ten en wij zijn het ook niet eens met de stelling, dat door aanneming van het plan Zuidereng tenminste een belangrijk stuk ontwikkeling zou hebben vastgestaan. Dat is nu juist ons grote bezwaar. Mijn fractie heeft bij vele gelegenheden in het verleden uitdrukkelijk op bespoediging van het ontwikkelingsplan aangedrongen, omdat zij stukwerk afkeurde. De spoedige totstandko ming van het ontwikkelingsplan werd ons steeds toege zegd, maar liet toch door allerlei omstandigheden op zich wachten. Wel ben ik met het college van oordeel, dat de gehele raad voor de gang van zaken ten aanzien van het plan Zuidereng de volle verantwoordelijkheid draagt; die verantwoordelijkheid berust niet alleen bij het college. Volgens de heer De Wilde zou uit persberichten zijn gebleken, dat de V.V.D. haar steun aan de „augustus- motie" betreurt. Wij betreuren twee dingen: 1. dat de heer De Wilde zijn kostbare tijd verdoet met een in een verkeerd daglicht stellen van andere partijen in plaats van zich te beperken tot hetgeen zijn taak was, nl. de financiële inzichten van de P. v.d. A. uit een te zetten; 2. dat het geachte raadslid de heer De Wilde duidelijk afgaat op indrukken, verkregen uit krantekoppen. In de persverslagen van ons open huis van november (toen kwam de betrokken materie ter sprake) stond letterlijk wat namens de V.V.D.-fractie is gezegd: „dat de raad in haar geheel niet gelukkig was met de presentatie en daarom eerst het ontwikkelingsplan wilde afwachten. Waren wij met het centrumplan ak koord gegaan, dan was dat een té dominerend geheel daarin geweest en het ontwikkelingsplan te sterk be ïnvloed." (De heer Van den Brakel komt, te 19.13 uur, ter ver gadering). Het vorenstaande stond in de krant en dat is precies onze mening. Dat is een heel andere mening dan de heer De Wilde suggereerde. Overigens wijs ik de sug gestie van de heer De Wilde - die suggestie kwam er zo ongeveer op neer dat wij ook nog correspondent van de plaatselijke pers zouden moeten worden - af. Naast de al maximale belasting van de raadsleden is dat alleen al fysiek een onhaalbare kaart. Wij vragen ons bovendien af of een dergelijke correspondentie ook wel wenselijk zou zijn. Onze voorkeur gaat duidelijk uit naar een directe communicatielijn. Ieder van ons is te allen tijde bereid tot persoonlijke toelichting en ge sprek. Men mag toch zeker van collega-raadsleden verwachten, dat zij - wanneer zij iets niet begrijpen - de telefoon ter hand nemen? Wij hebben in eerste instantie gevraagd om een ver antwoord personeelsbeleid. Zo op het eerste gezicht voelen wij wel voor de maandag jl. gesuggereerde in stelling van een personeelscommissie. Ik ben alleen een beetje bang voor de enorme verzwaring van de taak van de raadsleden; in vergelijking met andere ge meenten hebben wij immers reeds een onnoemelijk aantal commissies. (Soest heeft zeker tweemaal zo veel commissies als Baarn). Zonder nu tot een uitspraak te komen, zouden wij met het college willen praten over de wijze waarop wij wat meer inzicht kunnen krij gen in het personeelsbeleid. Ik wil de vraag of er een commissie moet worden ingesteld, nog openlaten, maar de mogelijkheid lijkt aanwezig. Wij voelen niet voor de aanstelling van een speciale ambtenaar (be drijfsmaatschappelijk werker) ter begeleiding van het ongeveer 400 man sterke personeel. Ik meen dat ons gemeentelijk apparaat daarvoor te klein is. Wellicht kan een bedrijfsmaatschappelijk werker te zamen met Baarn worden aangetrokken. De heer Van Poppelen heeft onder meer gesproken over een communicatiedeskundige. Wij zouden echter eerst de inspraaknota van het college willen afwach ten; die nota is, zoals werd medegedeeld, spoedig te verwachten. Pas na bestudering van die nota willen wij op dit onderwerp uitvoeriger ingaan. Wij verzoeken het college dan ook tijdens deze begrotingsbehandeling geen verdere discussie over dit punt te voeren. Die dis cussie zou immers later weer moeten worden herhaald, terwijl het mogelijk lijkt dat bepaalde stellingen reeds zijn achterhaald door de inhoud van de nota. Een beslissing over het vragenhalfuurtje zal pas in ja nuari 1976 kunnen worden genomen, omdat dan de proefperiode is afgelopen. Tot nu toe hebben wij wei nig positiefs in het vragenhalfuurtje kunnen ontdek ken. Er is gepleit voor openbaarmaking van de begrotings commissievergadering. Daarvoor is wel iets te zeggen, maar wij zouden het beslist betreuren, wanneer door de openbaarmaking van die vergaderingen een groot stuk informatie verloren gaat. Die informatie heb ben wij juist nodig voor een goede beoordeling van de begroting. De gevolgde procedure was voor lang niet iedereen bevredigend. De procedure dient dan ook nog eens goed te worden besproken in de fracties en in het seniorenconvent. Er moeten geen overhaaste beslissingen worden genomen. De openbaarmaking van de commissie ruimtelijke or dening en de boscommissie is reeds eerder aan de orde geweest. Dit punt is toen verwezen naar de desbetref fende commissies zelf; zij zouden advies uitbrengen. Ik wil die adviezen rustig afwachten. Wij stemmen in met de opmerkingen van de heer Van Poppelen over de centrale antenne-inrichting. Mijn fractie heeft terzake reeds een aanzienlijke bijdrage geleverd in de gascommissie. Wij blijven ons voor de ze zaak ten volle inzetten. Tijdens zijn algemene beschouwing heeft de heer Van Poppelen ook gezegd zich tot de financiële punten te willen beperken, maar vervolgens ging hij helaas in op allerlei andere onderwerpen. Graag willen wij die an dere zaken (waaronder politie, sociale zaken etc.), bij de hoofdstuksgewijze behandeling aan de orde stel len, omdat ook andere leden van de fractie wat over die andere onderwerpen willen zeggen. De heer VAN POPPELEN: Mevrouw de voorzitter! Hetgeen u over de politieke sozen hebt gezegd, was natuurlijk vrijblijvend, maar wij vinden die politieke sozen een zeer goede zaak, want op deze manier vindt er een goede samenspraak met de burgerij plaats. Wij betreuren ten zeerste hetgeen naar aanleiding van onze opmerkingen is gezegd over de gang van zaken binnen het Samenwerkingsorgaan Eemland. Wij had den verwacht dat het iets beter zou gaan, maar ik ge loof nu dat wij weer verder zijn achteropgekomen. Wij vragen ons af wat het nog verder voor zin heeft op deze wijze te werken. Ik wil thans niet ingaan op het feit dat het college - en in het bijzonder u, mevrouw de voorzitter - zich ver drietig heeft getoond over de gang van zaken met be trekking tot het plan Zuidereng. De verschillende par tijen hebben hun mening reeds tijdens diverse verga deringen naar voren gebracht. Ik geloof dat wij nu een 354

Historische kranten - Archief Eemland

Notulen Raad Soest | 1975 | | pagina 355