De afstand van Overhees naar de scholen in de omlig gende wijken wordt zeer aanvaardbaar geacht. De minister van onderwijs en wetenschappen heeft toestemming verleend om met minder dan zes achter eenvolgende leerjaren te starten. Een belangrijke over weging van de minister bij zijn beslissing is geweest, dat in Soest voldoende gelegenheid is om aansluitend onderwijs te ontvangen van het derde tot en met het zesde leerjaar. Het ministerie meent derhalve dat in Soest het onderwijs in voldoende mate op andere wijze verzekerd kan worden geacht en daaruit blijkt, dat ook het ministerie de situatie niet ongewenst acht. De heer GOOTE: Mevrouw de voorzitter! Gezien de op dit punt kennelijk bestaande ongerustheid meen ik, dat het college via publicaties de gang van zaken duidelijk bekend moet maken. Wethouder PLOMP: Mevrouw de voorzitter! Het zal toch bekend zijn dat wij binnenkort met ons allen naar Overhees optrekken om de bevolking te vragen wat er aan de hand is? Op dat moment kan een zaak als de onderhavige ter sprake komen en dan zal ant woord kunnen worden gegeven. De heer DE WILDE: Mevrouw de voorzitter! Een probleem als het onderhavige dient zich aan, wanneer de mensen in de wijk komen wonen en met voorlich ting achteraf is de gemeente dan te laat. Hetgeen over de leerlingen van de vijfde en zesde klas is gezegd kan ik mij goed voorstellen, maar ik meen, dat er geen enkel probleem ontstaat voor leerlingen van de eerste tot en met de vierde klas. Wethouder PLOMP: Ik heb zojuist reeds gezegd dat wij over deze zaak uitgebreid overleg hebben gepleegd met de hoofden van de openbare basisscholen, de be sturen van de bijzondere basisscholen en de school raad. Conclusie was dat wij, gezien de ruimte, met een eerste en een tweede klas moesten beginnen. De minister heeft nog zojuist verklaard dat wij met de scholenbouw (een moeilijk onderwerp) uitermate voorzichtig moeten zijn met het oog op de prognoses inzake de bevolkingsgroei. Wij kunnen dus niet zo maar een ideale situatie scheppen. Wij weten allemaal wat de ideale situatie in Overhees zou zijn, nl. het neerzetten van gebouwen waarin iedereen aan zijn trekken kan komen. De VOORZITTER: Dames en heren! De volgende vraag is afkomstig van de heer Verheus en heeft be trekking op een brief van de Bond van Nederlandse Standwerkers. De heer VERHEUS: Ik acht een nadere toelichting niet noodzakelijk. Wethouder EBBERS: Mevrouw de voorzitter! De vragen luiden: „1. Is het juist dat de Bond van Nederlandse Stand werkers per brief van 27 juni jl. heeft verzocht om bij de eventuele bespreking inzake de eventuele verplaat sing van de weekmarkt, als belanghebbende organisa tie aanwezig te mogen zijn? 2, Volgens de mij ten dienste staande gegevens heeft nog zeer recentelijk een bespreking over deze materie plaats gehad, waarvoor bedoelde organisatie niet was uitgenodigd, ondanks het door haar gedane verzoek, vervat in de in vraag 1 bedoelde brief. Indien mijn in formaties juist zijn, wat is daarvan dan de reden? Het antwoord op de eerste vraag luidt ja. De informa tie van de heer Verheus is juist. Het toegezegde onder zoek zou allereerst betrekking hebben op de ver plaatsing van de markt zelf. Bij die verplaatsing zijn voor het grootste deel de leden van de Vereniging voor de ambulante handel betrokken, In 1973 heeft de Bond van Nederlandse Standwerkers om twee rouleerplaatsen gevraagd Door gebrek aan belangstelling is er een einde gemaakt aan die reserve ring. Ik verwacht dat wij binnen enkele maanden overeen stemming zullen hebben bereikt over een verplaatsing van de markt. Dan moet de volgende stap worden ge daan, nl. de samenstelling van het assortiment voor de nieuwe markt. In een apart gesprek zal ik dan gaarne kennis nemen van de wensen van de Bond van Neder landse Standwerkers De heer VERHEUS: Mevrouw de voorzitter! Ik geloof dat het juister was geweest om de brief van 27 junijl. te beantwoorden met ten minste een kaartje waarop stond dat de brief in behandeling was genomen. De VOORZITTER: Dat gebeurt altijd. De heer VERHEUS: Dat is, wanneer mijn informatie juist is, niet gebeurd. Wethouder EBBERS: Dat kan ik niet meer nagaan, maar het is gebruikelijk dat naar aanleiding van iedere brief een kaartje wordt verstuurd, De VOORZITTER: Dames en heren! Mevrouw Van Gelder heeft ons de navolgende vragen gestuurd: „Het is ons bekend dat er binnenkort vrij grote wij zigingen komen in de huisvesting van het gemeente- personeel. In een dergelijke situatie is het belangrijk dat met de betrokkenen tijdig overleg wordt gepleegd over de verhuizing en de toekomstige behuizing. Kunnen B W in een aan de raad te verstrekken noti tie aangeven welke overlegstructuur in het onderhavi ge geval is of wordt gehanteerd," Mevrouw VAN GELDER-CORNELISSENMevrouw de voorzitter! Een nadere toelichting is niet noodza kelijk, omdat de vragen mijns inziens erg duidelijk zijn. De VOORZITTER: Misschien wil mevrouw Van Gel der genoegen nemen met een mondelinge notitie. Bin nen verschillende blokken zijn mensen gekozen die samen met de gemeentesecretaris over de toekomstige huisvesting uitgebreid hebben gesproken. Dat gebeurt morgenmiddag weer. Mevrouw VAN GELDER-CORNELISSEN: Gekozen uit en door de verschillende afdelingen? De VOORZITTER: Ja. Dames en heren. Tenslotte heeft de heer Van den Brakel vragen gesteld over schietoefeningen. Deze vragen luiden: „- Was het kollege ervan op de hoogte, dat er heden schietoefeningen in Soesterberg zouden worden ge houden? - Is het kollege met onze fraktie van mening, dat het bij deze schietoefeningen veroorzaakte lawaai de gren zen van het toelaatbare ruimschoots heeft overschre den? - Welke maatregelen dienen er naar het oordeel van het kollege te worden genomen om in de toekomst dergelijke overlast te voorkomen? De heer VAN DEN BRAKEL: Mevrouw de voorzit ter! Maandagmiddag jl. was ik toevallig in Soester berg en ik ben geschrokken van wat ik toen heb ge- 301

Historische kranten - Archief Eemland

Notulen Raad Soest | 1975 | | pagina 302