geheven en de nissenhut en de installaties moeten wor den verwijderd. Voorts gaat het, zoals ook genoemd in de antwoordbrief, om een verleende ontheffing voor het gebruik van een bepaald terrein als parkeer ruimte en opslagplaats. Er is echter niet bij gesteld in de ontheffing - daar gaat het nu om - dat de par keerruimte alleen maar mag worden gebruikt voor wagens van het éigen bedrijf. De firma Van de Pol heeft toegestaan dat het andere bedrijf daar zijn wa gens parkeert en op grond van de overeenkomst met Van de Pol kunnen wij daar niets tegen doen. Een heel ander probleem wordt gevormd door de par- keermogelijkheden in het algemeen voor dergelijke be drijven. Er is er nu één genoemd, maar ik kan er nog wel vier of vijf bij noemen. Op mijn spreekuur heb ik al danig moeten spreken over die bedrijven. Er zijn mensen die begonnen zijn met één vrachtwagen. Wan neer het ze goed gaat - waarmee wij ze alleen maar ge luk kunnen wensen - krijgen ze drie vrachtwagens en ontstaat het probleem van het parkeren. Wij doen ons uiterste best om hiervoor steeds een oplossing te vinden, maar wanneer wij voor één bedrijf een oplos sing hebben gevonden, liggen er al weer drie brieven over een ander bedrijf. Het college doet dan ook een dringend beroep op de raad om hierin goed mee te denken, want deze mensen moeten geholpen worden, waarmee dan ook alle overige burgers van Soest wor den geholpen. Men kan immers wel zeggen dat de wagens last veroorzaken, maar wij moeten blij zijn dat ze ten minste niet worden geparkeerd op de open bare weg. Het college handhaaft dan ook de concept-antwoord brief zoals die aan de raad is voorgelegd. De heer HILHORST: Mevrouw de voorzitter! Ik ben diep teleurgesteld door het antwoord van de wethou der. Ik begrijp niet waarom er niets tegen het parke ren door Peko op het terrein van Van de Pol gedaan zou kunnen worden. Er is weliswaar een vrijstelling verleend, maar daar kunnen toch voorwaarden aan worden verbonden? Bovendien kan de vrijstelling toch tijdelijk worden gemaakt? Vindt de wethouder het verder niet normaal dat er verontschuldigingen worden gemaakt voor het lange uitblijven van een antwoord? De brief ligt er al een halfjaar en dan krij gen de bewoners van de Van Lenneplaan zo'n vaag antwoord. Ik meen dat de raad niet achter deze ant woordbrief kan gaan staan. De heer VAN POPPELEN: Mevrouw de voorzitter! Het gaat om een punt dat al verschillende keren in de raad ter sprake is geweest, nl het parkeren van vrachtauto's, hetgeen voorheen vooral in de woonwij ken gebeurde. Nu heeft de raad verleden jaar een op lossing kunnen vinden door een aantal straten aan te wijzen waar vrachtauto's mogen worden geparkeerd en door hierover bepalingen op te nemen in de alge mene politieverordening. Wanneer iemand zelf een parkeerterrein heeft waarop hij vrachtauto's wil laten parkeren, vraag ik mij af, of het juridisch wel moge lijk is om dat te verbieden. Daarnaast steun ik de wet houder graag in zijn oproep om mee te denken voor die bedrijfen die met weinig wagens begonnen zijn en nu meer wagens hebben; die bedrijven moeten gehol pen worden aan goede parkeerruimte. De VOORZITTER: Dames en heren! De heer Hil- horst heeft nog de vraag opgeworpen, of de ontheffing niet moet worden ingetrokken. Ik meen echter - uit eindelijk heeft een rechter echter het laatste woord in 234 dit soort zaken - dat dit niet goed mogelijk is. De wet houder heeft immers al gezegd dat in de ontheffing niet is vermeld dat Van de Pol alleen maar zijn éigen auto's mag parkeren op het bewuste terrein; wanneer dit indertijd wel in de ontheffing was vermeld, had den wij nu natuurlijk veel meer kunnen ondernemen. Het is op zijn minst genomen niet gebruikelijk om een vergunning in te trekken wanneer men zich houdt aan de voorwaarden. Weliswaar hield men zich daar niet helemaal aan - er werd immers niet alleen gepar keerd, maar er was ook nog een zogenaamde smeer- kuil - maar dat is inmiddels opgelost. Wanneer wij nu de ontheffing zouden intrekken of daar nu nog be paalde voorwaarden aan zouden verbinden, zou Van de Pol zich kunnen wenden tot de rechter en te vrezen valt dat de gemeente dan te horen zou krijgen dat zij zich te buiten was gegaan aan onbehoorlijk bestuur. Wethouder HOEKSTRA: Mevrouw de voorzitter! Ik wijs de heer Van Poppelen erop dat voorheen vooral vrachtwagens werden geparkeerd in woonwijken door de chauffeurs zelf, die hun wagens graag bij hun huis neerzetten om de volgende morgen vroeg te kunnen vertrekken. Het gaat mij vooral om de kleine bedrij ven zelf. Daarvoor moet op korte termijn een oplos sing worden gevonden. Gelukkig parkeren zij hun wagens nu niet op de openbare weg, maar het ge beurt nog wel op verkeerde plaatsen, ongelukkig ge noeg voor bepaalde burgers. De heer VAN EE: Mevrouw de voorzitter! Als iemand een ontheffing wil hebben, dient hij een ver zoek daartoe in door middel van een brief. Kunt u nog eens de brief van Van de Pol tevoorschijn halen en nagaan hoe het verzoek indertijd is geformuleerd? Als daarin wordt verzocht om een parkeerterrein voor de éigen behoefte, heeft u toch wel een kleine kapstok om nog iets te doen, al staat u juridisch inderdaad nog niet sterk. De heer HILHORST: Mevrouw de voorzitter! Ik wil alleen nog vragen of de vrijstelling indertijd aan een bepaalde termijn is gebonden. Wethouder HOEKSTRA: Ik heb de brief waarbij de vergunning is verleend, voor mij liggen. Er staat in: „Naar aanleiding van uw bovenvermelde brief berich ten wij u, in onze vergadering van 28 november 1972 besloten te hebben, aan u vrijstelling te verlenen van het bepaalde in artikel 352 van de bouwverordening ten behoeve van het gebruik van een gedeelte van het perceel als parkeerterrein en opslagplaats Van Len neplaan. Uiteraard dient u uw toezeggingen in de brief van 28 augustus aan de omwonenden van uw bedrijf gestand te doen.". Voorts wijs ik er nog op dat het voor de hand ligt dat het antwoord op de brief van de heer Esendam lang is uitgebleven. Er zijn nl. heel wat gesprekken geweest, eerst tussen Peko, Van de Pol en wethouder Ebbers; vervolgens heb ik ook nog heel wat gesprekken ge voerd met de betrokkenen. De VOORZITTER: Ik kan er nog aan toevoegen, dames en heren, dat het college bereid is om in de antwoord-brief een verontschuldiging voor het lange uitblijven van het antwoord op te nemen. De heer HILHORST: Mevrouw de voorzitter! Ik stel voor om de door het college opgestelde antwoordbrief niet te versturen, maar een andere brief op te stellen en die te verzenden. In die brief moet dan in ieder ge val een excuus worden opgenomen voor het lange uit blijven van het antwoord.

Historische kranten - Archief Eemland

Notulen Raad Soest | 1975 | | pagina 235