er nog ligt niet een verklaring van geen bezwaar afgeven. Dan bereikt niemand iets op dit punt. Ik geloof dat het veel verstandiger is, dat iedere overheid haar eigen verantwoordelijkheid neemt en dat wij als raad uit spreken, dat wij vinden dat er moet kunnen worden gebouwd 5 m uit de eigendomsgrens en dat de be bouwingshoogte niet meer dan 8 m mag bedragen. Het lijkt mij het beste dat het bestemmingsplan zo wordt vastgesteld. Dan zullen natuurlijk de kaarten en de stukken dienovereenkomstig moeten worden aange past en dan zal er naar ik aanneem toch met gedepu teerde staten over moeten worden gepraat of zij dit raadsbesluit kunnen accepteren. Het kan er bij mij niet in, dat gedeputeerde staten geen begrip zouden hebben voor dit probleem. Ik stel daarom voor, dat overeenkomstig hetgeen T.B.S. wil wordt besloten, dat er mag worden gebouwd 5 m uit de eigendoms grens met een maximum hoogte van 8 m. Ik heb het gevoel dat dan aan de bezwaren in belangrijke mate wordt tegemoet gekomen. Een andere mogelijkheid is er niet, want als wij het plan nu vaststellen De heer VAN LOGTENSTEIN: Of 6 m. De heer DE WILDE: Ja, daar is natuurlijk over te praten. Ik denk dat als T.B.S. vandaag kan kiezen tussen enerzijds 6 m met de mogelijkheid om bij wijze van spreken morgen of overmogen te gaan bou wen en anderzijds 5 m met de onmogelijkheid om te bouwen, ze het eerste zal kiezen. Wat dat betreft geloof ik dat u gelijk heeft. Ik wil, mevrouw de voor zitter, als dat een beter voorstel is, best over 6 m in plaats van over 5 m uit de eigendomsgrens spreken en dan een maximum hoogte van 8 m aanhouden. Dit lijkt mij eigenlijk het enige reële voorstel. De VOORZITTER: Dames en heren! Ik moet u een mededeling doen die mij nu bereikt, nl. dat de bouw vergunning voor het stuk ten aanzien waarvan er sprake is van een bouwhoogte van 14 m inmiddels via toepassing van artikel 19 van de Wet op de Ruim telijke Ordening is verleend. De daartegen ingebrach te bezwaren zijn ongegrond verklaard door gedeputeer de staten, die de verklaring van geen bezwaar voor dat stuk hebben afgegeven. De heer VAN POPPELEN: Punt. De VOORZITTER: Aan de 11 m kan nog wat gebeu ren, maar aan het stukje ten aanzien waarvan een bouwhoogte van 14 m is genoemd De heer DE WILDE: Dan zitten we hier eerlijk gezegd wel voor Piet Sno. De VOORZITTER: Ja. De heer DE WILDE: O, o, o, o. De heer VAN LOGTENSTEIN: Hoe nieuw is dit voor u, mevrouw de voorzitter? De VOORZITTER: Op dit moment is het voor mij nieuw. De heer DE WILDE: Op zo'n manier worden wij ge woon voor voldongen feiten gesteld. Waarvoor zitten wij dan toch in vredesnaam hier om de tafel om over zulke dingen te praten? Ik vind het onbegrijpelijk. De VOORZITTER: Voor mij is het nu nieuw, maar het is natuurlijk niet nieuw voor mij, want wij heb ben de zaak in het college gehad. Alleen, De heer DE WILDE: Nu ziet u, mevrouw de voor zitter, waarom ik zo ageer tegen de gang van zaken met betrekking tot artikel 19 en u vraag of u derge lijke essentiële dingen niet de commissie ruimtelijke ordening wilt laten passeren. De VOORZITTER: Die hebben wij toch De heer DE WILDE: De verklaring van geen bezwaar? Is de artikel-19-procedure in de commissie ruimtelij ke ordening geweest?

Historische kranten - Archief Eemland

Notulen Raad Soest | 1975 | | pagina 113