dat dat centrum moet opschuiven naar het station, naar de
Dalweg, naar de Beukenlaan of weet ik waar naar toe (niet
op de Eng). Dan is er wel een heel nieuw bestemmingsplan
nodig. Ik heb het gevoel dat de raad daarover een beetje ge
makkelijk denkt, want dat betekent opstellen, overleg, ex
ploitatie-opzet en dus twee jaar. Wij moeten elkaar niets
wijs maken en wij moeten ook de burgers van Soest niets
wijs maken Wij hebben twee jaar nodig voor het maken
van een nieuw bestemmingsplan. Pas dan kan het worden
vastgesteld en dan gaat het naar gedeputeerde staten. Vervol
gens krijgen wij het hele verhaal van de artikel 19-procedu-
re. De raad moet daarover niet te licht denken. Ik word,
wanneer ik hoor spreken over heel vlug een gemeentehuis
en heel vlug een politiebureau, een beetje huiverig, want wij
hebben geen enkel bestemmingsplan waarin die gebouwen
passen, tenzij de raad zegt Klein Engendaal (dat plan was
ook klaar voor ter inzagelegging), want daarin zit een stukje
bijzondere bebouwing, maar dat lijkt mij ook niet zo'n juis
te procedure. Voor het in elkaar schuiven van Klein Engen
daal en Zuidereng is ook een heel nieuw bestemmingsplan
nodig. De raad dient te bedenken dat het, wanneer hij zegt
dat „daar" iets kan gebeuren, nog niet zo is dat de volgende
dag op die plaats een politiebureau, een raadhuis of een
zwembad kan worden neergezet.
De heer DE WILDE: Ik denk, wanneer ik spreek over vrij
vlug, altijd in jaren. Ik kan uw betoog heel goed volgen,
maar ik meen dat u de mogelijkheid dat Zuidereng in on
gewijzigde vorm voortgang kan vinden, zwaar overschat. De
toekomst zal het leren. Ik denk dat er geen verschil is tussen
een heel nieuw bestemmingsplan en een wijziging van het
bestemmingsplan Zuidereng dat, gezien het tumult dat is
ontstaan, aan de orde zal moeten komen.
De heer VISSER: Daarbij komt dat u, mevrouw de voorzit
ter, tussen de regels door de raad in de schoenen schuift dat
het allemaal zolang moet gaan duren, maar u hebt vijftien
jaar - achter gesloten deuren - de tijd gehad om hierover na
te denken.
De VOORZITTER: Vijftien jaar lijkt mij lang. Ik wil niet de
brief van 22 augustus jl. van het college aan de raad voorle
zen, maar in die brief wordt duidelijk de historie van het
bestemmingsplan Zuidereng geschilderd. Ik verwijt de raad
niets meer, maar de raadsleden moeten goed begrijpen dat
dit college, een vorig college en een voor-vorig college heb
ben doorgewerkt op bestemmingsplannen die in 1970 door
de voor-vorige raad zijn aangenomen. Er zijn ook toen infor
matie-avonden geweest. De heer Visser moet het college
niets in de schoenen schuiven. Als wij over verantwoordelijk
heid praten voor iets dat verkeerd is gedaan, kunnen wij
rustig stellen, dat wij met ons allen iets verkeerd hebben ge
daan. Het college - en de voorzitter van dit college die toe
vallig de ruimtelijke ordening in haar portefeuille heeft -
zegt openlijk dat het de inspraak heeft onderschat (inspraak
is ook iets datje leren moet), maar wij hebben voortgebor
duurd op iets wat jaren geleden door de raad van de gemeen
te Soest als geweldig is ervaren. Daarmede hebben wij ook
onze Soester ondernemers en middenstanders zoet gehou
den. Dat durf ik rustig te zeggen.
Er zijn een paar dingen die geweldig knellen
De heer DE WILDE: Ik schuif het college en de raad niets
in de schoenen. Ik meen alleen te moeten opmerken, dat het
college de problemen van ongewijzigde vaststelling van het
plan Zuidereng zwaar onderschat.
De heer VAN POPPELEN: Wij zijn zeer benieuwd naar de
antwoorden van het college op alle aan de orde gestelde pro
blemen. Ik vraag mij dan ook af of het niet beter is om nu
niet te gaan discussiëren. Mijns inziens dienen wij ons te
beperken tot de zaken die aan de orde zijn gesteld; woens
dagavond kunnen wij op andere zaken ingaan. Anders blij
ven wij nu aan de gang.
De VOORZITTER: Goed, dan gaan wij gewoon verder.
Dames en heren. Er zijn opmerkingen gemaakt over het
functioneren van de Wijkraad Soesterberg. Ik meen dat het
college en ook de wijkraad wel eens de indruk hebben ge
kregen, dat het gemeentebestuur en de wijkraad zich wat
formeel tegenover elkaar hebben opgesteld. Onlangs hebben
wij eerlijk tegen elkaar gezegd, dat wij moeten proberen el
kaar niet zoveel brieven te schrijven; het is een nuttige zaak,
wanneer de wijkraad ondershands met het college (of een
lid van het college) praat. Dat hebben wij afgesproken. Ik
geloof dat dat beter werkt dan een zo erg formele werkwij
ze.
De wijkraad bekijkt op het ogenblik op welke wijze hij zijn
werkwijze kan verbeteren. Daarmede is men nog slechts in
het denkstadium. Gebleken is dat er nogal wat moeilijkhe
den worden ondervonden bij de opvolging van wijkraadsle
den. Het is gebeurd dat vacatures heel lang onbezet bleven,
omdat in een bepaalde politieke groepering geen opvolger
was te vinden. De wijkraad wil ook bekijken hoe dat op een
bepaalde manier kan worden geregeld, opdat vacatures snel
ler worden vervuld. Dat punt heeft te maken met de verkie
zing van wijkraadsleden.
Het college is altijd bereid om met iedereen te praten over
bepaalde plannen.
Wat Ons Belang betreft kan worden medegedeeld, dat er
heel binnenkort een gesprek zal zijn tussen de bewoners
commissie van Ons Belang, het bestuur van Ons Belang en
enkele vertegenwoordigers van het college. De bewoners
commissie heeft zich van deskundige begeleiding voorzien
van het landelijk ombudsteam. Er is een enquete (opgesteld
door deskundigen van het landelijk ombudsteam) gehouden
onder de bewoners. De bewonerscommissie wil de resulta
ten van die enquete graag bespreken met het college. Wij
menen dat het alleen maar zin heeft in een driehoeksverhou
ding te praten, hetgeen betekent dat wij menen, dat ook
het bestuur van de stichting Ons Belang (eigenaresse van de
woningen) bij het bespreken moet worden betrokken. Dat
gesprek zal heel binnenkort plaats vinden. Het college is
bereid om vervangende grond ter beschikking te stellen,
want daarvoor is een mogelijkheid in Soesterberg. Het colle
ge hoopt dat nieuwbouw zal tot stand komen, ik heb nl.
het gevoel dat de woningen, wanneer zij zijn opgeknapt,
nooit zullen kunnen wedijveren met de woningen in een
nieuw complex. Het lijkt mij juist een fijne zaak om een
nieuw complex te bouwen waarvan de bewoners werkelijk
van tevoren bekend zijn, zodat dat complex met goede in
spraak van de bewoners zelf helemaal kan tot stand komen.
De situatie met betrekking tot de Molenstraat is wat vager.
Er zal niet worden gerenoveerd, omdat er geen gelden be
schikbaar komen. Wij hebben het bestuur van St. Joseph
een keer geschreven dat wij bereid zijn om mee te denken
over vervangende nieuwbouw. Daarover hebben wij reeds
gesproken in de commissie ruimtelijke ordening. Mij is toen
gebleken dat leden van deze commissie wat verder in de om
trek willen kijken naar een plaats, wanneer er over vervan
gende nieuwbouw voor de Molenstraat wordt gesproken.
Die gedachte is nog niet erg van de grond gekomen, onder
meer omdat de ideeën van de verschillende belanghebben
den (de woningbouwvereniging, de bewonerscommissie
etc.) niet altijd op één lijn liggen.
Het is de bedoeling dat in 1977 met de tweede fase Over-
hees wordt begonnen. Dat zal niet voor de gehele tweede
fase gelden. In een stuk van de tweede fase kunnen wij zo
terecht, maar in een ander stuk zullen misschien nog ontei
geningen moeten worden gevoerd. Dat kan pas, wanneer
het plan onherroepelijk is.