gemeente al een soort opties gaat geven op gronden, zonder dat wij exact weten hoe de verkaveling zal zijn en hoe de verdeling zal zijn over de verschillende cate gorieën: woningwetwoningen, premiewoningen en eventueel vrije sectorwoningen, De raad moet hier over beslissen. Bovendien krijgen wij niet alleen brieven van deze werkgroep. Ook woningbouwverenigingen hebben al aan ons verzocht om na te gaan of er in de tweede fa se mogelijkheden voor hen liggen. Zij krijgen eenzelf de antwoord als wij nu aan de raad hebben voorgelegd, waarin wordt gezegd dat wij met hun belangen reke ning zullen houden, na overleg met de desbetreffende commissies. De lijst van aanvragen voor het vorige pro ject hebben wij in ons bezit; tevens is het ons bekend dat er ook bij de werkgroep al een aantal aanvragen liggen. Ik heb er helemaal geen bezwaar tegen om een lijst met al die aanvragen aan de raad voor te leggen; dan kan de raad meteen zien hoeveel belangstelling er voor dit soort woningen is. De heer DE WILDE: Het gaat mij niet zozeer om alle namen, maar meer om de aantallen van particulieren, woningbouwverenigingen, institutionele beleggers enz. en dan in een zodanig stadium dat wij er nog zinvol over kunnen spreken. Wethouder EBBERS: Inderdaad, in een vroegtijdig stadium, Daar heb ik helemaal geen bezwaar tegen. Ik zal alleen maar graag zien dat de raad zich hierover tijdig uitspreekt. Mevrouw Greefhorst kan ik zeggen dat wij zullen trachten de stichting die het vorige project heeft op gezet en de nieuwe werkgroep bij elkaar te krijgen ten einde gezamenlijk de behoefte te bepalen. In de ontwikkelingsnota wordt voor Overhees, tweede fase, gesproken over 400 woningen, maar gezien het feit dat voorlopig nog niet alle gronden beschikbaar zijn - daarvoor moeten nog bepaalde procedures worden gevolgd - kunnen wij voorshands maar een klein pak ket woningen in de tweede fase bouwen. De raad zal zich hierover nog moeten uitspreken. De VOORZITTER: Dames en heren! Ter aanvulling kan ik nog mededelen dat de werkgroep afbouw wo ningen Soest mij heeft gezegd - twee bestuursleden van deze werkgroep hebben mij dat persoonlijk ge zegd - dat de stichting die het vorige project heeft op gezet, nu ontbonden is. Bij deze stichting was er nog een lijst van 50 mensen waarvoor in het vorige project geen woning beschikbaar was en volgens de werk groep prijken die mensen nu bovenaan op de nieuwe lijst die in totaal 150 namen bevat. Ik heb echter in de krant wel eens andere berichten gelezen en daar om leek het mij goed deze mededeling hier in het openbaar te doen. Daarnaast wijs ik erop dat Overhees tweede fase nog moet worden uitgewerkt Hierover zal uiteraard over leg plaats vinden met de commissie voor ruimtelijke ordening. Pas hierna kunnen wij bepalen hoeveel wo ningen wij in de verschillende categorieën willen gaan bouwen. De heer DE WILDE: Wanneer zal dan op deze aan vraag van de werkgroep een beslissing kunnen worden genomen? De VOORZITTER: Wij verwachten dat wij in de twee de helft van 1976 een beslissing zullen kunnen nemen over de gronden die in het eerste stuk van de tweede fase vallen en die wij in eigendom hebben. Mevrouw GREEFHORST-VAN O VERDAM: Mevrouw de voorzitter! Als ik goed ben ingelicht, is er recent een brief van de stichting binnengekomen waarin is gezegd dat zij doorgaat met haar werk. Van daag heb ik de voorzitter van deze stichting nog ge sproken en deze ontkent dat er enig contact is ge weest tussen de stichting en de werkgroep. Ik betwij fel dan ook of de door u genoemde 50 mensen die bij het vorige project niet aan bod zijn gekomen, wel op de lijst van de werkgroep staan. Als die mensen in derdaad niet op die lijst voorkomen, zou ik dat bij zonder triest vinden. De VOORZITTER: Er bestaat dus nog onduidelijk heid. Daarom heb ik het ook op prijs gesteld in deze openbare vergadering mede te delen wat mij door twee bestuursleden van de werkgroep is verteld. Wij zullen dit punt dus nog nader moeten onderzoeken. De heer VAN AALST: Mevrouw de voorzitter! Ik meen dat u uw uitspraak bij de begrotingsbehande ling, dat het college denkt aan eenzelfde pakket als indertijd bij de eerste fase van Overhees, minstens in de antwoordbrief aan de werkgroep moet opnemen in die zin, dat het college ernstig zal trachten om ook voor kaskowoningen een perceel te reserveren. De VOORZITTER: Ik vind het bijzonder moeilijk om in een brief toezeggingen te gaan doen, terwijl wij eigenlijk nog niets weten. Het is immers mogelijk - hoewel ik dat niet verwacht - dat wij op het moment dat wij wél voldoende gegevens hebben om een be slissing te kunnen nemen, tot de conclusie komen dat de schaal eigenlijk te veel is doorgeslagen in de rich ting van de koopwoningen, waardoor de sector huur woningen tekort is gekomen. Ik wil dan ook op dit ogenblik liever geen toezeggingen doen, zeker niet in een brief; op dat punt moeten wij uitermate voorzich tig zijn. De heer VAN POPPELEN: Mevrouw de voorzitter! Ik ben het hiermee geheel eens. Ik zou er zeker be zwaar tegen hebben als in de antwoordbrief al een bepaalde toezegging zou worden gedaan, terwijl de raad nog moet discussiëren en beslissen over de vraag, welke soort woningen wij wensen. Immers, waar blij ven wij, als raadsleden, dan? Dan heeft de raad hele maal niets meer te zeggen. De heer VISSER: Kunt u nog iets duidelijker zeg gen, mevrouw de voorzitter, aan hoeveel te bouwen huizen u ongeveer denkt? Heeft u nog helemaal geen gesprekken met bouwers hierover gehad? De VOORZITTER: Neen, want ik heb zojuist al ge zegd dat de uitwerking van het globale bestem mingsplan voor de tweede fase van Overhees nog in de commissie voor ruimtelijke ordening moet worden besproken. Pas daarna kan worden nagegaan hoe de straten zullen worden gelegd en hoeveel percelen er overblijven voor woningbouw. Wel kan ik zeggen dat wij verwachten dat het in het eerste deel van de twee de fase om ongeveer 110 woningen zal gaan. De heer VAN EE: Mevrouw de voorzitter! Ik zal graag zien dat deze aanvullende informatie ook in de antwoordbrief komt, dus dat het college nog geen formele toezeggingen kan doen omdat de verdeling over de categorieën woningen nog een zaak is van de raad. De VOORZITTER: Dat zou dan wel iets anders ge formuleerd moeten worden, want het gaat hier om een antwoordbrief van de raad, niet van het college van burgemeester en wethouders. 236

Historische kranten - Archief Eemland

Notulen Raad Soest | 1975 | | pagina 237