Nr. 2 Soest, 6 februari 1975 NOTULEN van het verhandelde in de openbare vergadering van de raad der gemeente Soest op donderdag 6 februari 1975 te 21.30 uur. VOORZITTER de burgemeester, mevrouw mr. J.M. Corvcr-van Haaften. SECRETARIS de heer H. Borreman. Tegenwoordig de leden: G.J.M. van Aalst, mevrouw G.G.A. Alting-Ambrosius, W.A. Blaauw, J.J. van den Brakel, J.J. Ebbers, M.A. van Ee, mevrouw J.W.D.P. van Gelder-Corne- lissen, mevrouw J. Greefhorst-Van Overdam, K. de Haan, J.W. Hilhorst, D. Hoekstra, mevrouw E. Korthuis-Elion, P.C. Lange, R.A. van Logtenstein, G.H. Oldenboom, me vrouw P.J. Oranje-Entink, G.A.W.G.A. Plomp, J.R. van Poppelen, A.H.F. Smit, G. Stam, mevrouw M.F. van Stip- hout-Croonenberg, P.L.J.M. Storimans, C. Verheus, J. Vis ser en K. de Wilde. De VOORZITTER opent de vergadering en stelt voor met gebed te beginnen. Hierna vindt voorlezing van het gebed door de voorzitter plaats. De VOORZITTER: Dames en heren! Ik doe u mededeling van de volgende ingekomen brief van de heer Van der Pol, die wij in een vorige raadsvergadering bloemen hebben doen toekomen in verband met zijn verblijf in het zieken huis: „Weledelgestrenge Vrouwe. Hiermede verzoek ik U mijn dank te willen overbrengen aan de leden van de gemeenteraad voor de blijken van belang stelling en de bloemen die ik tijdens mijn verblijf in het ziekenhuis mocht ontvangen. Een en ander heb ik bijzon der gewaardeerd. Met vriendelijke groeten, hoogachtend" w.g. Van der Pol. De brief wordt op voorstel van de voorzitter voor kennisge ving aangenomen. 17 Voorstel tot verkoop van grond, gelegen op de hoek van de Zoom en de Wieksloterweg O.Z. aan de P.U.E.M. voor de bouw van een 50/10 Kv-station. De heer VAN POPPELEN: Mevrouw de voorzitter! Uit de uitleg die de heer Van Koppenhagen in de vanavond gehouden informele openbare bijeenkomst van de ge meenteraad heeft gegeven, heb ik duidelijk begrepen dat de op een tekening met een rode stip aangegeven plek bij de Zoom technisch-economisch gezien een van de beste plaatsen is waarop het onderhavige 50/10 Kv-station kan worden gebouwd. Maar deze plek is voor de C.D.A.-frac- tie onaanvaardbaar. Wij stellen het college voor om ten noorden van het bewuste terrein naar een alternatief te zoeken en daarover te overleggen met de commissie ruimtelijke ordening. De heer VAN EE: Mevrouw de voorzitter! Mij is van avond uitgelegd waarom het huisje in kwestie niet kan worden gebouwd op het terrein van het waterleidingbe drijf. Als dat inderdaad in de wet staat en de desbetref fende regeling niet snel is om te buigen, vind ik het een stomme wet en dan wil ik dat u mij deze regeling laat zien. Als het onderhavige station wel op dat reeds voor ande re doeleinden gebruikte waterleidingterrein zou worden gebouwd, zou daar een net gebouwtje worden geplaatst zonder dat het de gemeenschap grond kost; het zou dan komen te staan op een beschermd stukje grond waar toezicht op is. De door de heer Van Koppenhagen gegeven uitleg wijst er duidelijk op, dat uit financieel oogpunt bekeken de op een tekening met rood aangegeven plek in de buurt van de Zoom optimaal is. Met mijn beperkte kennis van elektriciteit kan ik voelen dat dat inderdaad het geval is. Maar ik ben niet zo ver, dat ik zeg dat de in het voorstel van het college genoemde plek de beste is. Het bestaande sportterrein zal worden uitgebreid met een atletiekbaan; er zal dus een nieuw ontwerp voor de lay-out van het sportterrein moeten komen. Ik zou eigenlijk willen voorstellen, dat het college met de com missie ruimtelijke ordening nog eens gaat bekijken of er binnen dat complex of misschien zelfs net daarbuiten een beter plekje is te vinden dan nu door het college als moet wordt aangewezen. De heer DE WILDE: Mevrouw de voorzitter! ik er niet helemaal aan ontkomen het beleid van burgemeester en wethouders in de onderhavige zaak van een paar aante keningen te voorzien. Nu wij zo ver zijn, dat de raad is geconfronteerd met de enorme technische kanten die aan de zaak vastzitten en die het niet gemakkelijk maken, heb ik een beetje het ge voel dat ons beleid misschien toch wel wat rechtlijniger had gekund. Ik vond het voorheen al en vind het nu zeker erg jammer, dat toen de P.U.E.M. het oog liet val len op de plek aan de Zoom, het college niet terstond neen 'heeft gezegd. Ik vind dat het college dat had moeten doen, omdat bouwen in bosgebied op die plek in strijd is met het ruimtelijke beleid. Als het college dat had gedaan, hadden wij niet de wat moeilijke situatie ge kregen waarin wij nu verkeren, dan was de werkwijze effi ciënter geweest en had de P.U.E.M. zich onmiddellijk ge realiseerd, dat ze naar een andere plek moest zoeken, terwijl wij nu van juni 1974 af over de kwestie aan het praten zijn. Ik zeg dit ook, omdat de werkverhouding tussen de raad en het college zo is, dat de raad in de vorm van bestem mingsplannen planologische voorschriften geeft die bur gemeester en wethouders bij hun beleid moeten hante ren. Op grond van de planologische spelregels moet naar mijn mening de raad nu neen zeggen tegen de door het college voorgestelde plaats aan de Zoom. Dit bete kent dat de raad nu voor de opgave staat om te zeggen hoe het wel moet. Ik vind dit eigenlijk niet de taak van de raad. Ik vind dat de taak van de raad is het aangeven van de hoofdlijnen van het beleid en het vaststellen van bestemmingsplannen. Het college voert het beleid bin nen die spelregels. Wij moeten als het even kan voorko men, dat het college een voorstel tot verkoop van grond doet waarvan de raad op grond van de planologische voorschriften moet zeggen, dat het eigenlijk niet kan (in casu: dat hij eigenlijk niet wil dat artikel 19 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening wordt toegepast). Wij verkeren nu in de toestand dat de raad op grond van de voorlichting die hij heeft gekregen, een stand- 33

Historische kranten - Archief Eemland

Notulen Raad Soest | 1975 | | pagina 34