maanden later een krantekop verschijnt, aldus luidend: „Snelle uitspraak noodzakelijk geacht. C.D.A.: winkelcen trum niet laten wachten op ontwikkelingsplan.". Waarna vervolgens een verslag van een vergadering volgt, waaruit geen andere conclusie kan worden getrokken dan dat men zich blijkbaar eind augustus jl. heeft vergist. De heer VAN POPPELEN: Hebt u goed geluisterd? De heer DE WILDE: Ik zou graag op interrupties ingaan, maar dan moet mij daarvoor wel de tijd worden gegeven. De VOORZITTER: Het mag. De heer DE WILDE: Maar dan wil ik eerst de interruptie graag nog eens horen. Ik heb mijn wetenschap uit de krant. Wanneer de krant het standpunt van het C.D.A. niet goed heeft overgebracht of wanneer ik het bericht niet goed heb begrepen, hoor ik dat ongetwijfeld in de repliek van de heer Van Poppelen. Ik zal daarnaar graag luisteren. Mevrouw de voorzitter. Een week daarvoor had de V.V.D.- fractie zich blijkens de verslagen in de pers voor een gewij zigd Zuiderengplan uitgesproken. En ook daar hebben V.V.D.-raadsleden die hun stem aan de motie gaven om eerst het ontwikkelingsplan te doen vaststellen en daarna pas een beslissing over Zuidereng te nemen, uitgesproken, dat zij er misschien niet zo verstandig aan hadden gedaan die motie te steunen. (Ik maak opnieuw het voorbehoud dat ik het krantebericht misschien niet goed heb begrepen). Mevrouw KORTHUIS-ELION: Dat is volstrekt onjuist; in tegendeel: Er is uitdrukkelijk gezegd, dat wij nog steeds op het standpunt stonden, dat er in augustus een goede beslis sing was genomen en dat wij vonden dat het plan Zuidereng op het ontwikkelingsplan vooruitliep, waarom wij meenden dat er geen voortgang aan het Zuiderengplan moest worden gegeven. De heer DE WILDE: Daarvan neem ik graag kennis, want daaruit blijkt dat het verslag in de krant onjuist was. Het was misschien verstandiger geweest De heer VAN POPPELEN: Om te informeren bij die beide fracties! De heer DE WILDE: Neen, mevrouw de voorzitter, om op dat verslag onmiddellijk te reageren en niet om misverstan den hieromtrent te laten voortbestaan. Ik veronderstel dat de mensen het standpunt van het C.D.A. en de V.V.D. niet zullen begrijpen, wanneer de kranteberichten niet worden tegengesproken. Bovendien heb ik zelf voldoende aanra kingsmogelijkheid geboden om te reageren, want ik heb on middellijk - één dag erna - onder de kop „Geen paniekvoet bal ten opzichte van Zuidereng" gereageerd. Ik hoop dat dit soort onduidelijkheden in ieder geval niet tot gevolg heeft dac de belangstelling voor onze raadsvergaderingen gaat ver minderen. Ik vind dat over het innemen van een ander stand punt met betrekking tot belangrijke zaken in een openbare raadsvergadering een behoorlijke discussie moet kunnen plaats vinden. Mevrouw de voorzitter. Een andere onduidelijkheid betreft die rond de totstandkoming van het C.D.A. Landelijk komt van het C.D.A. niets terecht, zo lijkt nu wel vast te staan. De verhoudingen tussen K.V.P. en A.R. als regeringspartijen en de C.H.U. als uiterst felle oppositiepartij - als zodanig meer de aandacht trekkend dan de V.V.D.welke partij die rol eigenlijk zou moeten vervullen - worden steeds scherper. Hoe is het dan mogelijk, zo zal menigeen zich afvragen, dat provinciaal en gemeentelijk er wel een C.D.A. is, terwijl het landelijk één groot treurspel is? De heer VAN POPPELEN: Samenspel gaat van onderaf. De plaatselijke samenwerking is goed. Bij de P. v.d. A. is de plaatselijke samenwerking met de P.P.R. echter verre van ideaal. De heer DE WILDE: Ik kom daarop nog terug. De heer VAN POPPELEN: Waar wilt u naar toe? De heer DE WILDE: Dat zal ik graag zeggen. Mijn volgende vraag is nl. of er provinciaal en gemeentelijk dan ineens an dere beginselen in het spel zijn dan landelijk. De heer VAN POPPELEN: Kijk maar naar Amsterdam! De heer DE WILDE: Neen, daarom gaat het niet. De heer VAN POPPELEN: Dan moet u over het C.D.A. uw mond houden en met andere zaken doorgaan. De heer DE WILDE: Ik houd mijn mond niet, wanneer de heer Van Poppelen mij daarom vraagt; de enige die mij daar toe eventueel kan dwingen bent u, mevrouw de voorzitter. De heer Van Poppelen zeker niet. Het lijkt mij de moeite waard dat de heer Van Poppelen zich iets meer inspant dan alleen het plaatsen van interrup ties. Ik heb hem gevraagd of er provinciaal en gemeentelijk dan ineens andere beginselen bij het C.D.A. in het spel zijn dan landelijk. Hij krijgt straks ongetwijfeld in de repliek de mogelijkheid om op die vraag in te gaan. Het kan toch niet waar zijn dat er landelijk andere beginselen in het geding zijn dan gemeentelijk en provinciaal? De kiezers zullen dat in ieder geval niet begrijpen. Wat de positie van mijn fractie in deze raad betreft, wil ik opmerken dat wij ons niet verheugen over de ontwikkeling van onze verhouding tot de vertegenwoordiger van Progres sief Soest. Landelijk is er gelukkig nog steeds een werkelijk stuk samenwerking tussen de Partij van de Arbeid, de P.P.R. en D'66. In deze gemeenteraad lukt die samenwer king maar ten dele. Wel zien wij, tot ons genoegen, dat op verschillende niet onbelangrijke punten Progressief Soest en wij onze stem op gelijke wijze en in dezelfde richting uit brengen. Daaruit blijkt dat, met behoud van ieders zelfstan digheid, in voldoende mate politieke verwantschap aanwe zig is. Aan de andere kant betreuren wij de werkwijze die de vertegenwoordiger van Progressief Soest in een aantal geval len meende te moeten volgen. Onze indruk is dat daardoor onze samenwerking minder gemakkelijk verloopt dan naar de mening van onze fractie wel wenselijk is. Ook denk ik dat door deze wijze van opereren de invloed van Progressief Soest, in welke groepering zich een aantal zeer meelevende en initiatiefrijke burgers van deze gemeente heeft verenigd, aanzienlijk minder groot is dan waarop deze groep aanspraak kan doen gelden. Begrotingsbehandeling betekent bespreking van het gevoer de en te voeren beleid. Ook het opmaken van de balans van winst- en verliespunten. Onze weging is dat de balans niet gehéél overtuigend naar de winstkant doorslaat. In het afge lopen jaar heeft het college enkele malen een beleid gevoerd waarbij kritiek op zijn plaats was. De scholenbouw in Over- hees is een dergelijk punt. Op 31 juli jl. stelde ik daarover vragen. Die vragen werden eerst op 8 september beantwoord. Het college antwoordde dat op 30 juli 1974 de procedure voor de scholenbouw in Overhees is gestaakt. Na het op treden van het college in nieuwe samenstelling is op 28 ok tober 1974 deze zaak weer ter hand genomen. Gevolg: drie maanden vertraging, met als verder gevolg extra kosten a f. 10.000,- per maand voor het busvervoer van de leerlin gen uit Overhees naar bestaande scholen elders in de ge meente, net zolang tot de school in Overhees klaar is. De drie maanden vertraging acht ik niet wel aanvaardbaar. Het „oude" college staakte te snel zijn werk; het nieuwe begon met deze zaak te laat. Ik acht dit een minpost in het colle- gebeleid. Deze waardering geldt eveneens de gecombineerde vergade ring van de commissie openbare werken en de onderwijs commissie van half september jl. over de gunning van de

Historische kranten - Archief Eemland

Notulen Raad Soest | 1975 | | pagina 337