De vragen in de brief van de C.D.A.-fractie van 19 ju
ni jl.met name de vraag of het niet voor de hand ligt
om een voorlichtingsavond te houden - ik vrees overi
gens dat het nu te laat is, maar op 19 juni lag dat nog
anders - vind ik dan ook begrijpelijk Ik meen dat de
presentatie van het plan Zuidereng veel tekortkomin
gen heeft vertoond. Ik wil daarbij helemaal niet de
mogelijkheid uitsluiten dat bij een betere presentatie
hetzelfde resultaat was bereikt, maar in ieder geval
was er dan toch het winstpunt van een betere presen
tatie geweest.
Waarom is nu ons standpunt meer gereserveerd ten op
zichte van het plan Zuidereng dan voorheen het geval
was, mevrouw de voorzitter? Waarom neemt onze
fractie nu een, naar ik aanneem, ander standpunt in
dan de politieke geestverwanten die vroeger ons bevol
kingsdeel in deze raad vertegenwoordigden? Welnu,
omdat een aantal zaken scherper voor ons zijn komen
vast te staan. Er is al gezegd dat de structuurnota
1967 thans ter discussie is, maar eigenlijk kan men
dit nog duidelijker zeggen, nl. dat de structuurnota
1967 vervangen moet worden door een nieuwe beleids
lijn. De structuurnota 1967 gaat bij voorbeeld nog uit
van een bevolking van 62.500 mensen. Noch burge
meester en wethouders, noch de raad, noch de deskun
digen geloven hier nog in, De bevolkingstoename in
heel Nederland is gelukkig aanzienlijk geringer gewor
den, terwijl ook opvattingen omtrent milieu, ecologie,
sociaal-culturele voorzieningen enz. thans scherper
voor ons zijn geworden dan voorheen het geval was.
Bij het bestemmingsplan voor het landelijk gebied heb
ik ook al gezegd, dat het naar mijn mening niet om
een goede zaak ging. Toch heb ik mij daarmee akkoord
verklaard, omdat wij bij dit bestemmingsplan te ma
ken hadden met principebeslissingen. Wanneer ik nu
formuleer, dat hét probleem van de Soester planolo
gie is de vraag inzake de toekomst van de Eng, zullen
wij het zeker met elkaar eens zijn. De vraag wat er
gedaan zal moeten worden met de Eng, in welke mate
de Eng bebouwd zal moeten worden en welke functie
dit gebied moet vervullen in de gehele structuur van
de gemeente, is hét kernpunt van de discussie over de
ruimtelijke ordening in Soest. Daarom is bij ons de
overtuiging gegroeid, dat het tot nu toe gevolgde be
sluitvormingsproces niet juist is, Daarom zeggen ook
wij dat éérst het ontwikkelingsplan moet worden vast
gesteld en pas daarna een beslissing over de Zuidereng
moet worden genomen.
Ik heb overigens begrip voor het standpunt van het
college. Het is ook juist dat het college in deze nota
de geschiedenis van deze zaak heeft weergegeven Het
college heeft recht op een reële benadering van deze
zaak van de kant van de raad. Ik begrijp ook dat het
college op een bepaald ogenblik, gezien het ruimtege
brek, heeft overwogen om een procedure ex artikel
19 te starten. Tegelijkertijd staat echter voor mij vast,
dat dit bestuurlijk gesproken niet mogelijk is en ook
niet haalbaar is, gezien de ingediende bezwaarschrif
ten.
Daarnaast moet ik dezelfde aantekening maken bij
een zin in het stuk als de heer Visser al heeft gedaan.
Ons fractielid in de raadhuiscommissie heeft pertinent
verklaard dat het onjuist is dat in het stuk staat, dat
de raadhuiscommissie zich heeft verenigd met de
plaats van het nieuwe raadhuis in het plan Zuidereng.
Dit fractielid stelt dat er gesproken is over het pro
gramma van eisen en over het plan voor het raadhuis,
waarbij nadrukkelijk is gesteld dat de raad het pro
gramma van eisen zou moeten goedkeuren. Ik ben
bang dat zich hier wreekt dat, wanneer men niet uit
drukkelijk zegt dat men het niet eens is met een be
paald plan, de neiging aanwezig is om te concluderen
dat men wel instemt met het plan. Ons fractielid in
de raadhuiscommissie heeft ons medegedeeld dat er
niet is gezegd dat men het niet met het plan eens was;
daaruit mag dan echter niet geconcludeerd worden
dat men het wél geheel eens was met het plan.
Overigens gaat het hier om een wat merkwaardige no
ta. Het college heeft er nl. geen voorstel of eindcon
clusie aan verbonden. Bovendien zijn wij van u ge
wend, mevrouw de voorzitter, dat u met hand en
tand uw standpunten verdedigt; ik vind dat ook een
goede zaak, want dan komt het spel in de raad. Wat
gebeurt er hier echter Het college legt de feiten aan
ons voor en zegt vervolgens, dat de raad het maar zelf
moet uitzoeken. Op dit zeer belangrijke punt krijgen
wij dus geen stuur van het college van burgemeester en
wethouders. Wat is de reden daarvan? Het had toch
voor de hand gelegen als het college, eventueel met
een meerderheids- en een minderheidsstandpunt, zijn
mening had gegeven? Nu wij op dit zeer belangrijke
punt het stuur van het college moeten missen, zijn wij
naar onze mening gesteld voor een zeer zware opgave.
Ik ben dan ook zeer benieuwd naar de redenen van
het college op dit punt.
Overigens opent dit wel het perspectief dat het colle
ge op méér punten zal komen met de stelling dat het
allemaal bijzonder moeilijk wordt en dat de raad zich
er eerst maar over moet uitspreken, waarna het colle
ge wel zal uitvoeren wat de raad heeft beslist. Duide
lijk zal zijn dat ons standpunt in deze zaak is: éérst
het ontwikkelingsplan en vervolgens beslissen over
het plan Zuidereng. Ik teken daarbij aan dat naar on
ze mening de behandeling van de bezwaarschriften
voorlopig moet blijven rusten. Het grote aantal be
zwaarschriften is een bewijs van de grote betrokken
heid van de Soester bevolking bij dit probleem en
het moet mogelijk zijn, daarover op een constructie
ve manier met elkaar te spreken. Hierbij laat ik de in
houd van het plan Zuidereng zeer bewust buiten be
schouwing; daar gaat het vanavond immers niet over.
Voor mij staat vast dat het centrum en de Centrum-
weg bepalend zijn voor de ruimtelijke structuur van
Soest; daarom is het verstandiger om verder een ande
re procedure te volgen.
Wij komen hierop nog terug bij de behandeling van
het initiatiefvoorstel van de heer Goote en mijzelf
dat als apart punt op de agenda is geplaatst.
De motie die de heer Visser eventueel zal indienen,
is mij al bekend, Ik hoop voor hem dat hij steun zal
krijgen, want in zijn eentje kan hij geen motie indie
nen; overigens wil ik hem die steun wel geven, omdat
er dan ten minste een uitspraak van de raad kan wor
den gedaan. Dit betekent echter niet dat ik ook voor
de motie zal stemmen. Wij menen nl. dat het onver
standig is om nu een uitspraak te doen over een
nieuw raadhuis. Dat kan men niet zo maar ergens
neerzetten; een raadhuis moet passen in de structuur
van een gemeente en een gemeenschapscentrum zijn,
want het is nu eenmaal niet alleen maar een admini
stratief gebouw met bevolkingsregisters enz. Wij ach
ten het niet juist om nu een uitspraak te doen over
het nieuwe raadhuis, terwijl wij niet weten hoe het
nieuwe raadhuis moet worden ingepast in het ont
wikkelingsplan.