duur. Ik heb toen gezegd dat ik mij bij wijze van uit
zondering zeer goed kon voorstellen dat zo'n stichting
zelf de grond koopt en vraagt om een uitweg op de
Noorderweg. Op die wijze hadden wij ons er buiten
kunnen houden. Als algemene regel ben ik het echter
met de heer Van Poppelen eens dat de grond door de
gemeente moet worden gekocht en uitgegeven.
De heer VAN POPPELEN: Mijnheer de voorzitter.
Op de opmerkingen van de heren Visser en Van Ee
zal ik niet te zijner tijd ingaan, maar thans. Voor de
verkiezingen en bij het opstellen van die zeven punten
heeft het C.D.A. zich uitgesproken voor medewerking
ter bevordering van het openbaar onderwijs en het bij
zonder onderwijs.
De heer VISSER: Dat is heel wat anders!
De VOORZITTER: Ik geloof toch dat wij ons tot het
aan de orde zijnde onderwerp moeten beperken. Ik
heb begrepen dat alle leden het er mede eens zijn, dat
de grond moet worden verkocht.
De heer VISSER: Ik vind dat de grond nog maar even
in handen van de gemeente moet blijven.
Het voorstel wordt zonder hoofdelijke stemming aan
genomen.
De heer Visser krijgt op zijn verzoek aantekening in
de notulen dat hij zich met de genomen beslissing niet
heeft verenigd.
Vervolgens stelt de voorzitter aan de orde de motie-
De Wilde c.s.
De heer VAN POPPELEN: Mijnheer de voorzitter!
Ik zou het op prijs stellen wanneer een motie met een
zo vergaande strekking voor iedere fractie op papier
wordt gezet. Bovendien verzoek ik om schorsing van
de vergadering voor beraad.
Mevrouw KORTHUIS- ELION: Mijnheer de voorzit
ter! Evenals de heer Van Poppelen verzoek ik om
schorsing van de vergadering voor beraad.
Zal de hele zaak jaren worden opgehouden wanneer
de motie wordt aangenomen? Bij ieder bestemmings
plan is er immers altijd wel een handjevol mensen dat
een artikeltje vindt waartegen men meent bezwaar te
moeten maken.
De heer VISSER: Tegen deze opmerking maak ik
ernstig bezwaar. Mevrouw Korthuis moet niet spreken
over een handjevol mensen en zij moet ook niet op de
nigrerende wijze spreken over de Soester bevolking.
Daarvan houd ik niet.
Mevrouw KORTHUIS-ELION: Akkoord, u hebt ge
lijk. Mijn opmerking is niet denigrerend, maar meer
technisch bedoeld. In de praktijk ziet men dat bij
ieder plan altijd wel bezwaren worden ingebracht,
waardoor ontzettend vaak plannen bij de Kroom ko
men. Het kan dan ook jaren duren voordat een goed
plan definitief wordt. In dat geval neig ik ertoe om te
kiezen voor een snelle afwerking.
Ik zou graag willen horen of de consequentie van aan
neming van de motie is dat een plan jaren kan worden
opgehouden.
De heer DE WILDE: Ik denk, mijnheer de voorzitter,
dat die vraag aan mij is gesteld. Ik heb natuurlijk niet
voor niets die ontbindende voorwaarden genoemd.
Dat zal men wel hebben begrepen.
De heer VAN POPPELEN: Dat heb ik begrepen.
De heer DE WILDE: Ik heb helemaal niet onder stoe
len of banken gestoken dat ik ernstige bezwaren heb
tegen toepassing van artikel 19 in dit geval. Het be
stuursbeleid (zowel van het gemeentebestuur als van
gedeputeerde staten) dat wel artikel 19 toepast laak
ik zeer. Ik meen dat wij de stichting voor het protes
tants-christelijk onderwijs niet kunnen laten opdraaien
voor dé kosten die een gevolg zijn van dat laakbare be
stuursbeleid.
Wanneer mijn voorstel wordt geaccepteerd moet er als
de donder worden gezocht naar een andere plaats voor
de school waar bij wijze van spreken morgen wel kan
worden gebouwd. Dat is de strekking van mijn motie.
De voorzitter schorst de vergadering hierna voor be
raad.
Na hervatting der vergadering verleent de VOORZIT
TER het woord aan mevrouw Korthuis-Elion.
Mevrouw KORTHUIS-ELION: Mijnheer de voorzitter!
Over dit moeilijke punt is de fractie niet eensgezind.
Ik zal de argumenten naar voren brengen van degenen
die tegen de motie zijn.
Met de heer De Wilde menen wij dat artikel 19 van de
Wet op de Ruimtelijke Ordening niet te pas en te on
pas bij grote projecten moet worden gebruikt, want
dat zou een verkeerde handelwijze zijn. Wij hebben
ons echter ook verdiept in het tot nu toe gevoerde be
leid. Wij hebben ook de notulen geraadpleegd van de
vergadering van 16 januari jl. toen het laatste stuk
grond van Majoor is aangekocht. In de discussie is op
dat moment nadrukkelijk naar voren gekomen dat
aan de Noorderweg de havo-vwo-school zou komen.
Wij menen dat het stemmen voor de motie zal bete
kenen dat de school niet op die plaats zal kunnen ko
men. Wanneer dat de consequentie is, hadden wij de
grond niet moeten kopen en hadden wij meteen moe
ten zeggen dat wij zo'n school liever op bijvoorbeeld
de Eng zien. Wij hebben dat stuk grond echter welbe
wust aangekocht voor de bouw van een school. Dege
nen die tegen de motie zullen stemmen, willen zelfs
de schijn vermijden dat zij op enigerlei wijze de tot
standkoming van de school een voet breed in de weg
willen zetten.
Andere fractieleden zien welke school dan ook liever
op een andere plaats verrijzen, omdat zij dit stuk
grond een slechte plaats voor een school vinden.
Daarom zullen zij de motie De Wilde c.s. steunen.
De heer VAN POPPELEN: Mijnheer de voorzitter!
De C.D.A.-fractie onderschrijft het eerste deel van het
betoog van mevrouw Korthuis geheel.
In Soest hebben wij vaak een artikel 19-procedure
toegepast. Ik geloof ook dat het verstandig is om bij
het onderhavige project de artikel 19-procedure toe
te passen.
Wij hebben volledig begrip voor het feit dat er raads
leden zijn die liever een samenwerkingsschool hadden
gehad.
De heer VISSER: Mijnheer de voorzitter! Ik meen
dat ook de heer Van Poppelen, gezien het stuk dat
hij destijds heeft ondertekend, liever een samenwer
kingsschool had gehad. Over dit punt praten wij later
nog wel eens.
De heer VAN POPPELEN: Dat heb ik zojuist al be
vestigd. Beperkt u zich nu tot de motie.
De heer VISSER: Ik stem gaarne in met de motie,
hoewel ik wel kan voorspellen dat de provincie, ook
al wordt de motie verworpen, niet zo gauw een ver
klaring van geen bezwaar zal afgeven. Ik heb veel
vertrouwen in het provinciaal bestuur en ik verwacht
dan ook dat dit bestuur op de beslissing van de Kroon
zal wachten.
292