ningsweg te blijven bij 3 lagen op een onderhuis - met misschien een enkele uitschieter - waarbij een goot- hoogte van 12 meter gewoon kan worden aangehou den. In navolging van de heer Van Poppelen geef ik de raad dan ook dringend in overweging het voorstel van het college om in beroep te gaan met betrekking tot artikel 4, lid 1, sub c van de voorschriften niet te volgen en onderdeel II van het beroepschrift te schrap pen. Afhankelijk van uw antwoord, mevrouw de voor zitter, zullen wij overwegen om een amendement op het beroepschrift in te dienen Wat het eerste onderdeel van het beroepschrift be treft, twijfel ik niet op twee punten en wél op één punt. Ik twijfel niet bij de stelling die erop neerkomt dat de ene hand van gedeputeerde staten niet heeft geweten wat de andere hand deed. De aankopen in het gebied zijn immers goedgekeurd en de gemeente is op gedraaid voor aanzienlijke investeringen. Op dit punt ben ik het ook absoluut oneens met de wel zeer sim pele redenering van ons medelid Visser die ineens op de proppen komt met de stelling dat de gemeente autonoom is en dat de gemeente zelf maar moet we ten wat zij doet op het gebied van aankopen van gron den. Vervolgens vergeet de heer Visser echter weer de autonomie van de gemeente, want met betrekking tot de planologie grijpen gedeputeerde staten ineens te recht in. Naar mijn mening is het onjuist dat gedepu teerde staten eerst grondaankopen in het gebied voor een aantal miljoenen guldens goedkeuren en vervol gens opeens op planologische gronden tot de ontdek king komen dat dit eigenlijk niet mogelijk was ge weest. In een andere functie, toen ik nl, lid was van de provinciale staten, heb ik dit soort bezwaren ook in gebracht. Ik ben het absoluut niet eens met deze werkwijze van gedeputeerde staten. Er dient dan een betere coördinatie te zijn in het goedkeuringsbeleid van gedeputeerde staten. Het tweede sterke punt van het beroepschrift is naar mijn mening de stelling over de willekeurigheid van de grens van het streekplan. In het landschap is niet te zien - bij voorbeeld omdat de grens wordt gevormd door een waterloop of iets dergelijks - dat de grens van het streekplan nu zo logisch is gekozen; naar mijn mening is de grens volstrekt willekeurig gekozen. In het stuk is dat ook aangetoond. Op grond van ste- debouwkundige overwegingen acht ik het dan ook juist dat de vraag aan de orde wordt gesteld of een dergelijke willekeurige streekplangrens een gemeente mag verhinderen om een behoorlijke stedebouwkundi- ge afronding te geven aan haar bouwplannen. Mijn antwoord op die vraag is dat dit niet mag, omdat dan een streekplan een formeel, zo niet formalistisch ka rakter krijgt, hetgeen niet de bedoeling kan zijn van een streekplan. De bedoeling van een streekplan is nl. om de hoofdlijn van de ontwikkelingen aan te ge ven en de gemeenten verder in de gelegenheid te stel len hunnerzijds de stedebouwkundig best mogelijke en verantwoorde oplossingen te vinden. Wél heb ik twijfels over het beroepschrift waar men zich herhaaldelijk beroept op gegevens die naar mijn inzicht verouderd zijn. Bij herhaling wordt de bouw- structuur van Soest gebaseerd op de structuurnota uit 1967. Formeel is daar niets tegenin te brengen, maar op dit ogenblik vindt in Soest een actualisering van het hele stedebouwkundige beleid plaats. Bovendien heeft de raad zelf besloten om een nieuw ontwikke lingsplan te maken omdat de oude standpunten verla ten zijn. Dan is het niet goed mogelijk om zich te be- 262 roepen op de structuurnota uit 1967. Ook kan men zich niet goed beroepen op de nota van de provincie „Oog op Utrechts toekomst" Die nota is nl, volstrekt achterhaald door de ontwikkelingen In de nota wordt nog uitgegaan van een bevolking van 1% miljoen in de provincie Utrecht. In provinciale kring wordt geen enkele serieuze aandacht meer geschonken aan deze nota, omdat men ervan overtuigd is dat de uitgangspun ten van deze nota voor een belangrijk deel zijn ver vallen door de veel geringere bevolkingsgroei die heeft plaats gevonden. Mevrouw de voorzitter! Ik twijfel er voorts aan of het wel absoluut noodzakelijk is om dit beroepschrift in te dienen. Er wordt in gesteld dat de eerste en tweede fase van Overhees plus Klein-Engendaal en wat verspreide bebouwing in Soesterberg en Soest waarschijnlijk voldoende bebouwingsmogelijkheden opleveren tot 1980. Na 1980 zouden dan de derde en de vierde fase van Overhees aan bod moeten komen. Nu staat in de stukken van gedeputeerde staten dat zij de grens van het streekplan in Soesterveen best aan de orde willen stellen, maar dan in het kader van het streekplan Utrecht-Oost zoals dat nu wordt voor bereid. In het voorjaar van 1978 zal dit nieuwe streek plan gereed zijn, De bouw in Overhees derde en vier de fase zal echter niet eerder dan in 1980 behoeven aan te vangen, terwijl de provincie zich zeer reëel aan het bezinnen is op haar uitgangspunten, waarbij ik het met de heer Visser helemaal niet eens ben dat nu al vaststaat dat de streekplangrens gehandhaafd blijft; dat staat nog lang niet vast. De heer VISSER: Ik weet het zeker! De heer DE WILDE: Nu, ik meen dat dit nog lang niet het geval is. Een studie heeft ook geen zin wan neer nu al vast staat dat er toch niets zal veranderen. Ik neem dan ook aan dat de studie serieus plaats vindt en ik wil de resultaten ervan graag afwachten. In het voorjaar van 1978 zal er dus beslist worden over het streekplan Utrecht-Oost nieuwe stijl, waarbij onder andere een beslissing zal worden genomen over die streekplangrens. Welnu, waarom zouden wij dan niet wachten totdat die beslissingen zijn genomen? Mevrouw de voorzitter! Ik neem aan dat de bijdrage van de heer Visser tot dit debat bedoeld is voor ons, in dit stadium niet in de eerste plaats voor de Koningin. De heer Visser zal toch, naar ik aanneem, met ons aan het beraadslagen zijn en probeert ons ervan te overtui gen dat wij op het verkeerde pad zijn, Als goed demo craat zal hij toch pas na dit debat de beslissing nemen om zich eventueel als eenling uit deze raad tot de Ko ningin te wenden? Hij zal toch ook moeten luisteren naar hetgeen u, mevrouw de voorzitter, straks zult zeggen, ten einde zich daarna te beraden over de vraag of hij zijn brief aan de Koningin zal versturen? (De heer Storimans komt, te 17.50 uur, ter vergade ring). De heer VISSER: Ik heb de brief nog niet verstuurd. De heer DE WILDE: Neen, maar als de Koningin de Gooi- en Eemlander leest, hetgeen best mogelijk is, heeft zij de brief al kunnen lezen. De timing was niet helemaal juist, want de brief is al opgenomen in de Gooi- en Eemlander van vandaag, De heer Visser dacht dus kennelijk dat dit punt gisteravond al aan de orde zou komen. Dat is helemaal niet erg, maar ik kon daardoor wel van te voren al lezen wat de heer Visser vandaag te berde zou brengen bij dit debat.

Historische kranten - Archief Eemland

Notulen Raad Soest | 1975 | | pagina 263