298 De heer VAN EE: Dat begrijp ik wel. Twee jaar gele den, voordat er een krediet werd verleend, hebben wij reeds tijdens de begrotingsbehandeling aangedrongen op een nader onderzoek van de organisatiestructuur van een aantal gemeentebedrijven. Dat onderzoek heeft het college van zich afgeschoven, omdat er een vooronderzoek door middel van het functiewaarde- ringsonderzoek diende plaats te vinden. De VOORZITTER: Op dit onderzoek moet een ver volg komen. De heer VAN EE: Ik zie dit onderzoek dan ook als een vooronderzoek. De VOORZITTER: U verwacht nog een organisatie onderzoek. Daarover kunnen wij spreken. Wanneer dat voor bepaalde diensten nodig zou blijken, zullen wij zeker met voorstellen daartoe bij de raad komen. Wij menen dat het functiewaarderingsonderzoek reeds heel verhelderend heeft gewerkt. Het is echter moge lijk dat blijkt dat de organisatiestructuur van een be paald gemeentebedrijf zo warrig is dat er iets moet ge beuren. In dat geval zullen wij niet nalaten met voor stellen daarover bij de raad te komen. De functiewaar dering is ook van belang voor de interne organisatie structuur. Voor intern gebruik hebben wij dan ook reeds een heleboel aan de uitkomsten van dit eerste onderzoek. De heer VAN EE: Zonder meer. De heer DE WILDE: U hebt, wanneer u in het func tiewaarderingsonderzoek blijft steken zonder daaraan een behoorlijk arbeidskundig organisatie-onderzoek te verbinden, maar het halve werk gedaan. De VOORZITTER: Dat ben ik met u eens. Het is echter mogelijk dat wij bij een bepaald gemeen tebedrijf een structuur hebben waarvan wij het gevoel hebben, dat die structuur aardig in elkaar zit. Dan be hoeven wij daarbij niet weer allerlei buitenstaanders te halen. Wij moeten echter wel deskundigen van buiten af raadplegen, wanneer wij een dienst hebben waarvan wij het gevoel hebben, dat er nogal wat aan die dienst schort. In het onderhavige geval is de Vereniging van Neder landse Gemeenten als adviseur opgetreden. Bij het in terne organisatie-onderzoek dat op het ogenblik plaats vindt, wordt gebruik gemaakt van adviezen van de Ver eniging van Nederlandse Gemeenten, maar dat is wat anders dan het in huis halen van een heleboel vreem de mannen die voor een x bedrag een heel onderzoek gaan doen. Intern kunnen wij een heleboel zelf doen, terwijl af en toe een deskundige moet worden geraad pleegd. De heer VAN EE: Het college denkt derhalve dat het door middel van intern beraad niet nodig is om een organisatiebureau in huis te halen? De VOORZITTER: Het streven is niet gericht op het binnenhalen van een organisatiebureau dat een dik rapport gaat maken. Wij streven er naar om in overleg met alle medewerkers tot bepaalde structuren te ko men. Op een goed moment wollen wij de resultaten af checken bij een deskundige die wij ook kunnen raad plegen bij bepaalde gesprekken. De heer VAN EE: Krijgen wij van die methodiek nog inzage? De VOORZITTER: Ja. Wethouder mevrouw VAN STIPHOUT-CROONEN- BERG: Mevrouw de voorzitter! Bij de gemeentelijke sociale dienst heeft met behulp van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten een dergelijk onderzoek plaats gevonden. Het gehele personeel heeft meegedacht over de nieuwe structuur van de gemeentelijke sociale dienst. De mensen van de V.N.G. zijn ook aanwezig geweest bij de personeelsvergaderingen. Het personeel heeft inmiddels zijn rapport klaar. Dat rapport zal, na behan deling in het college van burgemeester en wethouders, kunnen worden behandeld in de gecombineerde verga dering van de onderwijscommissie en de commissie maatschappelijk werk. De VOORZITTER: Dames en heren! Uit het functie waarderingsonderzoek is wel gebleken dat er bepaalde dingen zijn waarvan men zich afvraagt wat de eerste afdeling eraan doet en wat de politie er zelf aan doet. Daarover vindt reeds een gesprek plaats. Sommige vergunningsaanvragen worden min of meer door de politie afgewerkt en die worden mij dan ter tekening voorgelegd. Andere vergunningsaanvragen komen ech ter eerst met een advies op de eerste afdeling. Men kan zich afvragen of deze gang van zaken juist is. Ik mag niet verhelen dat er door het functiewaarde ringsonderzoek enige onrust is ontstaan bij sommigen, want het is altijd erg moeilijk om, wanneer men er zelf bij betrokken is, de functiewaardering gescheiden te houden van de eigen positie. Wij hopen dat door onder meer gevoerde gesprekken een groot deel van de onrust inmiddels is weggenomen. Het stuk wordt aangenomen voor kennisgeving. 202 Vragenhalfuurtje. De VOORZITTER: Dames en heren! Afschriften van de gestelde vragen zijn rondgedeeld. Wij hanteren een rangorde die is afgestemd op de ontvangst van de vra gen ter secretarie. De eerste vraag is afkomstig van de C.D.A.-fractie en heeft betrekking op de onderhoudstoestand van de wandel- en rijwielpaden. De heer VAN POPPELEN: Mevrouw de voorzitter! Tijdens de zomer maken steeds meer mensen gebruik van de fiets. Wij hebben in Soest prachtige bossen, maar de fietspaden zijn bijzonder slecht. De fietspaden in de omliggende gemeenten zijn echter vrij goed. Wij zouden het dan ook op prijs stellen wanneer de be staande fietspaden zo spoedig mogelijk worden verbe terd. Tevens zouden wij graag zien dat wordt bekeken of er meer fietspaden kunnen komen. Wij verzoeken een zodanig snelle aanpak, dat de be volking reeds volgend jaar kan profiteren van verbeter de en nieuwe fietspaden. Wethouder HOEKSTRA: Mevrouw de voorzitter! Vraag 1 luidt: „Is het Uw College bekend dat de onderhoudstoestand van de wandel- en rijwielpaden in de aan onze gemeen te in eigendom toebehorende bossen, veel te wensen overlaat tengevolge waarvan de toestand waarin deze paden thans verkeren, moet worden gekwalificeerd met matig tot slecht? Het college wil de toestand van de wandel- en fiets paden als niet uitermate slecht kwalificeren. Wij vin den de toestand niet denderend goed en wij willen er dan ook wel wat aan doen. Vraag 2 luidt: „Bestaan er bij Uw College plannen om hierin op korte termijn de nodige verbeteringen aan te brengen en tevens te bezien of het aantal rijwielpaden kan worden uitgebreid?

Historische kranten - Archief Eemland

Notulen Raad Soest | 1975 | | pagina 299