zijn dat de heer De Wilde achteraf zegt, dat het goed is ge
weest wat wij met het Engpark hebben gedaan. In het kader
van de grondpolitiek zouden wij nog wel eens kunnen schrik
ken wat er uitkomt. Daarvan moeten wij ons wel bewust zijn.
De heer DE WILDE: Er is dus geen sprake van een principi
ële keuze.
Wethouder EBBERS: Bij wijze van spreken zouden wij een
en ander ook kunnen terugdraaien.
De heer DE WILDE: Wanneer de algemene dienst straks
een te grote belasting niet zou kunnen lijden
Wethouder EBBERS: Dan zou je kunnen terugdraaien.
De heer DE WILDE: Dan zou deze zaak opnieuw moeten
worden bekeken.
Wethouder EBBERS: Dan moet het grondbedrijf betalen.
Wij zullen echter wel moeten weten wat de totaliteit van
het grondbedrijf is.
De heer DE WILDE: Zeker. Ik heb gepleit voor een actue
lere opstelling met betrekking tot uitgifteprijzen.
Wethouder EBBERS: Aan dat punt ben ik nog niet toe. Dat
verhaal komt nog. Ik ben het ermede eens, dat wij wat het
grondbeleid betreft veel meer op de actualiteit moeten aan
haken. In dit kader is het van belang om te weten wat er
straks met de grond gaat gebeuren. Worden er woningen op
die grond gebouwd en wat voor soort woningen worden er
op die grond gebouwd? Bij woningwetbouw zijn wij gebon
den aan de prijzen die ons min of meer worden voorgeschre
ven. Op grond daarvan zullen wij bij het keuzepakket van
woningen wel degelijk rekening moeten houden met de vraag
hoe de verhoudingen komen te liggen. Ik meen dat wij met
betrekking tot de gang van zaken in het grondbedrijf menige
discussie zullen moeten voeren om te kunnen komen tot
een afgerond geheel. Een en ander lijkt mij niet eenvoudig.
Ik ben het helemaal met de heer Van Poppelen eens, dat het
eigen woningbezit zal moeten worden bevorderd, maar er
zullen ook altijd woningen moeten worden gebouwd in de
sociale sector. Ons is gebleken dat er nog steeds zeer veel
mensen zijn die een huurwoning willen, omdat zij de stap
naar de koopwoningen niet kunnen of durven te maken. Ik
ben ook voor een zoveel mogelijk bevorderen van het eigen
woningbezit, maar het aantal te bouwen eigen woningen
zal moeten worden bezien in de totaliteit van de woningbe
hoefte.
De heer VAN POPPELEN: Ik heb vier alternatieven genoemd
en het bevorderen van het eigen woningbezit was er één van.
Wethouder EBBERS: Maar ik meen al te hebben duidelijk
gemaakt, dat het een fabeltje is dat het niet meer nodig zou
zijn woningen te bouwen.
Mevrouw de voorzitter. Door de heer De Wilde is gevraagd
om ieder jaar een overzicht van de complexen aan de raad
voor te leggen als een soort balanssituatie van het grondbe
drijf. Ik geloof dat een dergelijk overzicht nuttig zou zijn.
Met het rapport dat wij nu in handen hebben zullen wij de
ze zaak misschien wat verder kunnen detailleren, waardoor
wij misschien kunnen komen tot een soort balans. Ik vlei
mij niet met de hoop dat in dat rapport alle gegevens kun
nen worden gevonden die de heer De Wilde wenst, maar ik
vlei mij wel met de hoop dat dit rapport veel inzicht zal ge
ven in de stand van zaken, zodat wij ons daarna kunnen be
raden over een verdere uitwerking.
De heer De Wilde heeft zich afgevraagd of de belastingen
niet wat verder kunnen worden opgevoerd met het oog op
het kweken van een zekere reserve. Ik zou mij kunnen voor
stellen dat de raad die gedachte wenst te onderschrijven en
dan zijn wij er echt niet tegen om dat te doen. Ik heb mij
echter al afgevraagd of het wel verantwoord is om dat op
dit moment te doen, terwijl wij nog niet weten wat de con
sequenties zijn. Ik vind het een beetje vervelend om mensen
nu te laten betalen voor iets dat wij nog niet weten.
De heer DE WILDE: Een raadhuis en een zwembad komen
er toch sowieso? Een zwembad zou selfsupporting kunnen
zijn.
Wethouder EBBERS: Met betrekking tot dat raadhuis koes
teren wij nog een zeker optimisme.
De heer DE WILDE: Of het nu morgen is of overmorgen,
dat raadhuis komt er.
Wethouder EBBERS: Ik zou mij kunnen voorstellen dat de
raad zich ervoor uitspreekt om de personele belasting met
een extra bedrag te verhogen, zodat er een bedrag kan wor
den gereserveerd voor een grote kapitaaluitgave. Het is mo
gelijk dat de raad zich daarover uitspreekt bij de behande
ling van de dekkingsmiddelen.
De heer DE WILDE: Zolang het raadhuis nog niet wordt ge
bouwd gaat het om een financieringsbijdrage. De kapitaal-
lasten die zullen ontstaan, heeft men op die wijze reeds bin
nen de begroting gereserveerd.
Wethouder EBBERS: U ziet het als een soort huurgewen-
ningsbijdrage.
De heer DE WILDE: Zeker; ik vrees dat wij ons anders rijk
rekenen.
Wethouder EBBERS: Dat ben ik met u eens. Wij hebben
ons echter beperkt tot de dingen die wij nu als erg noodza
kelijk zagen. Op zich zelfheeft het college niet zoveel be
zwaar tegen reserveren voor de toekomst, maar een derge
lijk voorstel zal van de raad moeten uitgaan.
De vragen van de heer Van Poppelen met betrekking tot
de centrale antenne-inrichting wil ik beantwoorden bij de
behandeling van de begroting van het gasbedrijf, want het
gaat om sterk gerichte vragen. Met de door de heer Van
Poppelen naar voren gebrachte principes ben ik het eigenlijk
wel eens. Ook het college staat een optimale keuzemogelijk
heid voor, evenals een juiste afweging van toekomstige mo
gelijkheden, een zo groot mogelijke vrijheid van keuze (ook
ten aanzien van buitenlandse zenders), een goede informa
tie en een objectieve en deskundige keuze uit de leveran
ciers. Al die punten worden door het college onderschreven.
De heer VAN POPPELEN: Ik heb er geen bezwaar tegen
om een uitvoerige discussie te doen plaats vinden bij de be
handeling van de begroting van het gasbedrijf.
Wethouder EBBERS: Dan kunt u nog op dit punt terugko
men.
Mevrouw de voorzitter. De heer Visser sprak op een gege
ven ogenblik over een reserve van f. 24 miljoen. Dat bedrag
blijkt uit de totale staat die hij heeft gezien, maar een groot
deel van die reserves heeft een aangegeven bestemming. Dat
betekent dat wij niet zo maar aan die reserves kunnen ko
men. Het meeste kunnen wij doen met de reserves voor de
stadsuitleg, de saldireserve en de algemene reserve. Met de
andere reserves kunnen wij niets doen, althans niet voor de
plannen die de heer Visser misschien zou hebben.
Ik meen dat het in het verleden gevoerde beleid niet onjuist
is geweest. Wij gingen toen uit van een veel groter inwoner
aantal en in dat kader moest een actieve grondpolitiek wor
den gevoerd. Inmiddels zijn wij tot een andere conclusie ge
komen. In januari a.s. zal een veel duidelijker beeld van de
totale situatie kunnen worden gegeven.
De kwestie van het onderhoud van de wegen zal bij de be
handeling van de betrokken bedrijfsbegroting aan de orde
kunnen komen. Ik meen dat het voor dit doel geraamde be
drag wel te verklaren is.