;n an- ege ie ken d- ;splan- e lig" lepen- len 7 Ik De heer OLDENBOOM: Mevrouw de voorzitter! Ik heb begrip voor de mening dat het schoksgewijze ver hogen van tarieven zich moeilijk verdraagt met goed paardrijden, maar er wordt wezenlijk veel schade toe gebracht aan de duinen door de paardrijders. Daaren boven zijn de paardrijgelegenheden in de omringende gemeenten duurder dan in Soest. Ik verzoek het colle ge om na te gaan of mijn inlichtingen terzake juist zijn. Wethouder EBBERS: Dat zal ik doen, De heer OLDENBOOM: Ik vind het onjuist dat de mensen in onze duinen gaan rijden, omdat het paard rijden in de omliggende gemeenten duurder is. Dat feit heeft voor onze gemeente een verkeerd effect. De VOORZITTER: Dat hoeft niet van ons. De heer VISSER: Mevrouw de voorzitter! Ik ben he lemaal niet tevreden met de antwoorden. Ik zie totaal geen verschil tussen een brandweerman die op een zondagmiddag bij het openluchttheater staat, wanneer er een concert is en een politieman die bij een voetbal veld staat. Waarom moet voor de ene dienst wel wór den betaald en voor de andere dienst niet? Ik heb laatst zo'n concert op zondagmiddag meegemaakt. Bij de achteringang stond een grote brandweerauto met twee of drie brandweerlieden. Daarvoor zal in de toe komst driemaal f. 25,- oftewel f. 75,— moeten wor den betaald. De VOORZITTER: Het begint mij langzamerhand een beetje te vervelen dat er een verkeerde indruk kan worden gevestigd door de verkeerde wijze waarop u de zaken steeds voorstelt. Dat concert in het openlucht theater vond op een verschrikkelijk droge dag plaats. Er was één brandweerauto aanwezig en dat wil ik eigenlijk nog te weinig noemen. U suggereert dat daar een brandweerauto met drie man heeft gestaan, terwijl dat helemaal niet nodig is. Op deze manier vind ik een discussie De heer VISSER: Ik zeg niet dat het niet nodig is. De VOORZITTER: Ik verzoek u mij even te laten uitspreken. Ik wil de discussie op deze manier niet met u voortzetten. Nu kunt u wel zeggen „Ik zeg niet dat het niet nodig is", maar door de wijze waarop u zich uitdrukt, wordt de suggestie gewekt alsof u be paalde dingen in een zekere belachelijke sfeer wilt trek ken. Wanneer dat niet het geval is, zou ik u bijna ex cuus aanbieden voor het feit, dat ik mij blijkbaar deze keer vergis, maar ik heb mij een aantal keren niet ver gist. Wij zouden, wanneer er op een zondagmiddag in het openluchttheater, midden in onze bossen, een voorstelling plaats vindt, misschien beter vier brand weerauto's kunnen neerzetten dan één, want ons hele gemeentelijke bosbezit kan, wanneer slechts één vonk overspringt, eraan gaan. De heer VISSER: Ik ben het helemaal niet met u eens. De VOORZITTER: Dat dacht ik wel. De heer VISSER: Ik heb niets gesuggereerd; dat laat ik helemaal aan u over. De VOORZITTER: Dat is voor mijn verantwoording. De heer VISSER: Wat u hebt gezegd vind ik ook be slist niet aardig. Ik hoop dat u ook bijna uw excuses aanbiedt. Wat u doet vind ik gewoon ongehoord. Ik vergelijk alleen maar een brandweerman die daar staat en een politieman die elders staat. Zij staan er beiden voor onze veiligheid. Wij worden beveiligd door een aantal instanties. Ik begrijp niet dat voor de ene dienst f. 25,- moet worden betaald en voor de andere dienst niets. Voor de organisators van een concert kan het betalen van het door de gemeente gevorderde tarief een bij zonder grote handicap zijn en dat geldt ook voor de circussen en een filmvoorstelling in een ruimte waarin vijftig personen aanwezig kunnen zijn. Ik heb die ver gelijking met mijn huiskamer alleen maar gemaakt in verband met die vijftig personen en niet omdat mijn huiskamer een inrichting zou zijn. Ik meen dat een aantal Soester organisaties zwaar gedupeerd wordt; er is sprake van een verkapte vermakelijkheidsbelasting. Ik sluit mij aan bij hetgeen de heer De Wilde heeft voorgesteld ten aanzien van de leges voor gemeente bladen, raadsvoorstellen en raadsnotulen. Het is eigenlijk belachelijk dat slechts de helft van de prijs betaald behoeft te worden, wanneer die stukken worden afgehaald. Wat is dat nu weer voor iets raars? De heer DE WILDE: Mevrouw de voorzitter! Ik ben niet overtuigd door uw beschouwing aangaande arti kel 38a, betrekking hebbende op de wachtdiensten van de brandweer. Ik heb het gevoel dat er sprake is van een publieke dienst. Ik kan niet zeggen dat het geen het college wil helemaal verkeerd is, maar ik moet nog over deze kwestie nadenken. Gesteld is, dat er op grond van de brandbeveiligingsverordening bij zondere brandweerdiensten moeten worden verleend. Dat feit moet mijns inziens worden losgemaakt van het evenement dat plaats vindt. Met het oog op de veiligheid moet een aantal maatregelen worden geno men. Ik kan mij voorstellen dat wij dit onderwerp op dit moment niet uitputtend kunnen behandelen bij deze tarieven, want het moet eigenlijk aan de orde komen bij een discussie over de brandbeveiligingsver ordening. De VOORZITTER: Die hebt u al vastgesteld. De heer DE WILDE: Dat weet ik; ik meen dat ons op een gegeven ogenblik ook wel eens iets mag ontgaan. Op dat moment hadden wij natuurlijk op onze qui-vi- ve moeten zijn, maar niets is onmogelijk. Wij zouden u kunnen vragen om deze kwestie nog eens te bespre ken in het college en in de brandweercommissie of een andere commissie. Is een dergelijk gesprek wellicht ook in andere gemeenten aan de gang of bestaat er li teratuur over? Op die wijze is het misschien mogelijk deze zaak in een breder kader aan de orde te stellen. Mede uit een oogpunt van bestuur is er sprake van een belangrijk punt. Voor het overige ben ik best tevreden met het ant woord van de heer Ebbers. Ik handhaaf echter mijn voorstel met betrekking tot de artikelen 7, 8 en 13. Ik onderschrijf niet de stelling van de heer Visser, dat wij geen waardering zouden moeten hebben voor het lagere tarief dat zal worden berekend, wanneer de stukken, genoemd in vorengenoemde artikelen, wor den afgehaald. Dat vind ik een goede zaak. Ik vind het op zich zelf ook helemaal niet erg, dat mensen er iets voor over moeten hebben om zich die stukken aan te schaffen, Daarom heeft mijn voorstel ook geen betrek king op artikel 7, lid c. Mijn voorstel beperkt zich tot artikel 7, de leden a, b en d, artikel 8 en artikel 13 Ik stel voor de tarieven ongewijzigd vast te stellen. De VOORZITTER: Dames en heren! Het college stemt in met deze wijzigingen en wij nemen ze dan ook over. Ik constateer dat geen der raadsleden bezwaar heeft tegen hetgeen door de heer De Wilde is voorgesteld. Ik meen dat artikel 38a verschrikkelijk voorzichtig is 305

Historische kranten - Archief Eemland

Notulen Raad Soest | 1975 | | pagina 306