De VOORZITTER: Neen. De heer DE WILDE: Het is een bevoegdheid van bur gemeester en wethouders, maar ik heb tijdens de begrotingsbehandeling gevraagd of het niet denkbaar zou zijn, dat u werkelijk structurele elementen - over zo'n element gaat het thans - de commissie ruimtelij ke ordening laat passeren. Wij zitten er nu gewoon voor Piet Sno bij. De VOORZITTER: Het ontwerp-plan is wel in de commissie ruimtelijke ordening geweest. In de oude commissie ruimtelijke ordening, want zo lang speelt het al. De heer DE WILDE: Ook de 14 m? De VOORZITTER: Ja, want anders was de 14 m niet goedgekeurd. De artikel-19-procedure duurt natuur lijk lang en het zal dus in de oude commissie geweest zijn. Het is mij verder nu ontgaan, maar De heer DE WILDE: Dus de procedure ex artikel 19 is ingezet nadat de commissie ruimtelijke ordening akkoord was gegaan met de 14 m? De VOORZITTER: Ja, met het concept-plan waar de 14 m in staat. De heer DE WILDE: En men heeft zich gerealiseerd, dat het 14 m zou worden, begrijp ik. De VOORZITTER: Dat neem ik wel aan. De heer DE WILDE: En dat moet anderhalf jaar gele den zijn gebeurd? De VOORZITTER: Neen, het moet vóór september zijn gebeurd. De heer DE WILDE: Voordat het naar de P.P.C. is gegaan? De VOORZITTER: Ja, De heer DE WILDE: Dan moet ik een deeltje terug nemen, maar De VOORZITTER: vandaar dat het mij nu ook niet helder voor de geest zat. Want in die tijd be moeide ik mij minder stringent met ruimtelijke orde ning. Maar natuurlijk is deze zaak wel bij burgemees ter en wethouders geweest en in zoverre moet ik er wat van af weten. De heer DE WILDE: Ik kreeg uit het stuk de indruk dat artikel 19 was geprobeerd, De VOORZITTER: Ja. De heer DE WILDE: dat dat was afgewezen De VOORZITTER: Ja, vroeger al. En toen moest het plan komen. De heer DE WILDE: en dat gedeputeerde staten wachten totdat er een raadsbesluit is met betrekking tot de hoogte, waarop dan vervolgens die procedure De VOORZITTER: Neen, want gedeputeerde staten vragen dan een ontwerp-plan totdat het de P.P.C. is gepasseerd. Zo werken zij. Dan is er een ontwerp-plan in de commissie ruimtelijke ordening geweest, maar dat zal dan al met al inderdaad al wel weer een tijd geleden zijn. Dat gaat dan naar de P.P.C., dan wordt de procedure ex artikel 19 aangespannen en die komt dan op een goed moment binnen. Dat is gebeurd. Wij moeten onze excuses maken, want de secretaris en ik (ik ben verantwoordelijk) hebben ons dat niet gerealiseerd. Het is een zaak die een tijd geleden ook al in een bouwvergunning moet zijn uitgemond. De heer DE WILDE: Dan had toch in het nu aan de orde zijnde stuk op zijn minst moeten staan, dat het een bevestiging is van hetgeen De VOORZITTER: Ja, dat zeggen wij ook. De heer DE WILDE: Nou De heer VAN POPPELEN: Ik heb nu toch de behoef te om even iets aan het adres van de heer De Wilde te zeggen, mevrouw de voorzitter. Hij heeft straks een klein verwijtje gemaakt met betrekking tot de wijze waarop wij gisteren hebben gestemd. Ik heb gisteren met betrekking tot een amendement gesteld, dat wij de desbetreffende zaak niet aan gedeputeerde staten moesten overlaten, maar zelf een initiatief moesten nemen. De VOORZITTER: Dat ligt anders. De heer VAN POPPELEN: Neen. De VOORZITTER: Jawel. De heer VAN POPPELEN: Neen, het ligt niet anders. Nu kunt u zien, mijnheer De Wilde, dat het heel be langrijk is, dat wij als raad onze bepalingen maken en niet afwachten wat gedeputeerde staten doen. De heer DE WILDE: Waar gaat het over? De heer VAN POPPELEN: Gisteren is hier gezegd: Laat gedeputeerde staten het dan maar afkeuren. De heer DE WILDE: Neen. De heer VAN POPPELEN: Jawel. De heer DE WILDE: Neen. Het enige dat ik heb ge zegd is, dat er zoveel onduidelijks op het gebied van de ontwikkeling van veredelingsbedrijven is, dat het goed zou zijn als er jurisprudentie kwam. Dit is iets geheel anders dan hetgeen waarover u het nu heeft. De heer VAN POPPELEN: Neen, het is precies het zelfde. De heer DE WILDE: Neen, het is volkomen iets an ders. Maar goed, het doet niets ter zake. De heer VAN POPPELEN: Goed. De VOORZITTER: Het spijt mij dat dit zo is ge beurd, dames en heren, en dat er dus op de een of andere manier iets niet naar voren is gekomen in de ze zaak. In het stuk had natuurlijk moeten staan, dat er inmiddels ten aanzien van de hoogte van 14 m een vergunning ex artikel 19 was verleend. Verlangt nog iemand het woord? Ik meen dat het nu natuurlijk weinig zin heeft om de 11 m omlaag te brengen. De heer VAN LOGTENSTEIN: Dat heeft inderdaad weinig zin, mevrouw de voorzitter. Het is kennelijk een onherroepelijke zaak geworden. Ik betreur het ten zeerste dat het zo gelopen is. Ik blijf tegen het voorstel van het college. De heer OLDENBOOM: Mevrouw de voorzitter! In hoeverre is de bouwvergunning nu gegeven? Ligt de architectuur al helemaal vast? De VOORZITTER: Ja. De heer BLAAUW: Maar aangezien T.B.S. iets anders vraagt is de mogelijkheid niet uitgesloten, dat ze graag nog wel wil veranderen als het zou kunnen. De VOORZITTER.: Ik zou het op dit moment niet weten. Bedoelt u nu het bouwplan voor de 11 m hoogte, mijnheer Oldenboom? De heer OLDENBOOM: Ja. De VOORZITTER: Juist, want voor de 14 m is het klaar. Als er een artikel 19 is gegeven, is ze gegeven op een bepaalde bouwaanvraag.

Historische kranten - Archief Eemland

Notulen Raad Soest | 1975 | | pagina 114