verbouwing van de Prins Alexanderschool. De pers heeft -
terecht mijns inziens - aandacht gegeven aan de gerechtvaar
digde verontwaardiging van raadsleden die waren opgeroe
pen om over een gunning te beslissen, terwijl het college
krachtens het door die commissies gegeven mandaat in over
eenstemming met de spelregels volkomen terecht deze ver
bouwing al had gegund. „Nutteloze" vergadering kost Soest
f. 580,-- presentiegeld, stond in de krant en dat stond er
niet ten onrechte. Het college kan en moet dit niet doen.
Niet met het oog op het geld, niet vanwege de beeldvorming
van de gemeente bij de burger en niet tegenover de raad.
Ik mag aan het vorenstaande toevoegen dat ook overigens
de commissievergaderingen alle aandacht verdienen. Voor
alle commissievergaderingen graag een agenda met bijbeho
rende stukken vooraf en slechts bij hoge uitzondering een
oproep voor vergaderingen waarvoor men pas ter plekke
het onderwerp van de beraadslaging gewaar wordt. En ook
graag een beknopte besluitenlijst na iedere commissieverga
dering.
Het college heeft de nota van aanbieding ingericht overeen
komstig ons verzoek van vorig jaar. Van de nota van aanbie
ding is, in het bijzonder voor wat het welzijns- en het finan
ciële gedeelte betreft, zeer veel werk gemaakt. Wij betuigen
onze erkentelijkheid voor deze duidelijke en overzichtelijke
aanbieding van de begroting met de daaraan ten grondslag
liggende beleidsvoornemens.
Dit jaar zijn wij begonnen met het vragenhalfuurtje. Naar
onze mening kan dit vragenhalfuurtje een verdere verleven
diging van onze vergaderingen betekenen. Ook kan aldus
wat gemakkelijker worden ingespeeld op de actualiteit.
Wij zijn er voorstander van hiermede door te gaan.
Wij vinden de dit jaar geprobeerde wijze van behandeling
van de begroting een vooruitgang. Alleen zijn wij ervan
overtuigd geraakt, dat de commissievergaderingen voortaan
in het openbaar moeten plaats vinden. Dat bij verscheidene
raadsleden misschien een wat onbevredigend gevoel is ont
staan, wijten wij voor een deel aan de te geringe voortgang
van althans sommige commissievergaderingen. En verder
ook aan de wat rommelige sfeer, ontstaan door het komen
en gaan van deelnemers aan de vergaderingen. Wij zouden
het betreuren, wanneer te snel het commissie-onderzoek
van de begroting zou worden opgeheven. Bij een goede taak
verdeling in de fracties betekent het een verlichting van ons
raadswerk, hetgeen niet onwelkom is. Maar aan voortzet
ting van het begrotingsonderzoek in commissies verbinden
wij wel de voorwaarde, dat de vergaderingen van deze com
missies openbaar zijn. Het vragenspel, voorheen in de afde
lingen en nu in de commissies, vinden wij anders een net
iets té vrijblijvende zaak.
Wij komen terug op ons voornemen heel beknopt de balans
op te maken van dit college nadat het één jaar en vier maan
den heeft gefunctioneerd. Wij gaan daarbij natuurlijk niet
voorbij aan de wisseling in samenstelling van het college. Het
tragische verscheiden van ons aller vriend De Haan ligt
daarvoor te vers in ons geheugen.
Het C.D.A. is mee gaan doen aan het college, hetgeen ons
heeft verheugd. Onze indruk is dat beide nieuwkomers in
het college zich met veel energie en geestdrift mede aan de
collegetaak zijn gaan wijden.
Wij noemden een enkel punt uit het verleden. Nu het toe
komstige beleid, zoals dat ons uit de begroting, de nota van
aanbieding en het verslag van de begrotingscommissies
voor ogen komt. Ik noem enkele punten aan weerskanten
van de schaal. Mijn fractiegenoten zullen die noodzakelijker
wijs korte opmerkingen in hun bijdragen verder uitwerken.
Wij hebben op enkele beleidsterreinen twijfel. Allereerst
het onderwijsbeleid. Het is natuurlijk juist dat, zoals het
college in zijn nota van aanbieding stelt, het onderwijsbeleid
op plaatselijk niveau in hoge mate een uitvloeisel van het
regeringsbeleid is. Maar vervolgens is er naar de mening van
onze fractie een aanzienlijk grotere marge om zelf als ge
meente onderwijsbeleid te voeren dan de mogelijkheden die
het college naar onze indruk aanwezig acht.
Wij achten een ruime onderwijstaak voor de gemeente weg
gelegd. Voor het gehele onderwijs, in zoverre het gemeen
tebestuur moet bevorderen dat alle onderwijsinstellingen
hun taak naar behoren doen. Daartoe hoort in de tegenwoor
dige tijd ook in het bijzonder het bevorderen van nieuwe sa
menwerkingsvormen in het onderwijs. Binnen die verant
woordelijkheid voor de voortgang van al het onderwijs in de
gemeente - met inachtneming uiteraard van de wettelijke
taak- en bevoegdheidsafbakening - heeft het college een
specifieke verantwoordelijkheid voor het openbaar onder
wijs. Raad en college vormen het schoolbestuur van de
openbare school. Als zodanig moeten zij de bloei van het
openbaar onderwijs bevorderen. Naar de mening van onze
fractie zou het college meer initiatieven op het onderwijs
terrein kunnen ontwikkelen. Ook zou de raad door een
jaarlijkse verslaglegging van de situatie waarin de openbare
scholen zich bevinden, beter zijn verantwoordelijkheid
van schoolbestuur van de openbare school kunnen waar
maken. Verslaglegging over aantal scholen, aantal leerlin
gen, vernieuwing van leerplannen e.d.
Op het terrein van het cultuurbeleid menen wij vooruit
gang te zien. De culturele taak van de gemeente wordt
uiterst positief benaderd. Het nemen van initiatief bij de
kunstzinnige vorming van de leerlingen op basisscholen
juichen wij toe.Toch blijven wij een beleidsplan op het cul
turele terrein van groot belang vinden. Een subsidieveror
dening moet er naar de mening van onze fractie nu wel
spoedig komen.
Onzekerheid leeft er bij ons ook over de vraag of het colle
ge met volle overtuiging en van ganser harte zal zoeken -
in het bijzonder op het terrein van de ruimtelijke ordening -
naar nieuwe methoden om de bevolking daadwerkelijk bij
de vorming van het ruimtelijke beleid te betrekken. Deze
opmerking zal ik in het vervolg van mijn bijdrage nog iets
verder toelichten.
Echter nu eerst enkele zaken die wij zeer positief waarde
ren. Daar is eerst het beleid dat erop is gericht de werkzaam
heden van onderwijs, cultuur, maatschappelijke aangelegen
heden, jeugdzaken, sport, gezondheidszorg en sociale zaken
in één gecoördineerd welzijnsverband aan te pakken. Juist
omdat na de welvaartsperiode nu het tijdstip is gekomen
om aan ons welzijn bijzondere aandacht te besteden is deze
brede en gezamenlijke aanpak een eerste vereiste.
Verder waarderen wij ook de activiteiten voor de buiten
landse werknemers. De huisvesting van deze groep blijft
bijzondere zorg geven. Het open contact dat tot stand is ge
bracht tussen de werkgroep buitenlandse werknemers en
de commissie maatschappelijk werk juichen wij toe. De in
spraakronden die in een viertal hoorzittingen met de bevol
king zullen worden georganiseerd over de nota van de
stuurgroep welzijnswerk Soest, hebben onze instemming.
Onze fractie meent dat de gemeente Soest zich niet langer
mag onttrekken aan de verplichting tot het verstrekken van
een instandhoudingssubsidie aan de Provinciale Utrechtse
Stichting voor Welzijnsbevordering. Wij zullen bij de be
handeling van hoofdstuk IX van deze begroting terzake een
uitspraak van de raad vragen.
Bij hoofdstuk II willen wij aan de raad vragen de wenselijk
heid van instelling van een commissie van advies en bijstand