De heer VISSER: Te persoonlijk gaat worden? De heer DE WILDE: Ja. Het gaat hier over de vraag of iemand al dan niet een toelaatbaar gedrag heeft. U wilt aantonen dat dat niet zo is De heer VISSER: Ja. Ik wil aantonen dat het niet zo is. Die man wordt hier beschuldigd van een misdrijf. De heer DE WILDE: Vanwege het college zal dan da delijk de zaak ook uit de doeken moeten worden ge daan De heer VISSER: Daar zitten wij hier toch voor? De heer DE WILDE: Jawel, maar Mevrouw VAN STIPHOUT-CROONENBERG: Dit is toch niet fatsoenlijk, mijnheer Visser? De heer DE WILDE: ik vraag alleen, mijnheer de voorzitter, of het toelaatbaar is om zaken van zo per soonlijke aard, waarbij een kwestie van overlijden en van moeder en zoon enz. aan de orde is, in een open bare raadsvergadering aan de orde te stellen. Ik vraag dat nu, voordat het te laat is. Ik kan er niets aan doen als u zegt: Wij gaan er verder met de klompen in. Maar ik heb gewaarschuwd. Dit zijn zaken voor een besloten vergadering. De heer BLAAUW: Mijnheer de voorzitter! Ik on dersteun het voorstel van de heer De Wilde van harte. De heer Visser weet misschien niet hoe uitgebreid de ze zaak in de commissie ruimtelijke ordening is be handeld. De heer VISSER: Ik mocht niet in de commissie ruimtelijke ordening en dus kan ik dat ook niet we ten. De heer BLAAUW: U mag er altijd bij zijn en het lijkt mij bijzonder onprettig en pijnlijk om deze zaak hier in het openbaar te behandelen. Ik stel voor dat wat dit aangaat De heer VISSER: Ik vind het bijzonder pijnlijk dat de gemeente een dergelijke dreigbrief stuurt. Dan moet men dat op een andere manier doen of het aan de rechter overlaten. De VOORZITTER: Ik mag misschien even deze dis cussie onderbreken en ten aanzien van hetgeen de heer De Wilde naar voren heeft gebracht zeggen, dat ik vóór de raadsvergadering aan de heer Visser heb gevraagd of hij er niet verstandig aan zou doen deze vraag niet in de openbare raadsvergadering te brengen. Hij wenste dat wel te doen. De heer VISSER: Mijn brief is van de eerste lentedag, mijnheer de voorzitter, en u heeft tijd genoeg gehad om er met mij over te overleggen wat ik hier wel mag zeggen en wat ik hier niet mag zeggen. Dan moet u niet vijf minuten vóór het begin van deze raadsver gadering proberen om mij te suggereren, dat ik er niet over mag praten. Ik blijf erbij dat hier gewoon het gedrag van de gemeente en niet het gedrag van de heer Olivier in het geding is. De heer Olivier wordt door de gemeente gedreigd met vijfjaar gevangenis straf. Dat maakt de rechter wel uit. Ik vind niet dat de gemeente het recht heeft om een dergelijke brief te schrijven. Ik geef toe dat hij iets heeft ingevuld dat niet mag, maar dat heeft er niets mee te maken, dat hij dan niet in Soest mag kamperen. De heer HOEKSTRA: Is het, als de heer Visser hier toch over wil spreken, niet veel beter dat wij in beslo ten vergadering gaan, mijnheer de voorzitter? De heer BLAAUW: Ik wilde een voorstel van orde doen, mijnheer de voorzitter. Ik heb er geen bezwaar tegen als de betrokkenen, die op de publieke tribune aanwezig zijn, er hun goedkeuring aan hechten. An ders ben ik het met u eens. De heer HOEKSTRA: Neen. De VOORZITTER: Neen. Ik heb in het algemeen toch wel bezwaar tegen het in de raad bespreken van een zaak die feitelijk in de rechtskundige sfeer is beland. Het is niet gebruikelijk om een zaak die echt op het juridisch vlak is gekomen en die gaat tussen het colle ge van burgemeester en wethouders en een persoon uit Amsterdam en waarbij er over en weer bepaalde argumenten in het spel zouden kunnen worden ge bracht, in een openbare raadsvergadering uit te diepen. Want dat is eigenlijk treden in de rechten van de rech ter die eventueel een uitspraak moet doen. De heer VISSER: Precies. Dan had de gemeente ook niet die brief moeten schrijven. Maar goed, ik wil daarvan afstappen. Laten wij dan gewoon praten over feit De VOORZITTER: U maakt een merkwaardige op merking, mijnheer Visser. Het is gebruikelijk dat een gemeentelijke autoriteit of welke autoriteit dan ook een burger erop wijst wat de gevolgen kunnen zijn van eventuele ondoordachte daden. Dat alleen heeft de gemeente gedaan. Ik geloof dat dat een normale zaak is, waarop vroeger in de raad zelfs meermalen is aangedrongen, opdat men weet wat de consequenties kunnen zijn. Mag dat alstublieft? De heer VISSER: Ja, nou, ik heb mij ook juridisch laten voorlichten en ik geloof dat het college zich be lachelijk maakt als het dit voor de rechter brengt. De VOORZITTER: Dat moet de rechter uitmaken. De heer VISSER: Precies. Dat moet de rechter uit maken. Ik vind niet dat het college zo'n brief mag schrijven. Als een huisjesmelker zo'n dreigbrief schrijft naar een huurder, vind ik het best, maar ik vind het niet juist als de gemeente dat doet. Dan had u het anders moeten oplossen en moeten gaan praten met die man. De VOORZITTER: Er is met de man voldoende tele fonisch gepraat en hij wist drommels goed waar het over ging. Dat is dus niet aan de orde. Maar wij stop pen hiermee. Ik wens hier verder geen woord meer aan te wijden. De heer VISSER: Maar dan blijft toch mijn vraag be treffende het feit dat deze familie, die vijftien jaar op het gemeentelijke kampeerterrein zit, daar nu op eens weg moet, afgezien van hetgeen waarover wij het zoeven hadden. Ik heb aan de heer Peet gevraagd: Laat u mij de reglementen zien waarin dergelijke din gen staan en toont u mij, dat deze mensen ervan op de hoogte zijn gesteld, dat als een vergunninghouder overlijdt, zijn familie van het kampeerterrein moet verdwijnen. Ik heb alleen maar een soort verordening gekregen waarin staat of je je hondje al dan niet mag meenemen. Ik heb nergens kunnen vinden en nergens staat zwart op wit, dat er namens de gemeente wet ten bestaan op grond waarvan deze mensen weg moe ten. De heer DE WILDE: Maar heeft u zich er dan hele maal niet van op de hoogte gesteld, dat de verpach ting van de standplaatsen op het gemeentelijke kam peerterrein van jaar tot jaar geschiedt? De heer VISSER: Ja. O.K., van jaar tot jaar. En dan bestaat er ook nog een erfrecht. 168

Historische kranten - Archief Eemland

Notulen Raad Soest | 1975 | | pagina 169