speeld, in de pers gelezen dat de V.V.D. verstek liet gaan. In verband hiermede stel ik er prijs op te wijzen op het volgende. Toen wij zaterdag allen zijn benaderd door de Werk groep Buitenlandse Werknemers, heb ik mij afgevraagd wat ik het beste zou kunnen doen. Ik heb toen ge dacht: Als er een bus komt om de Turkse werknemers weg te halen, kun je niet voor die bus gaan staan om tegen hen te zeggen dat zij niet in de bus moeten stap pen, maar je moet degenen die er werkelijk iets aan kunnen doen, benaderen. U zult zich herinneren dat ik als eerste u zaterdagochtend meteen heb opgebeld om u te vragen of er iets aan kon worden gedaan. Daar na heb ik mevrouw Kappeyne van de Copello, die lid van de V.V.D.-fractie in de Tweede Kamer is en zich met dergelijke zaken bezighoudt, telefonisch gevraagd of zij wilde nagaan of er iets aan kon worden gedaan. Met andere woorden: Hoewel wij niet bij Het Witte Huis aanwezig waren, hebben wij geprobeerd degenen die wel iets konden bereiken, meteen voor het pro bleem te spannen. Ik geloof dat het bij deze hele discussie goed is om te stellen, dat wij als fractie menen, dat wij zowel voor de Turken als voor de Surinamers een grote ver antwoordelijkheid dragen - voor de Turken, omdat wij hen hebben aangetrokken voor arbeid die wij te min vonden; voor de Surinamers, omdat iedere Neder lander een algemene verantwoordelijkheid heeft voor het beleid dat wij in de loop der jaren hebben ge voerd. De Surinamers zijn in de grote steden in ont zettend moeilijke toestanden gekomen, doordat men de dingen daar op hun beloop liet. Met het oog daar op geloof ik, dat wij ons als gemeente niet kunnen onttrekken aan het feit dat ook wij een opvangmoge- lijkheid moeten bieden. Je kunt wel zeggen dat zij maar naar een andere gemeente moeten, maar dat is een beleid dat mij niet aanspreekt. Wij zijn het dus met het college eens als het zegt, dat ook Soest een deel van de opvang van Surinamers voor zijn rekening moet nemen. Wij krijgen nu, doordat de heer Van Kampen zo goed voor dergelijke zaken is ingericht, natuurlijk wel de moeilijkheid dat er Surinamers en Turken, die qua volksaard ontzettend van elkaar verschillen, naast el kaar komen te zitten. Dat behoeft op zich zelf nog geen bezwaar te zijn. Ik herinner mij dat de mensen van de Birkt in hun onwetendheid indertijd hebben gezegd: De Turken vlak bij het woonwagenkamp moeten wij niet hebben, want dat wordt vreselijk. Nu blijkt dat het wat dat betreft in de praktijk goed is gelopen. Ik zou mij kunnen voorstellen dat het ook tussen de Surinamers, de Turken en de Birktbewo- ners goed zou kunnen gaan. Maar dan moet er wel een ontzettend goede begeleiding zijn. U heeft terecht opgemerkt dat het ministerie van cultuur, recreatie en maatschappelijk werk tot taak heeft om die bege leiding te verzorgen, omdat dat ministerie terzake ver antwoordelijk is, maar ik vind wel dat wij als gemeen te daarbij toch ook een zekere begeleidende taak heb ben, omdat het hier iets betreft dat zich in Soest af speelt en als er hierbij iets uit de hand loopt, dat niet in Den Haag, maar in Soest gebeurt. Daarom verzoek ik het college toch steeds nauwlettend in de gaten te houden wat er gebeurt en met name te toetsen of hetgeen het ministerie van cultuur, recreatie en maat schappelijk werk doet voldoende is. Ik geloof nl. niet dat wij ons tevreden mogen stellen met alleen maar wat formele handelingen. Ik vind dat wij niet kunnen volstaan met te zeggen: Wij hebben hen een foldertje gegeven en wij hebben hen formeel op allerlei dingen gewezen. Wij zullen ook nauwkeurig moeten bewa ken, dat een en ander ook materieel, inhoudelijk, ge zien de geestesgesteldheid van de Turken en de Suri namers, goed bij hen overkomt. Wat de laatste moei lijkheden betreft zal waarschijnlijk wel kunnen wor den gezegd dat de betrokkenen de nodige aanzeggin gen hebben gekregen en zal er formeel en juridisch wel juist zijn gehandeld, maar hoe een en ander is overgekomen is een tweede. Wij hebben niet een gro te mankracht, maar ik vind het toch een verantwoor delijkheid van de gemeente om dat in de gaten te houden. Over uw hoofd heen zou ik de heer Visser willen zeg gen, dat ik bij een dergelijke zaak verschoond wens te blijven van woorden als „gedeporteerd". Het is een schandalige insinuatie en iemand die ooit depor taties heeft meegemaakt of maar in de verste verte kan gissen wat deportatie is, moet zich verre van der gelijke praktijken houden, zeker als hij onderwijzer is. De heer VAN POPPELEN: Mijnheer de voorzitter! Onze fractie is zaterdag door de Werkgroep Buiten landse Werknemers op de hoogte gesteld van het leed dat de Turkse gastarbeiders zou worden aange daan als gevolg van de overplaatsing van 31 Turken (24 uit Soest en 7 uit Amersfoort) naar Lunteren die nodig werd geoordeeld omdat er ruimte moest wor den vrijgemaakt voor de opvang van rijksgenoten. Tijdens een daarop gevolgd gesprek, waarbij behalve het C.D.A. ook de P. v.d. A. en Progressief Soest aan wezig waren, zijn de problemen van deze mensen duidelijk naar voren gekomen. Ik behoef deze pro blemen hier niet te vermelden, want ze zijn deze week duidelijk in de krant vermeld en iedereen is ervan op de hoogte. Gegeven het feit dat er sprake van was, dat de overplaatsing naar Lunteren tot gevolg zou hebben dat er ook daar mensen moesten worden ver plaatst en het feit dat de opvangruimte in Lunteren te klein is, kan ik begrijpen dat het voor de betrokken Turken onaanvaardbaar was om naar Lunteren te ver trekken. Ik geloof dat hetgeen er zich in dat verband allemaal heeft afgespeeld volgens menselijke maatsta ven verre van goed te praten is. Er was een grote on zekerheid bij deze mensen en die onzekerheid is er nog. We hebben er zaterdag meer dan twee uur over gedis cussieerd waar eigenlijk de schuld ligt. De heer Van Kampen is aan bod gekomen, er is verteld dat het con tract per 1 januari afliep en is verlengd tot 1 april, er is gesproken over de verplichting die Polynorm als werkgever op zich moest nemen, er is gesproken over het ministerie van cultuur, recreatie en maatschappe lijk werk. Als ik goed heb geluisterd, is ons zaterdag ook ver teld, dat het ministerie van cultuur, recreatie en maatschappelijk werk heeft gezegd: De Turkse gastar beiders behoeven er geen nadelen van te ondervinden, dat er rijksgenoten in Het Witte Huis komen. Er is ook over gesproken of het college van burge meester en wethouders wel voldoende aandacht aan de zaak heeft besteed. Ik heb straks beluisterd, dat het college niet is benaderd,maar ik kan mij voorstel-

Historische kranten - Archief Eemland

Notulen Raad Soest | 1975 | | pagina 172