maar in bejaardencentra te stoppen. Dit gezin zegt: Neen, oma blijft bij ons. Maar het huis is daar te klein voor. Er moet een stukje bij. Ik heb zondag in Soest in een uurtje acht situaties gefotografeerd 'die overeenkomen met de-si tuatie die de heer Diekman wil realiseren en zo kan ik er nog wel 25 maken. De argumenten die in het voorstel worden aangevoerd, gelden niet. Men zal er natuurlijk wel mee schermen, dat het hier een bestemmingsplan betreft waar niets meer aan kan worden veranderd. Maar dat is niet waar. Wij kunnen als gemeente natuurlijk een stukje van het bij ge deputeerde staten ter goedkeuring liggende plan terug vorderen en dat veranderen. Dat zal de zaak heus niet opschorten. In het voorstel wordt ook geschermd met de ne bis in idem-regel. Ook dat is niet op zijn plaats. Ik stel voor dat er over het voorstel hoofdelijk wordt ge stemd, opdat iedereen weet wat hier gebeurt. De heer BLAAUW: Mevrouw de voorzitter! Ik zou een paar algemene opmerkingen willen maken naar aanleiding van de drie punten waarop agendapunt 3 betrekking heeft. Ik kan ergens wel meevoelen met wat de heer Vis ser bedoelt. Ik zou het alleen iets anders willen zeggen. Wij stellen bestemmingsplannen vast. Dat doen wij met een bepaald doel. Als wij ze eenmaal hebben vastgesteld, voeren wij ze uit. Als gevolg van het feit dat ze vrij strin gent zijn opgesteld, komen mensen bij de raad in beroep omdat ze zich min of meer gedupeerd voelen. Dit laatste kan ik persoonlijk mij heel goed voorstellen als ik hun vragen zie. Ik vraag mij af of wij in deze moderne tijd nog zulke stringente regels moeten opstellen. Zouden we in de toekomst niet iets meer vrijheid kunnen laten? We moeten ons nu gewoon houden aan de regels die wij ons zelf hebben opgelegd; er is geen escape mogelijk. Zouden wij in de toekomst in nieuwe bestemmingsplannen en eventueel ook in oudere niet iets ruimer moeten interpre teren, waardoor bijvoorbeeld kleine verbouwingen en aanbouwsels die niet storend zijn en door de schoon heidscommissie niet worden verworpen, maar nu op grond van een bestemmingsplan moeten worden afgekeurd, gemakkelijker kunnen worden toegestaan? De heer DE WILDE: Mevrouw de voorzitter! Ik kan mij dergelijke gedachten best voorstellen. Het is natuurlijk lo gisch dat als je de mensen enigszins kunt helpen, je wilt proberen om dat inderdaad te doen. De kunst van het besturen is meestentijds niet om ja tegen de mensen te zeggen, de kunst van het besturen en ook de kracht van het besturen bestaan er nu juist in dat je probeert op een rechtvaardige en duidelijke manier een ten opzichte van iedereen zo goed mogelijk beleid te voeren. En dan zul je er niet aan ontkomen, dat je in een aantal gevallen neen tegen de mensen moet zeggen. Ik kan mij de gedach te dat wij eigenlijk allemaal wat vrijer zouden moeten zijn best voorstellen. Maar ik geloof dat het niet mogelijk is; in een land als het onze, waarin wij met zovelen in een geringe ruimte moeten wonen, moet je nu eenmaal bepaalde spelregels in acht nemen. Met betrekking tot het onderhavige voorstel spreekt dit zeer duidelijk. Ik wijs erop dat hier natuurlijk niet het beleid van het college aan de orde is. Aan de orde is de vraag wat wij vinden van het advies van de commissie voor de beroep schriften. Deze commissie heeft het beleid van het colle ge nagegaan en getoetst aan de geldende voorschriften. Bovendien wordt de gemeenteraad nog even in herinne ring gebracht, dat men heel recent ten opzichte van een dergelijk geval een beslissing heeft genomen. Ik vind, hoezeer ik het overigens ook kan waarderen dat de heer Visser hier altijd poogt om de wat vrolijker noot in het geheel te brengen en op een andere manier de zaken naar voren brengt dan menigeen van ons, dat je hier de zaken niet moet ridiculiseren; daar zijn de dingen die wij hier aan de orde stellen, een beetje te belangrijk voor. Nadat in 1974 van de kant van reclamant dezelfde dingen naar voren zijn gebracht als die welke hij nu naar voren heeft gebracht, heeft de raad in juli 1974 bij de vaststel ling van het bestemmingsplan beslist, dat hetgeen recla mant wenst niet zou moeten gebeuren. Ik heb dat in de stukken gezien. Of ik eraan heb medegewerkt of niet, is niet interessant. Interessant is dat de raad die beslissing heeft genomen, Het bestemmingsplan is onderweg, het ligt nu bij gedeputeerde staten en daar zullen wij verder wel van horen. Ondanks het feit dat bij de vaststelling van het bestemmingsplan zijn bezwaarschrift terzijde is gelegd, heeft de betrokken inwoner een bouwaanvraag van precies dezelfde strekking ingediend, Dat is zijn goed recht, maar het is niet mogelijk dat de raad nadat hij in juli 1974 weloverwogen heeft vastgesteld dat hij hetgeen deze inwoner wil niet toestaat, het in januari 1975 wel toestaat. Zou de raad het nu wel toestaan, dan zou dat betekenen dat het bestemmingsplan, dat nog niet eens rechtskracht heeft, via artikel 19 van de Wet op de Ruim telijke Ordening (de enige mogelijkheid om de bouwaan vraag in kwestie te honoreren) in wijziging wordt ge bracht. Met andere woorden: dan zou de raad een half jaar nadat hij zijn beslissing heeft genomen, zeggen: Neen, wij doen het toch maar anders, Wat voor een toe stand van rechteloosheid en van willekeur van bestuur zou dat worden? Ik zeg deze dingen niet omdat ik het plezierig vind. Ik vind het nl. veel leuker om mensen te helpen. Maar wij zitten hier nu eenmaal om te proberen uitspraken te doen op basis van voorschriften en afspraken die hier zijn gemaakt in bestemmingsplannen Ik wilde dit graag een keer zeggen, niet omdat ik de fotootjes niet mooi zou vinden, ook niet omdat ik het niet leuk zou vinden dat er over oma wordt gesproken. Ik vind dat allemaal erg leuk, De VOORZITTER: Ik niet. De heer DE WILDE: het zijn ook de dingen die bij het leven horen. Ik bedoel niet: in de bewoordingen, mevrouw de voorzitter. Maar deze dingen horen gewoon bij het leven. Als iemand ons erop attendeert dat wij geen formalisten en bureaucraten moeten zijn, als dit de strekking is van de opmerkingen van de heer Visser, dan kan ik dat best waarderen Maar ik ontken voor mijzelf dat ik een formalistische en bureaucratische benadering van zaken als de onderhavige heb. Het gaat onze fractie en naar ik aanneem de gehele raad erom dat wij hier ge woon moeten besturen en dat wij dat moeten doen op basis van beslissingen die de raad zelfheeft genomen. De VOORZITTER: Dames en heren! Wenst nu een lid van de commissie voor de beroepschriften het woord? Mevrouw ORANJE-ENTINK: Ja, mevrouw de voorzit ter. De commissie voor de beroepschriften was voltallig op de openbare zitting van 13 december jl. bijeen. Wij waren geconfronteerd met de reclamant en een vertegen woordiger van het college, Alle argumenten zijn in de stukken en in het voorstel verwerkt Wij konden, hoezeer wij alle argumenten ook ter harte hebben genomen en hoezeer wij ook bewondering hebben voor de drie-gene- ratiewoningen, geen marge vinden om van het bestem mingsplan af te wijken Daardoor stellen wij ons achter de weigering van het college. 10

Historische kranten - Archief Eemland

Notulen Raad Soest | 1975 | | pagina 11