De VOORZITTER: Dat is inderdaad een vreemd ar gument. Wij hebben naar aanleiding van deze kwestie ook nog het volgende telegram ontvangen: „Ontving heden dwangbevel inzake invordering ver ontreinigingsheffing verzoeke heden duidelijke stand puntbepaling van uw raad inzake betaling voor inwo ners Soesterberg. Mevrouw Eken, Buys Ballotlaan 37, Soesterberg". De heer VERHEUS: Mevrouw de voorzitter! Er is in het verleden al veel over deze materie gesproken. Nu wordt gesuggereerd dat de gemeente in beroep kan gaan, omdat voor gemeentelijke eigendommen - bij voorbeeld scholen - een aanslag is ontvangen. In 1973 en 1974 heeft de gemeente die aanslagen ook gekre gen, maar toen is er om mij onbekende redenen geen beroep aangetekend. Zelf ben ik als bestuurslid van een paar openbare ge bouwen in Soesterberg ook in beroep gegaan tegen opgelegde aanslagen. Nadat een ambtenaar van de pro vincie was komen kijken werd het bezwaarschrift on gegrond verklaard. Ik heb die ambtenaar van de pro vincie meegenomen naar de betrokken gebouwen. Op zijn vraag of er riolen waren, heb ik geantwoord „waarschijnlijk wel". Zijn vraag of die riolen uitko men op het gemeentelijk riool heb ik beantwoord met „ik neem aan van wel". Hij vond dat de zaak daarme de zo klaar was als een klontje en dat de verontreini gingsheffing moest worden betaald. Ik heb geprobeerd die man te overtuigen van het feit dat zijn zienswijze onjuist was, want niemand in Soes terberg loost afvalwater op open water. Ik heb hem gezegd dat ik geen aanslag zou krijgen, wanneer ik een zinkput achter mijn huis zou hebben. Het geval dat in Soesterberg staat werd door de ambtenaar van de provincie een zuiveringsinstallatie genoemd en geen zinkput. Hij wees erop dat de provincie te zijner tijd die zuiveringsinstallatie zal overnemen (dat is overigens nog niet gebeurd veronderstel ik) De VOORZITTER: Neen, want wij hebben bezwa ren aangetekend. De heer VERHEUS: en dat de provincie vanaf dat moment de kosten en de lasten draagt en daarvoor zal moeten worden betaald door de inwoners van Soesterberg die van dat station gebruik maken. Stel dat de gemeenten nu - op grond van de voor 1975 opgelegde aanslag - voor die openbare gebouwen in beroep zou gaan. Ik vermoed overigens dat de ter mijn van beroep al verstreken is, maar dat weet ik niet zeker. De VOORZITTER: Die termijn bedraagt drie maan den en wij hebben de aanslagen pas in huis. De heer VERHEUS: Er kan dus wel beroep worden aangetekend. Stel dat het beroep gegrond wordt verklaard en dat het college van gedeputeerde staten zegt, dat het be roep voor gemeentelijke gebouwen gegrond wordt verklaard. Houdt dat tevens in dat ieder soortgelijk geval - in dezelfde omstandigheden verkerende - te vens van die verplichting wordt ontheven of zou een dergelijke uitslag slechts betekenen, dat de gemeente niet behoeft te betalen en ieder ander wel? In het laatste geval zal er nog een veel ongunstiger rechtsbe deling zijn ontstaan. Hoe ligt dat juridisch? Ik acht het zinvol dat de gemeente voor wat de ge meentelijke eigendommen betreft beroep aantekent tegen de opgelegde aanslag en dat tevens wordt ge probeerd door middel van dat beroep een beslissing uit te lokken De VOORZITTER: Kan niet. De heer VERHEUS: Dat dacht ik wel. Dat zou ech ter wel zo prettig zijn geweest, want dan zou bijvoor beeld de afzendster van het telegram - mevrouw Eken - meteen weten waaraan zij toe is en dat weten wij na tuurlijk nu niet. Ik meen dat de bewoners ook op de een of andere manier iets moeten doen. Daarom doe ik een beroep op het college om daarin te bemiddelen, want anders zie ik een enorm grote puinhoop ontstaan. Mevrouw KORTHUIS-ELION: Mevrouw de voorzit ter! Wellicht kunnen wij een formulier maken dat door de bewoners slechts behoeft te worden onderte kend en waarin zij de op hun pand betrekking hebben de gegevens invullen. De VOORZITTER: Dames en heren! Vorig jaar heb ben wij over deze materie gesproken met de betrok ken gedeputeerde. Gedeputeerde staten zouden best een proefproces willen hebben. Wij hebben vorig jaar bekeken of dat nog mogelijk was, maar wij waren al te laat om in beroep te gaan. Wij moeten nu de aanslag betalen en dan kunnen wij binnen drie maanden in beroep gaan. Daarna komt het tot een proces en dan wordt de zaak eindelijk eens uitgezocht. Wij kunnen echter niet voor anderen in beroep gaan. Maar wanneer in hoogste instantie zou worden uitgesproken dat de aanslag voor een gebouw in Soesterberg ten onrechte is opgelegd, mag ik aan nemen, dat het provinciaal bestuur daaruit de conse quentie trekt, dat die uitspraak voor iedereen in Soesterberg geldt. (Dat kan mijns inziens niet anders). Het in beroep gaan zal wat geld kosten en ik meen dat wij het dan ook niet aan de gewone burger mogen vragen in beroep te gaan. Wanneer wij in beroep gaan, doen wij dat in feite ten behoeve van alle inwoners van Soesterberg. Wanneer het proefproces wordt ge wonnen door de gemeente, zullen de gevolgen voor iedere inwoner van Soesterberg mijns inziens gelijk zijn. Ik vind het dan ook de moeite waard om het te proberen. Gedeputeerde staten hebben tegen ons gezegd dat zij het fijn zouden vinden wanneer wij in beroep gaan, want dan kan de rechter uitmaken wie gelijk heeft. Gelet op het vorenstaande zou het fijn zijn, wan neer de raad er mede kan instemmen, dat wij uitvoe ring geven aan hetgeen de heer Van Aalst voorstelt. Het zal de raad bekend zijn dat wij bezwaar hebben gemaakt tegen het bedrag dat de provincie ons biedt in verband met de overname van de rioolwaterzuive ringsinstallatie. Volgende week donderdag is de zit ting van de Raad van State waarop dit punt zal wor den besproken. In de brief van de heer Van Aalst gelieve men in de negende regel van onder tussen de woorden „voor" en „bezwaar" de woorden „tot in hoogste instantie" te lezen. De heer VAN AALSTMevrouw de voorzitter! Wij blijven natuurlijk duidelijk met dat telegram zitten. Gemeentebestuur en wijkraad hebben enigszins de indruk gewekt, dat de Soesterbergers ten onrechte worden aangeslagen. Uit die stellingneming hebben de bewoners de conclusie getrokken dat er niet be- 136

Historische kranten - Archief Eemland

Notulen Raad Soest | 1975 | | pagina 137