ook in andere wijken van Soest - ik denk met name aan
Soesterberg - nog wordt bekeken welke mogelijkhe
den er daar zijn voor het aanleggen van speelvelden.
Wethouder PLOMP: Mevrouw de voorzitter! Bij alle
drie de sprekers is enerzijds blijdschap naar voren ge
komen, terwijl anderzijds ook wensen zijn genoemd.
De heer Oldenboom heeft gevraagd om de verkeers
veiligheid in 't Hart nader te bezien. Welnu, ik neem
aan dat dit zeker mogelijk zal zijn.
De heer Van Aalst heeft ervoor gepleit, meer toe
zicht uit te oefenen op de verontreiniging door hon
den. Ik meen dat dit vooral een zaak voor de omwo
nenden is; die zullen eraan moeten meewerken dat de
speelvelden schoon blijven.
De heer Van den Brakel kan ik zeggen dat er ook naar
mijn mening alle reden is om aandacht te besteden
aan de mogelijkheden van het aanleggen van speelvel
den op andere plaatsen, voor zover dat nog niet is ge
beurd. Daarnaast kan ik antwoorden dat er kort gele
den een rapport van de wijkraad van Soesterberg is
verschenen, waarin een aantal wensen inzake de kin
derspeelplaatsen wordt geuit. De wijkraad adviseert
daarin ook te bezien in hoeverre er op een aantal
plaatsen een betere afbakening kan worden aange
bracht. Het college zal binnenkort, in overleg met de
wijkraad en de desbetreffende buurt, deze zaak
nader bezien en het is zeker de bedoeling daarna ook
daadwerkelijk iets te doen.
De VOORZITTER: Dames en heren! De heer Olden
boom heeft nog de verkeersveiligheid in 't Hart ter
sprake gebracht. Het bestemmingsplan voor 't Hart is
langzamerhand wel aan wijziging toe, maar wij willen
daar niet zo'n hoge prioriteit aan geven, omdat de
kwestie van het verkeer door 't Hart vooral te maken
heeft met de fundamentele vraag hoe wij het industrie-
verkeer uit 't Hart houden. Dit zal aan de orde moe
ten komen bij de behandeling van het ontwikkelings
plan en de verkeersmodellen. Ik herinner er in dit ver
band aan dat gisteren door de raad is uitgesproken
dat wij nu hard moeten gaan werken aan het ontwikke
lingsplan. Aan het verkeersprobleem in 't Hart kun
nen wij echter bijzonder weinig doen voordat wij het
met elkaar eens zijn geworden over de meer principië
le verkeerszaken.
De heer VAN AALST: Mevrouw de voorzitter! Een
hoofd van een school in Soest heeft mij medegedeeld
dat hij er geen moeite mee zou hebben als hem zou
worden gevraagd de speelplaats van de school ter be
schikking te stellen als speelplaats buiten de school
uren; overigens wist hij niet hoe het schoolbestuur er
over dacht. Er zou dan trouwens wel in de kosten van
de glasverzekering meegedeeld moeten worden, om
dat die kosten dan enorm hoog zouden worden.
Wethouder PLOMP: Mevrouw de voorzitter! Bij de
Groen van Prinstererschool bestaat de door de heer
Van Aalst genoemde situatie al. Ik ben benieuwd wie
hij bedoelt; wij kunnen met dit schoolhoofd dan con
tact opnemen.
De heer VAN AALST: Ik kan bij voorbeeld de Titus
Brandsmaschool en de Carolusschool in Soesterberg
noemen die beide grote speelplaatsen hebben, terwijl
de Titus Brandsmaschool bovendien nog beschikt
over een klein voetbalveld.
Wethouder PLOMP: Deze suggestie is in ieder geval
de moeite waard om te bespreken met het desbetref
fende schoolbestuur, mevrouw de voorzitter.
256
Het voorstel wordt zonder hoofdelijke stemming aan
genomen,
167 Voorstel tot goedkeuring van de begrotingen voor het
tweede halfjaar 1975 en voor het jaar 1976 van de
Stichting Openbare Leeszaal en Bibliotheek Soest.
De heer VERHEUS: Mevrouw de voorzitter! In het
verleden is door raadsleden, met name bij begrotings
behandelingen, vaak gevraagd waarom de contributie
voor de bibliotheek op zo'n laag niveau stond, nl.
f. 10,—. Daarop is steeds geantwoord dat de gemeen
te bij verhoging van de contributie de rijkssubsidie
zou verspelen. Nu wordt echter voorgesteld om de
contributie met 25% te verhogen. Daar staat niet bij
dat de minister van cultuur, recreatie en maatschap
pelijk werk ermee instemt; alleen wordt verwezen
naar het inzicht van de minister van economische za
ken. Ik vind het dan ook nogal vreemd dat in het ver
leden altijd is gesteld dat de contributie niet omhoog
kon. Bovendien blijkt nu dat er bepaalde regels zijn
voor een minimum contributie. Ik concludeer daaruit
dat er geen regels waren en zijn voor een maximum
contributie.
De heer GOOTE: Mevrouw de voorzitter! Wij zijn
verheugd met de nieuwe wet op het openbare biblio
theekwerk; deze wet betekent nl. een grote verbete
ring. Als ik de cijfers goed heb begrepen, betekent
deze nieuwe wet dat de gemeente in de komende ja
ren aanmerkelijk minder aan de bibliotheek zal be
hoeven bij te dragen dan voorheen. De lasten zullen
ongeveer met 50% afnemen. Nu deze gelden vrij ko
men, zal ik graag vernemen of het college al over de
besteding van deze gelden heeft nagedacht. Onze frac
tie zal het in ieder geval op prijs stellen dat dit geld
naar andere culturele activiteiten gaat.
Wethouder mevrouw VAN STIPHOUT-CROONEN-
BERG: Mevrouw de voorzitter! Ik kan de heer Ver-
heus niet antwoorden op zijn vraag over de oude re
geling, want ik weet niet precies hoe deze luidt. Wel
weet ik hoe de nieuwe regeling luidt. In die regeling
is alleen sprake van een minimum contributie, niet
van een maximum contributie.
De heer Goote zal ik voor het jaar 1975 teleur moe
ten stellen in zijn verwachting over een eventueel fi
nancieel voordeel. Voor het jaar 1975 zal ten laste
van de gemeente komen een bedrag van f. 444.532,-.
In de begroting is inderdaad een hoger bedrag ge
raamd, nl f, 480.513,-, maar bij het eerste bedrag
heeft men zich gebaseerd op het salarispeil per 1 ja
nuari 1975, terwijl men bij het tweede bedrag reke
ning heeft gehouden met een salarisstijging. Het be
drag van f. 444.532,— zal dan ook in werkelijkheid
zeker hoger komen te liggen. Bovendien zal er bij de
nieuwe regeling behoefte zijn aan een ruimere open
stelling van de bibliotheek, hetgeen meer personeels
kosten met zich zal brengen.
Een financieel voordeel in 1975 verwacht ik dan ook
niet. Met mijn wensenpakket kunnen wij overigens
nog wel f, 400.000,— vullen, maar daarover zal nu
eerst volgende week vrijdag in het college van burge
meester en wethouders overeenstemming moeten
worden bereikt, als over de begroting in haar geheel
zal worden gesproken. Ik zal echter mijn best doen,
mijnheer Goote.
Het voorstel wordt zonder hoofdelijke stemming aan
genomen.