268
De heer VISSER: Ik heb iedereen gebeld die aanwezig
is geweest op die vergadering en
Mevrouw KORTHUIS-ELIONMij hebt u niet ge
beld.
De heer STAM: En mij ook niet
De heer OLDENBOOM: Ik constateer, mijnheer Vis
ser, dat u voortdurend onwaarheden debiteert.
De heer VISSER: De heren Stam en Smit ontkennen
dus dat zij dit gezegd hebben: Nu ja, het is jammer dat
de heer Van den Brakel er niet is.
De heer OLDENBOOM: Ik begin toch werkelijk aan
de mogelijkheden van de heer Visser om zinnig te re
deneren, te twijfelen!
De heer VISSER: Goed, O.K,
De heer OLDENBOOM: Neen, niet O.K., mijnheer
Visser.
De VOORZITTER: Ik zal graag antwoord van u krij
gen, mijnheer Visser, of u de suggestie in vraag 3 in
trekt.
Dit wordt nu immers ontkend door de C.D,A.-com-
missieleden. Wanneer u iets stelt dat blijkbaar niet
juist is, moet u dat terugnemen.
De heer VISSER: O.K mevrouw de voorzitter, als
de heren Stam en Smit nu zeggen dat zij dat in de
commissievergadering niet gezegd hebben, neem ik dat
terug.
Mevrouw GREEFHORST-VAN OVERDAM: In het
verslag staat geen woord over een C D, A,-er of zo iets,
mevrouw de voorzitter. De heer Visser laat wel in de
krant schrijven dat hij het citaat uit de notulen heeft.
Dat is pertinent onwaar.
De VOORZITTER: Maar wat er over de heer Visser
in de krant staat, is nu niet aan de orde; dat is de ver
antwoordelijkheid voor de heer Visser buiten de raads
vergaderingen. De heer Visser heeft echter ook nog een
verantwoordelijkheid als raadslid en wanneer hij in een
raadsvergadering iets stelt dat niet juist is, stel ik er
prijs op dat de heer Visser dat intrekt Ik heb ook be
grepen dat de heer Visser dit nu doet.
De heer VISSER: Wanneer de heren Smit en Stam nu
zeggen dat zij dit niet hebben gesteld, trek ik die zin
in vraag 3 onmiddellijk terug. Het citaat uit de notulen
slaat echter op het deel in vraag 3 dat tussen aanha
lingstekens staat en dat staat inderdaad in de notulen.
De heer SMIT: Mevrouw de voorzitter! De heer Vis
ser stelt nu allerlei zaken aan de orde, maar ik zal
wachten met hierop in te gaan totdat de heer Visser
uitgesproken is, Ik heb niet de behoefte om er nu al
op in te gaan.
De VOORZITTER: Dat is ook de bedoeling, want
het gaat om een interpellatie van de heer Visser en
dan heeft hij het recht om als eerste het woord daar
over te voeren. Daarna krijgen de overige raadsleden
de gelegenheid om te reageren op hetgeen is gezegd.
Ik verzoek de heer Visser zijn betoog te vervolgen.
De heer VISSER: Mevrouw de voorzitter! Behalve
over de hele gang van zaken blijven er nog heel wat vra
gen over. De wethouder heeft gezegd dat hij in begin
sel niets voelt voor de nu gevolgde wijze van aanbeste
ding. Welnu, ik heb andere opvattingen over beginse
len, Zoals het nu is gelopen, is het een slechte gang
van zaken en ik heb begrepen dat dit ook betreurd
wordt.
Wat het tweede complex betreft, heeft de heer Hoek
stra gezegd dat Bredero per se niet voor dat com
plex benaderd is. Toch heb ik dit ook uit de notulen
of althans het verslag van die vergadering.
De heer STORIMANS: De laatste tijd overweeg ik om
een boekje over de heer Visser te schrijven met als ti
tel: Tien slappe verhalen in een stijve kaft De heer
Visser probeert stelselmatig onze democratie af te
breken met leuke, lollige verhalen. Wij hebben jaar in,
jaar uit samen geprobeerd van onze gemeente iets te
maken en de bevolking loopt terug en er zijn natuur
lijk gewijzigde standpunten, maar het wordt langza
merhand wel het afbreken van onze democratie. Het
is natuurlijk allemaal leuk, aardig en gezellig, maar ik
krijg er de balen van!
De VOORZITTER: Dit is geen interruptie meer, mijn
heer Storimans.
De heer STORIMANS: Neen, dat kan wel, mevrouw
de voorzitter, maar ik word er wel dóód- en doodmis
selijk van!
De VOORZITTER: Ja, maar nu krijgt eerst de heer
Visser de gelegenheid om uit te spreken. Daarna krij
gen alle leden de gelegenheid om erover te spreken.
De heer VISSER: Nu, ik heb helemaal niet de behoef
te om leuk en aardig te zijn.
De heer STORIMANS: Dat blijkt elke keer weer!
De heer VISSER: Dat blijkt helemaal niet, want ik
heb nog geen grapje gemaakt, mevrouw de voorzitter!
Ik probeer mij alleen bij de vragen te houden die ik
heb gesteld
Ik wilde een stukje citeren uit het verslag van de com
missievergadering waar het over het tweede complex
gaat. Er staat daarover in het verslag:
„De leden kunnen zich in grote lijnen verenigen met
de inhoud van de brief van de wethouder van onder
wijs. Tegen het bouwen van een tweede complex be
staan in principe geen bezwaren. Architect Renooi
kan, indien de schoolbesturen daarmee instemmen,
het tweede complex eveneens ontwerpen. De direc
teur van gemeentewerken zal zowel de heer Renooi
als het bouwbedrijf Bredero omtrent deze materie
benaderen".
Daarop heb ik nu als antwoord gekregen dat dit niet
gebeurd is. Mijn vraag was ingegeven door het ver
slag, maar dat contact is er kennelijk niet geweest. Dat
is dan fijn en ik ben ook blij dat het laatste deel van
vraag 6 bevestigend is beantwoord door de wethou
der, nl, dat alsnog ten aanzien van het eerste complex
een aantrekkelijke en eerlijke vorm van aanbesteding
zal worden gehanteerd. Mag ik hieruit afleiden dat
toch nog andere bouwbedrijven een kans zullen krij
gen?
De heer SMIT: Mevrouw de voorzitter! In de beslo
ten commissievergadering van 4 juli jl, waren namens
het C.D.A aanwezig de heer Stam en ikzelf. De heer
Visser was toen niet aanwezig, omdat hij op dat
ogenblik in Groningen vertoefde, Toen de heer Visser
mij op 11 augustus opbelde om nadere informatie
over deze vergadering, had ik geen enkele moeite om
deze te geven. Immers, de heer Visser is lid van de
commissie voor openbare werken én van de onderwijs
commissie Wetende dat de heer Visser inzake beslo
ten vergaderingen andere normen hanteert dan ik, had
ik hem wellicht beter naar de wethouders kunnen ver
wijzen; ook de anderen die de heer Visser heeft bena
derd, hadden dit eigenlijk moeten doen.
De heer Visser spreekt in vraag 3 over notulen van de
vergadering, maar van deze vergadering zijn geen notu-