hebben. De gemeente probeert hun echter een luxueus
kampeerterrein a f. 305.000,-- op te dringen. Dat wil
len zij helemaal niet. Zij hebben een desbetreffende
nota geschreven en een paar wensen geformuleerd.
Wie wil hen nu eigenlijk weg hebben? In ieder geval
niet de omwonenden in Soestduinen, want ik kan u
thans officieel een lijst met handtekeningen van om
wonenden overhandigen. De betrokken kampeerders
hebben tijdens een huis-aan-huis-bezoek aan de om
wonenden gevraagd om hun handtekening ten gunste
van het behoud van het gemeentelijke kampeerterrein
te plaatsen, waarbij zij hebben gezegd: Heeft u last
van ons en vindt u dat wij weg moeten?
Alle omwonenden hebben hun handtekening gezet en
vinden het eigenlijk belachelijk, dat de kampeerders
eventueel weg zouden moeten. Misschien kan de bode
de heer Van den Berg deze lijst thans aan u overhandi
gen, zodat iedereen kan zien dat dit officieel gebeurt.
(De door de heer Visser bedoelde lijst met handteke
ningen wordt via de heer Van den Berg aan de voor
zitter overhandigd).
Als je nu een enquete gaat houden in bijvoorbeeld
Soesterberg, Soestdijk, het Hart, Klaarwater of Over-
hees, dan zullen ook de mensen daar geen bezwaar
hebben tegen het verblijf van de kampeerders op het
gemeentelijk kampeerterrein. Wie heeft daar dan wel
bezwaar tegen? ik weet het niet. Waarschijnlijk al
leen één ambtenaar en het college en misschien de
C.D.A.-fractie, ofte wel vijftien mensen op een totaal
van 40.000 inwoners. Dan is het toch een belachelijke
zaak dat de brief die het college ons in ontwerp heeft
voorgelegd, wordt verzonden. De fracties van de
P. v.d. A. en de V.V.D. hebben ook geen bezwaar te
gen het verblijf van de kampeerders op het gemeente
lijk kampeerterrein, want zij hebben tijdens de behan
deling van het bestemmingsplan Landelijk Gebied ge
probeerd te bereiken, dat er een motie zou worden
aangenomen om de kampeerterreinen in dat plan op
te nemen. Dat is mislukt. Twee V.V.D.'ers waren toen
niet aanwezig; de discipline was ook niet zo sterk,
want de wethouders gingen niet met hun partijen mee;
de C.D.A.-fractie stemde tegen en de motie werd ver
worpen. Welnu, als twee grote partijen helemaal niet
willen dat de kampeerders van het gemeentelijk kam
peerterrein weg moeten (ik heb hier voor mij liggen
een brief van de heer De Wilde van 19 september 1974
aan deze kampeerders, waarin hij duidelijk schrijft dat
hij hun belangen wil behartigen), dan begrijp ik niet
waarom vanavond zou moeten worden besloten, dat
hun de brief moet worden geschreven die ons door
het college is voorgelegd. Ik ben het helemaal niet
eens met het verzenden van die brief en zou willen dat
de betrokken kampeerders vanavond ronduit wordt
gezegd, dat zij op het gemeentelijk kampeerterrein
kunnen blijven.
Mevrouw VAN GELDER-CORNELISSEN: Mijnheer
de voorzitter! Onze fractie is van mening dat het ge
meentelijk kampeerterrein moet blijven bestaan. Het
is de vraag of de plaats waarop het zich momenteel
bevindt, de juiste plaats is. Dit wordt ook gesteld in
de ons door het college voorgelegde ontwerp-brief. In
deze brief wordt ook gerefereerd aan een bepaalde
datum van sluiting van het bestaande gemeentelijke
kampeerterrein. Wij denken dat dit de betrokken
kampeerders in onzekerheid brengt. Wij zijn er voor
standers van, dat er op korte termijn een commissie
ad hoe wordt benoemd waarin naast raadsleden en
eventueel ambtenaren ook burgers zitting zouden
140
kunnen hebben en die op korte termijn de plaats en
de opzet van een gemeentelijk kampeerterrein zou
moeten bekijken. Daarbij menen wij dat zolang die
studie voortduurt het huidige kampeerterrein in een
goede staat moet worden gehouden.
De heer HOEKSTRA: Mijnheer de voorzitter! De
fractie van het C.D.A. kan zich volkomen verenigen
met en heeft veel waardering voor de uitvoerige ont
werp-brief die het college ons heeft voorgelegd en
waarin alles nog eens precies op een rijtje wordt gezet.
Onze fractie staat nog steeds volkomen achter haar
stemgedrag ten tijde van de stemming over de motie
van de V. V.D.-fractie inzake de inpassing van de be
staande kampeerterreinen in het bestemmingsplan
Landelijk Gebied.
Ik ben het er met mevrouw Van Gelder over eens,
dat er met betrekking tot het gemeentelijk kampeer
terrein studie moet plaats vinden. Hierover is ook
uitvoerig gesproken in de commissie ruimtelijke or
dening. Daar is als datum van sluiting van het gemeen
telijk kampeerterrein de datum 1 oktober 1979 vast
gehouden in de hoop, dat dan de studie zou zijn vol
tooid. Wij dringen er op aan dat wordt bevorderd dat
dit laatste inderdaad het geval zal zijn.
Mevrouw KORTHUIS-ELION: Mijnheer de voorzit
ter! Tijdens de begrotingsbehandeling en de behan
deling van het bestemmingsplan Landelijk Gebied
hebben wij voorgesteld om het gemeentelijk kampeer
terrein te verplaatsen naar het natuurbad, om daar te
komen tot een betere exploitatiemogelijkheid ook
voor het bad en de evenementen daaromheen. De
huidige plaats van het gemeentelijk kampeerterrein
vinden wij niet geschikt, te meer omdat wij hebben
begrepen dat de gemeente in de toekomst zal worden
verplicht om de bestaande geringe voorzieningen al
daar aan te passen, ook al zijn de kampeerders wel
gelukkig met die voorzieningen. Als wij de nieuwe
Kampeerwet niet in het vooruitzicht hadden, zouden
wij allen er zonder meer voor zijn de kampeerders op
het bestaande gemeentelijke kampeerterrein te laten
toeven zo lang zij dat zelf willen. Maar nu wij op kor
te termijn voor verplichte hoge kosten zullen komen
te staan, vraag je je af of je die moet maken op een
terrein dat je planologisch niet geschikt vindt. Dit is
ons argument om ervoor te zijn, dat het gemeentelijk
kampeerterrein niet op de huidige plaats wordt ge
handhaafd.
De VOORZITTER: Dames en heren! Er is in de loop
der jaren menigmaal over het gemeentelijk kampeer
terrein gediscussieerd in de gemeenteraad. Tot nu toe
is het nog steeds overeind gebleven. Er zijn al eens
voorstellen tot sluiting van dit terrein geweest. Als
die waren uitgevoerd, was het allang gesloten. Dat is
echter niet gebeurd. Ik zou haast zeggen: gelukkig
voor degenen die op hun wijze willen profiteren van
dit terrein. Maar inderdaad doemt ergens aan de hori
zon op, dat men strakkere richtlijnen wil gaan door
voeren ten aanzien van kampeerterreinen en vandaar,
dat wij in de ontwerp-brief hebben gesteld, dat het
een moet worden gedaan zonder dat het ander wordt
gelaten. Een datum noemen is één ding, zorgen dat
er in de tussentijd wordt uitgemaakt op welke manier
er wellicht een andere voorziening kan worden ge
troffen die een bepaalde aantrekkelijkheid heeft voor
degenen die op het ogenblik van het gemeentelijk
kampeerterrein gebruik maken en voor hen die daar
overigens zouden willen verblijven, is iets anders, dat
ook moet gebeuren.